Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-09-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:186

Zaaknummer

22-075/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegronde klacht over gedragsregel 15 lid 1. Niet verweerder, maar de kantoorgenoot van verweerder heeft de wederpartij van klager bijgestaan. Verweerder kan niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen en/of nalaten van zijn kantoorgenoot. Ter voorkoming van een nieuwe klachtprocedure heeft de raad wel een inhoudelijk oordeel gegeven over de vraag of de kantoorgenoot van verweerder in strijd met gedragsregel 15 lid 1 heeft gehandeld.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 19 september 2022 in de zaak 22-075/A/A naar aanleiding van de klacht van:

     klager  

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 3 maart 2021 heeft de gemachtigde van klager namens zichzelf en namens klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 25 januari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1352643/EJH/AS van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 augustus 2022. Daarbij waren de gemachtigde van klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Op de zitting heeft de gemachtigde van klager de klacht, voor zover die is ingediend namens de gemachtigde zelf, ingetrokken. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    De gemachtigde van klager is belastingadviseur. Hij heeft het kantoor van verweerder als vast contact voor het aanbrengen van huurzaken. 2.3    In 2016 heeft de gemachtigde van klager klager in contact gebracht met het kantoor van verweerder in verband met een huurgeschil. Een kantoorgenoot van verweerder, mr. G, heeft klager vervolgens in de periode van 2016 tot medio 2019 bijgestaan. Klager huurde een aantal panden en de verhuurder had de huurovereenkomsten opgezegd omdat hij de panden wilde renoveren. Zij hebben hierover geprocedeerd bij de kantonrechter en uiteindelijk hebben zij een schikking bereikt. Er speelde ook een onderhuurkwestie omdat klager een deel van de door hem gehuurde panden (met toestemming) onderverhuurde. Die is ook afgewikkeld. Klager heeft na oplevering van de panden een vergoeding van de verhuurder ontvangen. 2.4    Nadien heeft de gemachtigde van klager regelmatig contact gehad met mr. G. In die contacten is wel eens ter sprake gekomen dat klager een bedrijfsruimte huurde van Stadsgoed N.V. (hierna: Stadsgoed). 2.5    Eind 2020/begin 2021 heeft de gemachtigde van klager het kantoor van verweerder gevraagd om een bemiddelingsgesprek te organiseren tussen klager en Stadsgoed. Klager exploiteerde in het door hem van Stadsgoed gehuurde bedrijfspand een hostel en wilde aanspraak maken op huurverminderingen, onder andere met een beroep op de coronamaatregelen van de overheid. Mr. G heeft de gemachtigde van klager hierop meegedeeld dat dat niet mogelijk is omdat Stadsgoed een vaste cliënte van het kantoor is. Mr. G heeft klager daarom doorverwezen naar een andere advocaat, mr. J. Mr. J heeft klager vervolgens bijgestaan in het geschil met Stadsgoed. Een kantoorgenoot van verweerder, mr. N, heeft Stadsgoed bijgestaan in datzelfde geschil. Klager en Stadsgoed hebben uiteindelijk een schikking bereikt.

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door op te treden tegen klager, die een voormalige cliënt van mr. G is.

4    VERWEER  4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING Ontvankelijkheid 5.1    Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is. Verweerder betwist dat klager zelfstandig als klager wenst op te treden. Het is ondenkbaar dat de tekst van de machtiging van klager aan de gemachtigde van klager om de klacht in te dienen van klager afkomstig is. Bovendien is de machtiging zeer summier en in algemene termen opgesteld. De klacht is in feite dus afkomstig van de gemachtigde van klager die geen eigen, rechtstreeks belang heeft bij de klacht, aldus verweerder. 5.2    De raad overweegt als volgt. Anders dan verweerder heeft de raad onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de echtheid van de door klager ondertekende machtiging, waarin hij zijn gemachtigde heeft gemachtigd om (ook) namens klager een klacht in te dienen tegen (het kantoor van) verweerder. De raad zal de klacht dan ook inhoudelijk beoordelen. Inhoudelijke beoordeling 5.3    Tussen partijen is niet in geschil dat niet verweerder, maar een kantoorgenoot van verweerder, mr. N, Stadsgoed heeft bijgestaan in het geschil met klager. Verweerder kan niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen en/of nalaten van zijn kantoorgenoot, die ook advocaat is. Gelet hierop is de klacht over verweerder ongegrond. 5.4    Geheel ten overvloede en ter voorkoming van een nieuwe klachtprocedure van klager tegen mr. N zal de raad hierna een inhoudelijk oordeel geven over de vraag of mr. N tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door namens Stadsgoed tegen klager op te treden.  5.5    Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een (voormalige) cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem. Deze norm, als uitvloeisel van de kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid, is verwoord in gedragsregel 15. De advocaat mag zich niet in de situatie begeven waarin hij de kans loopt ten koste van zijn (voormalige) cliënt in een belangenconflict te geraken. Daarnaast moet de (voormalige) cliënt er ten volle op kunnen vertrouwen dat gegevens over zijn zaak, zijn persoon of zijn onderneming die de (voormalige) cliënt aan de advocaat of zijn kantoorgenoot ter beschikking heeft gesteld, niet op enig moment tegen hem worden gebruikt. Dat vloeit reeds voort uit de geheimhoudingsplicht van de advocaat. Wanneer aan de in gedragsregel 15 lid 3 cumulatief opgesomde voorwaarden a, b en c is voldaan (niet dezelfde zaak, geen vertrouwelijke informatie, geen redelijke bezwaren) behoeft een advocaat aan zijn (voormalige) cliënt geen voorafgaande instemming als bedoeld in lid 4 te vragen. In twijfelgevallen dient de advocaat af te zien van het optreden in kwestie. 5.6    De raad overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat klager een voormalige cliënt van mr. G, een kantoorgenoot van mr. N, is en dat mr. N namens Stadsgoed is opgetreden tegen klager. Dat is – nu klager mr. N hiervoor geen toestemming heeft gegeven als bedoeld in gedragsregel 15 lid 4 – alleen toegestaan als is voldaan aan de voorwaarden van gedragsregel 15 lid 3. 5.7    De eerste voorwaarde houdt in dat de advocaat van het bepaalde in gedragsregel 15 lid 1 alleen kan afwijken als de aan hem toe te vertrouwen belangen niet betreffen dezelfde zaak ten aanzien waarvan de voormalige cliënt werd bijgestaan, daar ook geen verband mee houden en een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is. Aan deze voorwaarde is voldaan, omdat de zaak waarin mr. G klager heeft bijgestaan een andere zaak is dan de zaak waarin mr. N Stadsgoed heeft bijgestaan. 5.8    De tweede voorwaarde houdt in dat de advocaat van het bepaalde in gedragsregel 15 lid 1 kan afwijken als hij niet beschikt over vertrouwelijke informatie afkomstig van zijn voormalige cliënt, dan wel over zaaksgebonden informatie of informatie die de voormalige cliënt betreft, die redelijkerwijs van belang kan zijn bij de behandeling van de zaak tegen de voormalige cliënt. Op de zitting van de raad heeft de gemachtigde van klager nader toegelicht dat (het kantoor van) mr. N zou beschikken over informatie over de vermogenspositie van klager. Klager is in het algemeen zeer welgesteld en volgens de gemachtigde van klager was dat van belang voor de zaak. Daargelaten de vraag of de omstandigheid dat klager vermogend is redelijkerwijs van belang was voor de zaak die mr. N voor Stadsgoed behandelde, geldt dat niet is gebleken dat die informatie vertrouwelijk was en mr. N alleen over die informatie kon beschikken omdat klager een voormalige cliënt van zijn kantoor is. Bovendien is niet gebleken dat (het kantoor van) mr. N iets wist van de vermogenspositie van klager nu verweerder dit heeft betwist en klager deze stelling niet verder heeft onderbouwd. Aan de tweede voorwaarde is aldus eveneens voldaan. 5.9    De derde en laatste voorwaarde houdt in dat niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van de voormalige cliënt. Uit het klachtdossier blijkt niet dat klager op enig moment voorafgaand aan de indiening van de tuchtklacht redelijke bezwaren heeft geuit tegen het optreden van mr. N namens Stadsgoed. Ook anderszins is van dergelijke bezwaren niet gebleken. Ook aan de derde voorwaarde is dus voldaan. 5.10    De conclusie uit het voorgaande is dat mr. N niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door voor Stadsgoed op te treden in het geschil met klager.

     BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. P. van Lingen en D. Horeman, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 september 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 19 september 2022