Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-10-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2022:174

Zaaknummer

22-269/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft nagelaten een financiële afspraak (schriftelijk) te bevestigen, waardoor onduidelijkheid is ontstaan over de gemaakte financiële afspraken. Geen maatregel vanwege getoond inzicht en intrekking gewraakte factuur.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haagvan 17 oktober 2022 in de zaak 22-269/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 3 april 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2    Op 31 maart 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/28 van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 september 2022. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig.  1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klager van 15 mei 2022 en 22 augustus 2022 en de brief met bijlagen van verweerster van 21 augustus 2022.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Begin januari 2021 zocht klager een advocaat voor bijstand in een juridische kwestie. Klager heeft op 7 januari 2021 om 9.10 uur telefonisch contact gehad met verweerster. Hij heeft toen een afspraak met verweerster gemaakt voor 11 januari 2021. 2.3    Op 11 januari 2021 om 14.00 uur heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerster. 2.4    Op 13 januari 2021 heeft verweerster klager een factuur voor een bedrag van € 296,45 (inclusief btw) gezonden ‘terzake van bespreking’.

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. a)    Verweerster heeft klager een factuur gezonden voor het eerste gesprek, terwijl verweerster telefonisch had toegezegd dat het eerste gesprek kosteloos en vrijblijvend was. Klager heeft verweerster geen opdracht gegeven om diensten aan hem te verlenen.  3.2    Ter onderbouwing van zijn klacht stelt klager dat hij in het telefonisch contact aan verweerster heeft gevraagd of er aan het eerste gesprek kosten waren verbonden, waarop verweerster bevestigde dat het eerste gesprek altijd oriënterend, vrijblijvend, informatief en kosteloos is. Klager maakt daarom bezwaar tegen de door verweerster gestuurde factuur.  3.3    Klager stelt dat hij als gevolg van verweerster onterechte factuur en de onderhavige klachtzaak extra kosten heeft moeten maken en wil dat deze vergoed worden door verweerster.

4    VERWEER  4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Zij stelt dat zij tijdens het telefonische contact aan klager heeft meegedeeld dat het eerste gesprek in rekening zal worden gebracht tegen haar uurtarief, tenzij klagers inkomen ontoereikend is en hij aanspraak kan maken op een (lichte advies) toevoeging. Klager liet in het telefoongesprek blijken het daar niet mee eens te zijn en verzocht (meermaals) om een kosteloos advies. Verweerster heeft hem steeds uitgelegd dat dat niet mogelijk is. Klager wenste uiteindelijk toch een afspraak te maken. Omdat die afspraak al enkele dagen later plaatsvond was er te weinig tijd voor schriftelijke vastlegging van de afspraak en (financiële) voorwaarden, aldus verweerster. Na afloop van het gesprek heeft verweerster aan klager laten weten dat hij zoals afgesproken een factuur zou krijgen.  4.2    De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING Beoordeling klacht 5.1    Klager verwijt verweerster dat zij hem een factuur heeft gezonden, terwijl zij had toegezegd dat het eerste gesprek kosteloos was. Verweerster betwist die toezegging en stelt dat zij duidelijk heeft verteld dat het eerste gesprek op betalende basis was. De raad kan op grond van de verklaringen van klager en verweerster niet vaststellen wat er in het telefoongesprek precies is afgesproken. Duidelijk is wel dat verweerster niets heeft vastgelegd over de gemaakte (financiële) afspraken voor het adviesgesprek. De raad wijst erop dat in financiële aangelegenheden als uitgangspunt heeft te gelden dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid, hetgeen meebrengt dat de advocaat ervoor moet zorgen dat er duidelijkheid bestaat tussen hem en zijn cliënt omtrent hun financiële afspraken (vergelijk regel 17 lid 2 van de Gedragsregels 2018). Hoewel tussen klager en verweerster slechts een beperkte afspraak is gemaakt – één adviesgesprek – geldt ook hier dat verweerster er voor had moeten zorgen dat de financiële afspraken duidelijk (vastgelegd) waren. Verweerster had, nu in haar visie een afspraak op betalende basis was gemaakt, aan klager schriftelijk moeten bevestigen welke kosten in rekening zouden worden gebracht voor het adviesgesprek. Dat hier geen tijd voor was, is niet aannemelijk geworden.  De klacht is daarom gegrond. 

6    MAATREGEL 6.1    Verweerster heeft nagelaten een financiële afspraak (schriftelijk) te bevestigen, waardoor onduidelijkheid is ontstaan over de gemaakte financiële afspraken.  6.2    De raad is van oordeel dat volstaan kan worden met de gegrondverklaring van de klacht, omdat verweerster ter zitting besef heeft getoond van de financiële regels die gelden voor advocaten. Daarnaast heeft zij ter zitting aangegeven de gewraakte factuur in te trekken, waardoor klager alsnog zijn kosteloze eerste afspraak heeft gekregen. De raad ziet daarom af van het opleggen van een maatregel. Schadevergoeding 6.3    De raad stelt voorop dat de mogelijkheden tot toewijzing van schadevergoedingsvorderingen in het tuchtrecht in zijn algemeenheid beperkt zijn nu de beoordeling van dergelijke vorderingen naar civielrechtelijke maatstaven niet thuishoort in het tuchtrecht. Nu aan verweerster geen maatregel wordt opgelegd, is gelet op artikel 48 b Advocatenwet het toekennen van een schadevergoeding als bijzondere voorwaarde in ieder geval niet mogelijk. Voorts merkt de raad op dat klager zijn vordering ook onvoldoende heeft onderbouwd. Op grond van de overgelegde stukken kan de raad niet vaststellen dat er door mr. L. daadwerkelijk is gefactureerd aan klager in het kader van bijstand in de klachtzaak. Het verzoek van klager wordt daarom afgewezen.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart de klacht gegrond; -    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd; -    wijst het verzoek om schadevergoeding af; -    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, R. de Haan, M.G. van den Boogerd en W. Knoester, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2022.