Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-09-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:223

Zaaknummer

22-435/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 5 september 2022 in de zaak 22-435/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klaagster oververweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 23 mei 2022 met kenmerk Z1666823/FM/SD, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Verweerster staat de ex-partner van klaagster bij in een gerechtelijke (incasso)procedure die aanhangig is gemaakt door klaagster. 1.2 Op 11 oktober 2021 heeft klaagster aan verweerster een e-mailbericht gestuurd waarin zij onder meer schrijft:

“Uw organisatie verwerkt mijn persoonsgegevens. Met deze e-mail verzoek ik u om mijn gegevens te wissen. (…) U heeft deze persoonsgegevens niet nodig voor de juridische zaak die u voor uw cliënt dhr. … behandelt (vordering advocatenkosten) dus u verwerkt mijn persoonsgegevens onrechtmatig.”

1.3 In reactie hierop heeft verweerster per e-mailbericht van 22 november 2021  verweerster onder meer het volgende aan klaagster geschreven:

“Uw advocaat, mevrouw mr. V., zet ik gelet op de gedragsregels Advocatuur zekerheidshalve in de cc van deze e-mail.”

1.4 Voorts heeft verweerster aangegeven dat zij er naar streeft in de loop van de week inhoudelijk op de e-mail te reageren. 1.5 Per e-mailbericht van 24 november 2021 heeft verweerster het volgende aan klaagster bericht:

“In navolging van mijn e-mail van 22 november jl. bericht ik u dat ik – na overleg met cliënt – niet inhoudelijk zal reageren op uw e-mail van 11 oktober jl., omdat cliënt mij hiertoe geen opdracht heeft verstrekt. Ik kan u enkel hieromtrent berichten dat A Advocaten zich aan de geldende wet- en regelgeving houd. Hierbij benadruk ik dat wij tevens uiterst vertrouwelijk omgaan met correspondentie.”

1.6 Op 29 december 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) haar e-mail d.d. 11 oktober 2021 in cc te sturen aan haar advocaat, terwijl verweerster ervan op de hoogte is dat klaagster uitsluitend in een andere zaak wordt bijgestaan door haar advocaat. b) haar e-mail d.d. 11 oktober 2021 op 24 november 2021 door te sturen naar de cliënt van verweerster; c) haar e-mail d.d. 11 oktober 2021 niet te beantwoorden.

3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a) 3.2 Verweerster heeft gereageerd op het e-mailbericht van klaagster en daarvan een afschrift aan de advocaat van klaagster gezonden. Verweerster wist ambtshalve dat deze advocaat klaagster bijstond in de procedure tegen haar ex-partner. Verweerster is van mening niet klachtwaardig te hebben gehandeld. Verweerster heeft klaagster bovendien aangeboden om een e-mail aan klaagsters advocaat te sturen met het verzoek de e-mail te verwijderen.Klachtonderdeel b) 3.3 Klaagster heeft verweerster ongevraagd en buiten een door haar aangezochte advocaat schriftelijk en zelfstandig benaderd. Verweerster heeft deze e-mail uiteraard aan haar cliënt doorgeleid en met hem besproken.Klachtonderdeel c) 3.4 Klaagster dient te beseffen dat zij het kantoor van verweerster niet voor alles, waar klaagster als gevolg van de beëindiging van de affectieve relatie mee wordt geconfronteerd, kan benaderen. De onderdelen van de afwikkeling van de affectieve relatie tussen partijen vallen buiten de door cliënt aan haar verstrekte opdracht. Om die reden is er geen reden om inhoudelijk in te gaan op de diverse e-mailberichten van klaagster.

4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerster dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.Klachtonderdeel a) 4.2 Verweerster heeft haar reactie op een e-mail van klaagster in afschrift aan de advocaat van klaagster gezonden. Uit de klacht van klaagster begrijpt de voorzitter dat deze advocaat haar niet in deze incassoprocedure bijstaat, maar alleen in een andere zaak. 4.3 De voorzitter overweegt dat gedragsregel 25 bepaalt dat een advocaat de wederpartij niet rechtstreeks mag benaderen, indien zij weet dat deze partij door een advocaat wordt bijgestaan. Verweerster wist dat klaagster door deze advocaat in een (samenhangende) zaak werd bijgestaan. Daarom is het begrijpelijk en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster in de incassoprocedure (zekerheidshalve) haar reactie ook naar deze advocaat heeft gezonden. Daarbij acht de voorzitter van belang dat niet is gebleken dat verweerster wist dat klaagster in de incassoprocedure niet door deze advocaat werd bijgestaan. Voorts neem de voorzitter bij de beoordeling in aanmerking dat verweerster heeft aangeboden om klaagsters advocaat te vragen om haar e-mail te verwijderen. Het voorgaande betekent dat dit klachtonderdelen kennelijk ongegrond wordt verklaard.Klachtonderdeel b) 4.4 Verweerster heeft een e-mail van klaagster - de wederpartij van de cliënt van verweerster - aan haar cliënt doorgestuurd. Klaagster klaagt daar over. De voorzitter is van oordeel dat het doorsturen van deze e-mail aan haar cliënt volstrekt logisch is. Zij heeft daarmee niet de belangen van klaagster onnodig of onevenredig geschaad. Dat betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.Klachtonderdeel c) 4.5 Klaagster verwijt verweerster dat zij geen antwoord heeft gegeven op haar e-mail van 11 oktober 2021. Het klachtonderdeel veronderstelt dat op een advocaat de verplichting zou rusten te reageren op brieven of e-mails van een wederpartij, welke verplichting echter in zijn algemeenheid niet bestaat. Bovendien heeft verweerster - bij e-mail van 24 november 2021 - wel degelijk op klaagsters e-mail gereageerd. Dat klaagster het niet eens is met de inhoud van die e-mail van verweerster, maakt niet dat verweerster de grenzen van de haar, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Ook overigens is dat niet gebleken, zodat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.  BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 september 2022.

Griffier                                                                     Voorzitter Verzonden d.d. 5 september 2022