Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-11-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:223

Zaaknummer

22-774/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; De gedragingen die klager verweerster verwijt, en die bovendien door verweerster worden betwist dan wel in een ander licht worden geplaatst, hebben zich volledig voltrokken in de privésfeer van verweerster en houden geen verband met verweersters praktijkoefening als advocaat. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 7 november 2022   in de zaak 22-774/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:        verweerster gemachtigde: mr. B. Martens 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 28 september 2022 met kenmerk 1964693/JS/KV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. De voorzitter heeft tevens kennisgenomen van de e-mail van klager van 21 oktober 2022 met bijlage. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is afkomstig uit India en woont en werkt sinds zijn huwelijk met verweerster in 2019 in Nederland. Klager en verweerster zijn uit elkaar gegaan en klager heeft de gezamenlijke woning verlaten.  1.2    Op 4 november 2020 heeft verweerster tegen klager aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd in de woning op 31 oktober 2020.   1.3    Eveneens op 4 november 2020 heeft verweerster meerdere medewerkers van het bedrijf waar klager werkzaam is een e-mailbericht over klager gestuurd.  1.4    Op 13 november 2020 heeft klager hierop aangifte tegen klaagster gedaan van smaad en laster.   1.5    De politie heeft klager bij brief van 10 december 2020 uitgenodigd voor een verhoor op 22 december 2020 over verweersters aangifte tegen klager van mishandeling.    1.6    Op 4 februari 2021 heeft verweerster in India aangifte tegen klager gedaan.  1.7    Verweerster heeft op 22 maart 2022 bij de rechtbank een echtscheidingsverzoek ingediend. In deze procedure was op 8 november 2022 een mondelinge behandeling gepland.  1.8    Op 7 juni 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.  a)    Verweerster heeft het paspoort en andere belangrijke documenten van klager afgepakt en geweigerd deze terug te geven; b)    Verweerster heeft vele malen gedreigd klager naar India terug te sturen; c)    Verweerster heeft de politie gebeld en gezegd dat klager hun gezamenlijk woning moest verlaten; d)    Verweerster heeft de politie gebeld en gezegd dat klager haar aanrandde, terwijl dat niet zo was;  e)    Verweerster heeft collega’s/de werkgever en/of een potentieel toekomstige werkgever van klager een e-mailbericht en/of LinkedIn-bericht gestuurd over klager met daarin allerlei valse beschuldigingen en leugens; f)    Verweerster heeft een valse aangifte tegen klager gedaan in India waarin zij beweert dat klager en zijn familie verweerster hebben aangevallen tijdens haar verblijf in het huis van klagers ouders in India; g)    Verweerster heeft haar positie als advocaat misbruikt door een echtscheiding aan te vragen. 

3    VERWEER 3.1    Verweerster voert primair aan dat de klacht niet-ontvankelijk is nu het gaat om een zuivere privékwestie. De gedragingen die klager verweerster verwijt, hebben zich volledig voltrokken in de privésfeer en houden geen verband met haar praktijkuitoefening als advocaat. Subsidiair voert verweerster aan dat de klachten ongegrond zijn. Klager heeft zijn stellingen niet met bewijsstukken onderbouwd. In de bijgevoegde aangifte van 13 november 2020 valt enkel te lezen dat klager opmerkt dat hij zijn paspoort nog niet heeft ontvangen. Verweerster betwist dat zij het paspoort van klager heeft afgepakt. Hun paspoorten waren in bewaring bij verweersters moeder. Verweerster heeft op 4 november 2020 aangifte gedaan van mishandeling tijdens het huwelijk. De officier van justitie neemt deze aangifte serieus en er zal een strafzaak volgen. Verweerster beaamt dat zij klagers werkgever een bericht heeft gestuurd om de onjuiste voorstelling van zaken die klager van zaken had gegeven recht te zetten. Dit bericht heeft zij echter als echtgenote van klager vanuit haar privé e-mailadres verstuurd. Verder heeft verweerster op advies van de Nederlandse politie aangifte tegen klager gedaan naar aanleiding van een voorval in India. Tot slot betreft haar echtscheidingsverzoek ook een privéaangelegenheid. Verweerster heeft hiervoor ook een echtscheidingsadvocaat in de arm genomen, die haar vertegenwoordigt. Geen van deze kwesties raken haar advocatenpraktijk. 

4    BEOORDELING Klachtonderdelen a tot en met g 4.1    De voorzitter neemt in overweging dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat - zoals hier: in privéhoedanigheid - blijft voor de advocaat het advocatentuchtrecht gelden. Indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan de advocaat een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Privégedragingen van een advocaat zijn alleen dan tuchtrechtelijk van belang indien er voldoende aanknopingspunten zijn c.q. verwevenheid is met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven te laten gelden, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. 4.2    De voorzitter stelt vast dat verweerster geen advocaat-cliënt-relatie met klager heeft, dan wel dat klager een wederpartij van verweerster is of is geweest. De gedragingen die klager verweerster verwijt, en die bovendien door verweerster worden betwist dan wel in een ander licht worden geplaatst, hebben zich volledig voltrokken in de privésfeer van verweerster en houden geen verband met verweersters praktijkoefening als advocaat. Van verwevenheid van de verweten gedragingen met de praktijkuitoefening van cliënte als advocaat is de voorzitter niet gebleken. Ook is geen sprake van gedragingen die in het licht van de beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht.  4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk. 

Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 november 2022. 

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op: 7 november 2022