Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-09-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:138

Zaaknummer

220135

Zaaknummer

220136

Zaaknummer

220137

Zaaknummer

220138

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid hoger beroep / beroepstermijn. ​​​​​​Het hoger beroep is buiten de beroepstermijn door de griffie van het hof ontvangen. Het hof overweegt dat het (tijdig) verzenden van een beroepschrift per e-mail voor eigen rekening en risico van de indiener, mr. O, is. Het hof is van oordeel dat mr. O er rekening mee had behoren te houden dat een e-mail met een groot bestandsformaat mogelijk niet zouden worden ontvangen door de griffie van het hof, te meer nu het beroepschrift ook niet bij (de mailservers van) de wederpartijen kon worden bezorgd. Het had op zijn weg gelegen om bij de griffie van het hof te informeren of zijn beroep in goede orde bij het hof was ontvangen. Het hof benadrukt​​​​ dat in de beslissing van de raad is opgenomen dat het beroepschrift uiterlijk op de dertigste dag van de beroepstermijn in het bezit van het hof dient te zijn. Van een professionele partij – in dit geval een advocaat – mag worden verwacht dat hij hiervan kennisneemt. Het hoger beroep van mr. O wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Beslissing

van 5 september 2022

in de zaken 220135, 220136, 220137 en 220138

naar aanleiding van het hoger beroep van:

zaak 220135 (21‐872/A/A)

klager (hierna: mr. O)

tegen:

verweerder (hierna: mr. A)

zaken 220136 en 220137 (21‐870/A/A en 21‐871/A/A)

klager (hierna: mr. O)

tegen:

verweerder 1 (hierna: mr. K)

en

verweerder 2 (hierna: mr. A)

zaak 220138 (21‐873/A/A)

verweerder (hierna: mr. O)

tegen:

klager (hierna: mr. A)

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  [Zaaknummer hof: 220135] Het hof verwijst naar de beslissing van 19 april 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer raad: 21‐872/A/A). In deze beslissing is de klacht van mr. O ten aanzien van klachtonderdeel a) gegrond en ten aanzien van klachtonderdelen b) en c) ongegrond verklaard. Aan mr. A is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is mr. A veroordeeld in de betaling van het griffierecht en proceskosten. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:65 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 [Zaaknummers hof: 220136 en 220137] Het hof verwijst naar de beslissing van 19 april 2022 van de raad in het ressort Amsterdam (zaaknummers raad: 21‐870/A/A en 21‐871/A/A). In deze beslissing zijn de klachten van mr. O ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:64 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.3 [Zaaknummer hof: 220138] Het hof verwijst naar de beslissing van 19 april 2022 van de raad in het ressort Amsterdam (zaaknummer raad: 21‐873/A/A). In deze beslissing is de klacht van mr. A ten aanzien van klachtonderdelen a) en b) gegrond en ten aanzien van klachtonderdelen c) en d) ongegrond verklaard. Aan mr. O is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is mr. O veroordeeld in de betaling van het griffierecht en proceskosten. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:66 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2 DE PROCEDURE BIJ  HET HOF 

2.1 De hoger beroepschriften van mr. O zijn op 20 mei 2022 per e-mail en per post ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

de e-mail van de griffie van 5 juli 2022 aan mr. O, waarin hij erop is gewezen dat het beroep te laat is ingediend en hij drie weken de gelegenheid krijgt om schriftelijk toe te lichten waarom hij het beroep pas na afloop van de beroepstermijn heeft kunnen indienen; de reactie van mr. O per e-mail van 25 juli 2022 met aanvullende stukken; de reactie van mr. A en mr. K per e-mail van 15 augustus 2022.

2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.

 

3 BEOORDELING

Ontvankelijkheid

3.1 Aan de orde is de ontvankelijkheid van het hoger beroep van mr. O in de hierboven genoemde zaken.

Standpunt mr. O

3.2 Mr. O heeft – samengevat – gesteld dat hij op 19 mei 2022 om 15:02 uur zijn beroepschriften in één gezamenlijke mail (beroepschriften, beslissingen van de raad en bijlagen) heeft verzonden naar het e-mailadres van de griffie. Daarnaast heeft hij het beroep op 19 mei 2022 per post verzonden. Van de mailservers van mr. A en mr. K heeft hij een foutmelding ontvangen dat het bericht niet aan hen kon worden bezorgd, maar van de mailserver van de griffie van het hof heeft hij geen foutmelding ontvangen. Pas op 20 mei 2022 heeft hij geconstateerd dat ook de mailserver van de griffie van het hof een foutmelding had verzonden. Vervolgens heeft hij op 20 mei 2022 het beroep nogmaals per mail in twee delen aan de griffie van het hof verzonden. Mr. O is van mening dat hij alles in het werk heeft gesteld om het beroepschrift op tijd bij het hof in te dienen. Hem waren geen restricties van de mailserver van de griffie van het hof bekend.

Standpunt mr. A en mr. K

3.3 Mr. A en mr. K hebben – samengevat – verzocht om mr. O niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep(en). Zij stellen dat een advocaat zich er altijd van moet vergewissen of een e-mail op het juiste tijdstip aankomt door aangetekend te mailen, een ontvangstbevestiging te verzoeken of na te bellen. Dit heeft mr. O nagelaten en hij mocht er dus niet redelijkerwijs op vertrouwen dat de e-mail (met de beroepen) juist was aangekomen, te meer nu hij een foutmelding van de mailservers van mr. A en mr. K heeft ontvangen.

Oordeel hof

3.4 Niet is weersproken dat de beslissing van de raad op 19 april 2022 aan de partijen is verzonden. Op grond van artikel 56 lid 1 Advocatenwet bedraagt de termijn om bij het hof een beroepschrift in te dienen 30 dagen na verzending van de beslissing van de raad van discipline. Deze termijn eindigde op 19 mei 2022. Het beroep van mr. O is buiten de beroepstermijn, op 20 mei 2022, (zowel per mail als per post) door de griffie van het hof ontvangen.

3.5 Het hof overweegt dat het (tijdig) verzenden van een beroepschrift per e-mail voor eigen rekening en risico van mr. O is. Het hof is van oordeel dat hij er rekening mee had behoren te houden dat een e-mail met een groot bestandsformaat mogelijk niet zouden worden ontvangen door de griffie van het hof, te meer nu het beroepschrift ook niet bij (de mailservers van) de wederpartijen, mr. A en mr. K, kon worden bezorgd. Het had op zijn weg gelegen om bij de griffie van het hof te informeren of zijn beroep in goede orde bij het hof was ontvangen. Dat hij niet meteen (na de verzending van zijn e-mail) een foutmelding heeft ontvangen leidt niet tot een ander oordeel (vergelijk HvD 25 februari 2019, ECLI:NL:TAHVD:2019:9). Daarbij komt dat in het procesreglement van het Hof van discipline en artikel 3 van het e‐mailreglement tuchtcolleges advocatuur staat vermeld hoe stukken per mail bij het hof kunnen worden ingediend. Ten slotte benadrukt het hof dat in de beslissing van de raad is opgenomen dat het beroepschrift uiterlijk op de dertigste dag van de beroepstermijn in het bezit van het hof dient te zijn. Van een professionele partij – in dit geval een advocaat – mag worden verwacht dat hij hiervan kennisneemt.

3.6 De slotsom is dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, zodat het feit dat het beroep te laat is ingesteld voor rekening van mr. O blijft. Het hoger beroep van mr. O zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1 verklaart het hoger beroep van mr. O (in de zaken 21‐870/A/A, 21‐871/A/A, 21‐872/A/A en 21‐873/A/A) niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2022.

 

griffier                                                                                                       voorzitter 

 

De beslissing is verzonden op 6 september 2022.