Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-12-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:246

Zaaknummer

22-845/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  5 december 2022 in de zaak 22-845/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

  klager

over:   verweerder gemachtigde: mr. P.H. Kramer advocaat te Amsterdam

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 oktober 2022 met kenmerk 1891474/JS/RAB/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager aan de raad van 16 november 2022.

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager heeft voor een uitvinding een octrooi aangevraagd. Hij is van mening dat het octrooibureau een fout heeft gemaakt bij het indienen van de octrooiaanvraag en heeft het octrooibureau aangesproken om een schadevergoeding te verkrijgen. Klager heeft het octrooibureau in juli 2016 ter verantwoording geroepen bij de Raad van Toezicht van de Orde van Octrooigemachtigden. Verweerder staat het octrooibureau sinds medio 2016 bij. 1.2    Bij brief van 3 juni 2016 heeft verweerder klager onder meer geschreven: “U stelt dat [het octrooibureau] wanprestatie heeft gepleegd, dan wel een onrechtmatige daad, door de aanvraag voor octrooi (…) niet te richten op de vervormbare deur, eventueel ook te gebruiken zonder bruisinstallatie, maar (in plaats daarvan) op de bruisinstallatie, met als uitvoeringsvariant het gebruik van een vervormbare deur. Naar uw mening was en is de vervormbare deur de essentie van uw uitvinding en heeft u dit bij de bespreking ter voorbereiding van de aanvrage ook duidelijk gemaakt.  Mijn cliënte herkent dit beeld niet. Vanaf het eerste contact heeft u de uitvinding gepresenteerd als een ‘bruissluis’, waarbij de nadruk lag op het bruiseffect. (…) Verschuiving van focus; voorstel tot amendement Uit het dossier blijkt veeleer dat in de loop van de tijd, kennelijk als gevolg van contacten met belangstellende partijen, de focus is verschoven van het bruiseffect naar de vervormbare deur. Toen de aandacht eenmaal bij de vervormbare deur was komen te liggen heeft [de heer F] u in een bespreking (…) uitgelegd dat het inmiddels verleende octrooi (…) geen bescherming verleende voor de vervormbare deur an sich omdat deze niet geclaimd werd.” 1.3    Bij e-mail van 11 juli 2016 heeft klager verweerder onder meer geschreven: “Voor de goede orde: ik ben uitsluitend aan het werk om u te laten zien wat de feiten zijn, terwijl u mij keihard heeft beschuldigd en dát zonder enige basis daarvoor van feiten, van verdraaiingen, leugens, ondeskundigheden etc. IK VIND DAT NOGAL EEN AANTIJGING!”  1.4    Bij e-mail van 15 juli 2016 heeft klager verweerder onder meer geschreven: “Wanneer u zich geen rekenschap wenst te geven van de recente ontwikkelingen in de waarheidsvinding via de vier audio opnamen en hun tekst notities, zie ik mij genoodzaakt hiervan melding te maken bij de Deken van de Orde van Advocaten, en een onderhoud met de Deken te vragen. Ik accepteer geen advocaat tegenover mij die – wetende dat zijn cliënt onwaarheid sprak – en dat hij, de advocaat, die deze onwaarheid nu kan doorprikken met waarheid, dat zo’n advocaat mij blijft lastigvallen met loze leugens.”  1.5    Bij brief van 20 juli 2016 heeft verweerder klager onder meer meegedeeld dat de audio-opnamen waar klager in zijn e-mail van 15 juli 2016 naar verwijst juist steun bieden aan het standpunt van de cliënte van verweerder dat de kern van de uitvinding zoals door klager gepresenteerd was gelegen in het bruis-systeem. Bij e-mail van 26 juli 2016 heeft klager verweerder gesommeerd deze stellingname te rectificeren en betoogd dat verweerder in overtreding zou zijn van door de Orde van Advocaten aan hem uitgelegde regels. 1.6    Bij brief van 19 april 2017 heeft klager verweerder dringend verzocht en voor zo nodig gesommeerd om de door hem genoemde ‘verschuiving van focus’ geheel uit het dossier en de zaak te verwijderen omdat er geen enkele basis is voor een dergelijke beschuldiging.  1.7    In januari 2020 heeft klager formele klachten ingediend bij de Raad van Toezicht van de Orde voor Octrooigemachtigden. Op 28 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden bij de Raad van Toezicht van de Orde voor Octrooigemachtigden. Klager en verweerder waren bij die zitting aanwezig. 1.8    Op 17 april 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door tijdens de zitting bij de Raad van Toezicht van de Orde van Octrooigemachtigden op 28 maart 2022 zijn cliënte te verdedigen met een verzinsel waarover klager verweerder reeds op 19 april 2017 heeft aangeschreven.

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.  4.2    Klager verwijt verweerder dat hij op de zitting van 28 maart 2022 een verzonnen voorval heeft gebruikt dat hij ‘verschuiving van focus’ heeft genoemd. Volgens de cliënte van verweerder heeft klager na het indienen van de octrooiaanvraag zijn focus gewijzigd naar enkel een vervormbare deur zonder het bruiseffect, terwijl dat volgens klager niet zo is. Klager heeft verweerder vanaf 2017 meermaals gevraagd dit verzinsel uit het dossier te verwijderen omdat dit het geschil vertroebelt, maar verweerder weigert dit, aldus klager.  4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Niet is in geschil dat verweerder het door klager gewraakte standpunt van zijn cliënte al in zijn brief aan klager van 3 juni 2016 heeft weergegeven en klager daarop op 11, 15 en 26 juli 2016 en 19 april 2017 heeft gereageerd. Klager was aldus reeds in 2016 bekend met het handelen van verweerder. Door hierover pas op 17 april 2022 een klacht in te dienen, heeft klager de termijn van artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet overschreden. Dat deze termijn alleen geldt voor een handelen en niet voor een nalaten, zoals klager betoogt, is niet juist. In artikel 46g lid 1 Advocatenwet wordt nalaten expliciet genoemd. Het enkele feit dat klager in zijn klacht verwijst naar het handelen van verweerder tijdens de zitting van 28 maart 2022 betekent voorts niet dat de termijn van artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet pas op die datum is gaan lopen. Verweerder heeft tijdens die zitting niet anders gedaan dan het standpunt van zijn cliënte verwoorden, zoals hij dat al sinds 2016 doet. Het handelen van verweerder tijdens de zitting van 28 maart 2022 is dan ook geen nieuwe gedraging, maar enkel een voortzetting van het handelen waarmee klager reeds in 2016 bekend was. 4.4    De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht niet-ontvankelijk is.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2022.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 5 december 2022