Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-08-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:231

Zaaknummer

22-401/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing, Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Niet is gebleken dat het door verweerder bereikte onderhandelingsresultaat en het advies om het schikkingsvoorstel te accepteren ondermaats is. Ook is niet gebleken dat klaagster door verweerder onder druk is gezet om het voorstel te accepteren. Dat verweerder niet respectvol met klaagster heeft gecommuniceerd is niet komen vast te staan.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 augustus 2022 in de zaak 22-401/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klaagster oververweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) met kenmerk Z 1350932/HH/SD, door de raad ontvangen op 12 mei 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Verweerder heeft klaagster als opvolgend advocaat bijgestaan in een aansprakelijkheidskwestie tegen Achmea in verband met de gevolgen van een ongeval dat klaagster op 31 mei 2017 heeft gehad. 1.2 Op 10 juli 2019 heeft verweerder de opdracht aanvaard en bevestigd. Klaagster stond toen onder bewind. 1.3 In een gesprek op 29 augustus 2019 bij klaagster thuis heeft verweerder in aanwezigheid van de bewindvoerder zijn visie op de zaak gegeven en is een aanpak afgesproken: middels het aanvullen van medische stukken wordt gestreefd naar een schikking. 1.4 In mei 2020 heeft Achmea een eerste schikkingsvoorstel gedaan en op 5 oktober 2020 een finaal voorstel. 1.5 Bij e-mail van 6 oktober 2020 heeft verweerder klaagster en de bewindvoerder onder meer geschreven:

“5. Gelet op uw huidige situatie is Achmea thans bereid om maximaal een slotbetaling te verrichten van € 100.000,00 (…)

Mijn visie en overwegingen

6. Ik stel hierbij voorop dat ik niet beslis over deze schadevergoeding en het voorstel. Primair ligt de beslissing over uw vermogen volgens mij bij u en de bewindvoerder en uiteindelijk dient een kantonrechter toestemming te geven over de afwikkeling. Ik kan in deze brief echter wel overwegingen aangeven op grond waarvan ik meen dat het serieus valt te overwegen om in te stemmen met het voorstel van Achmea. Ik realiseer mij daarbij dat uw oorspronkelijke verwachtingen over een schadevergoeding van Achmea (…) stevig waren, maar die verwachtingen zijn niet realistisch.

(…)

8. In de brief d.d. 30 september 2020 geeft (…) Achmea (…) aan, dat indien op dit moment geen regeling wordt bereikt, expertises zullen worden opgestart. U zult uw schade dan volledig dienen te onderbouwen. (…) Primair dient er echter causaal verband te worden aangetoond tussen ongeval en uw huidige situatie. Achmea betwist immers gemotiveerd, middels advies van haar medisch adviseur, dat er verband is tussen uw huidige klachten en het ongeval (…). Dat betekent dat indien op dit moment de zaak niet wordt afgewikkeld, partijen een expertise ingaan; waarschijnlijk een psychiatrische expertise (…)

9. Ik kan als advocaat niet goed anticiperen op de uitkomst van een expertise, zeker niet op die van een psychiatrische expertise. (…)

13. Met hetgeen in het medisch dossier staat vermeld en met hetgeen u daarover heeft aangegeven tijdens onze gesprekken, verwacht ik niet dat een psychiatrische expertise positief voor u zal uitpakken. (…)

Wat te doen?

14. U en uw bewindvoerder staan voor de keuze om nu een beslissing te nemen of u dit lange traject ingaat, een psychiatrische expertise en later nog een verzekeringsgeneeskundig- en arbeidsdeskundigonderzoek, of een regeling in der minne waarbij een slotbetaling wordt verricht van € 100.000,00.

15. Er is op dit moment geen andere optie. Ik heb natuurlijk al eerder beproefd of een beter voorstel tot de mogelijkheden behoort. (…) Achmea (…) heeft duidelijk aangegeven dat zij maximaal op dit moment € 100.000,00 wil vergoeden als slotbepaling. (…)

16. Ik kan geen beslissing nemen voor u. Mocht u beslissen om de lange route in te gaan, een psychiatrische expertise, dan zal ik u natuurlijk bijstaan. (…) Het valt echter te overwegen om in te stemmen met het voorstel (…) omdat ik de risico’s van een psychiatrische expertise fors inschat. (…) Als een psychiatrisch expertiserapport nadelig uitvalt, is het huidige voorstel van Achmea (…) natuurlijk van de baan.

17. Ik merk daarbij op dat ik dit voorstel plaats in het perspectief dat toen wij aan deze zaak begonnen, Achmea op geen enkele wijze bereid was om een fatsoenlijke regeling met u te treffen. In die zin is er met de gezette stappen veel bereikt. (…) Mocht u akkoord gaan dan verzoek ik u beiden dit per mail aan te geven, zodat ik tijdig vervolgstappen zet.”

1.6 Op eveneens 6 oktober 2020 hebben zowel klaagster als de bewindvoerder verweerder per e-mail meegedeeld in te stemmen met het voorstel van Achmea van 5 oktober 2020. 1.7 Bij e-mail van 7 oktober 2020 heeft klaagster verweerder gevraagd hoe lang het duurt voordat de zaak is afgewikkeld. Op 12 oktober 2020 heeft klaagster verweerder per e-mail gevraagd of hij al een vaststellingsovereenkomst van Achmea heeft ontvangen. 1.8 Bij e-mail van 19 oktober 2020 heeft verweerder de vaststellingsovereenkomst en belastinggarantie aan klaagster en de bewindvoerder voorgelegd. De bewindvoerder heeft vervolgens de kantonrechter om toestemming gevraagd voor het aangaan van de vaststellingsovereenkomst. Die toestemming heeft de kantonrechter op 27 oktober 2020 gegeven. De bewindvoerder heeft vervolgens de vaststellingsovereenkomst getekend. 1.9 Bij e-mail van 8 januari 2021 heeft klaagster verweerder gevraagd twee andere kwesties voor haar te behandelen. Bij e-mail van 11 januari 2021 heeft verweerder klaagster meegedeeld dat zij instemming van de bewindvoerder nodig heeft om hem in te schakelen. Bij e-mail van dezelfde dag heeft de bewindvoerder meegedeeld niet in te stemmen met de inzet van een advocaat. 1.10 Op 1 maart 2021 heeft klaagster in een telefoongesprek met verweerder aangegeven niet akkoord te zijn met de regeling met Achmea. Zij heeft dat nader toegelicht in een e-mail aan verweerder en de bewindvoerder van 1 maart 2021. Bij e-mail van 2 maart 2021 heeft verweerder klaagster meegedeeld dat de zaak tegen Achmea is afgewikkeld en niet doorgezet kan worden. 1.11 Bij e-mail van 10 maart 2021 heeft klaagster verweerder en de bewindvoerder nogmaals meegedeeld dat zij het niet eens is met het feit dat en de wijze waarop de zaak tegen Achmea is afgewikkeld. 1.12 Bij e-mail van 9 april 2021 aan verweerder en de bewindvoerder heeft klaagster een klacht ingediend over verweerder. 1.13 Op 1 maart 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder heeft de belangen van klaagster onvoldoende behartigd. b) Verweerder heeft ondeskundig gehandeld. c) Verweerder heeft niet respectvol met klaagster gecommuniceerd.

3 VERWEER 3.1 Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.Klachtonderdelen a) en b) 4.2 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar belangen niet goed heeft behartigd door haar onder druk akkoord te laten gaan met een schikking in haar psychische toestand en de situatie waarin zij financieel verkeerde en aan de kant van Achmea te staan. Klaagster verwijt verweerder voorts dat hij ondeskundig heeft gehandeld door een onjuiste berekening van de slotuitkering niet opnieuw te berekenen en ondanks verzoek daartoe geen nieuw deskundigenbericht aan te vragen. 4.3 De voorzitter overweegt als volgt. In zijn e-mail van 6 oktober 2020 aan klaagster en de bewindvoerder heeft verweerder uitgebreid toegelicht waarom hij het bereikte onderhandelingsresultaat (het finale schikkingsvoorstel van Achmea) zodanig de moeite waard vond dat hij aan klaagster en de bewindvoerder adviseerde om dit voorstel te accepteren. Vervolgens hebben klaagster en de bewindvoerder ingestemd met het voorstel, waarna ook de kantonrechter toestemming heeft gegeven voor acceptatie van het voorstel. Niet is gebleken dat het onderhandelingsresultaat en het advies om het schikkingsvoorstel te accepteren ondermaats is. Ook is niet gebleken dat klaagster door verweerder onder druk is gezet om het voorstel te accepteren. Met de schikking is de zaak tegen Achmea tot een einde gekomen. Het valt verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij de slotuitkering niet opnieuw heeft berekend en/of geen nieuw deskundigenbericht heeft aangevraagd. Klachtonderdelen a) en b) zijn dan ook kennelijk ongegrond.Klachtonderdeel c) 4.4 In klachtonderdeel c) verwijt klaagster verweerder dat hij niet respectvol met klaagster heeft gecommuniceerd. Klaagster heeft dit, tegenover de betwisting ervan door verweerder, niet geconcretiseerd en/of onderbouwd zodat dit niet is komen vast te staan. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.

Griffier                                                     Voorzitter Verzonden d.d. 15 augustus 2022