Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-09-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:177

Zaaknummer

22-318/A/A/D

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond. Verweerder heeft niet voldaan aan het verzoek van de deken om de financiële kengetallen over het boekjaar 2020 (en de vergelijkende cijfers over 2019) aan te leveren. Op grond van de beslissing van het Hof van Discipline van 15 november 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:214) zijn advocaten gehouden medewerking te verlenen aan het in de vorm van preventief toezicht door de deken collectief uitvragen van de financiële kengetallen. Door hier niet aan te voldoen heeft verweerder gehandeld in strijd met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en gedragsregel 29. De raad ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding verweerder een voorwaardelijke boete op te leggen van € 2.500,- en daarbij te bepalen dat deze boete verschuldigd is indien hij niet uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de deken de gevraagde informatie heeft verstrekt. Daarnaast ziet de raad aanleiding verweerder een onvoorwaardelijke maatregel op te leggen. Gelet op de ernst van de aan verweerder gemaakte verwijten en zijn antecedentenlijst, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 5 september 2022 in de zaak 22-318/A/A/D naar aanleiding van het bezwaar van:

deken

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Bij brief aan de raad van 11 april 2022 met kenmerk /EJH/BRC; 1815305, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 4 juli 2022 in aanwezigheid van verweerder, de deken en zijn stafmedewerkster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.2    De zaak is op zitting aangehouden tot 15 augustus 2022, omdat verweerder ter zitting had toegezegd alsnog de door de deken verzochte gegevens te zullen verstrekken en zich per 1 augustus 2022 als advocaat van het tableau uit te schrijven. Bij e-mail heeft 9 augustus 2022 heeft de deken de raad laten weten dat verweerder zich niet heeft laten uitschrijven als advocaat en dat hij geen gegevens van verweerder heeft ontvangen. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de door de raad geboden gelegenheid om op deze informatie te reageren, waarna de uitspraakdatum, met voorafgaand bericht aan partijen, is bepaald op heden.  1.3    De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. 

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Sinds 2020 vragen de lokale dekens bij alle advocaten (en hun kantoren) op wie zij toezicht houden, de zogenaamde kengetallen uit (hierna ook: de Uitvraag). De Uitvraag is een vorm van preventief toezicht waardoor op een objectieve en uniforme wijze inzicht wordt verkregen in de financiële positie en daaraan verbonden (potentiële) risico’s voor advocaten (kantoren) en hun cliënten. De opgevraagde financiële gegevens worden drie jaar bewaard.  2.3    Op 15 juli 2021 heeft de deken verweerder verzocht uiterlijk 31 augustus 2021 de financiële kengetallen over het boekjaar 2020 (en de vergelijkende cijfers over het boekjaar 2019) op de daarvoor ingerichte website aan te leveren. 2.4    Aangezien verweerder niet aan dit verzoek had voldaan, heeft de deken op 16 september 2021 een eerste rappelbrief en op 26 oktober 2021 een tweede rappelbrief aan verweerder gestuurd. Op 25 november 2021 heeft de deken een laatste rappelbrief aan verweerder gestuurd.   2.5    Bij brief van 17 februari 2022 heeft de deken verweerder nog eenmaal de mogelijkheid geboden mee te werken aan de Uitvraag door uiterlijk op 22 februari 2022 de verzochte financiële kengetallen te verstrekken. Daarbij heeft de deken verweerder laten weten dat wanneer hij geen gehoor geeft aan dit laatste verzoek, hij zonder nader bericht een dekenbezwaar bij de raad zal indienen.   2.6    Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

3    BEZWAAR 3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet (Aw) door -ondanks herhaalde aanmaningen- niet te voldoen aan de Uitvraag. 

4    VERWEER  4.1    Verweerder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het dekenbezwaar. De raad zal hierna, waar nodig op het verweer ingaan.  

5    BEOORDELING 5.1    Ter beoordeling ligt voor of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet te voldoen aan de verzoeken van de deken tot het aanleveren van de financiële kengetallen over 2020 (en de vergelijkende cijfers over 2019).    5.2    De deken is op grond van de Advocatenwet belast met het toezicht op de naleving door advocaten in zijn arrondissement van de voor hen geldende de regels (artikel 35 lid 4 en artikel 45a Advocatenwet). De handelwijze van advocaten wordt getoetst aan de normen als omschreven in artikel 46 Advocatenwet, waarbij de gedragsregels van belang kunnen zijn. Gedragsregel 29 bepaalt in dit verband dat de betrokken advocaat verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds aan de deken te verstrekken.  5.3    De raad overweegt dat in de beslissing van het Hof van Discipline van 15 november 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:214) is geoordeeld dat advocaten gehouden zijn medewerking te verlenen aan het in de vorm van preventief toezicht collectief uitvragen van de financiële kengetallen. Voor zover verweerder ter zitting heeft betoogd dat de deken in zijn geval niet bevoegd was tot het opvragen van de financiële kengetallen, omdat de deken deze al had opgevraagd in het kader van een aan zijn kantoor afgelegd kantoorbezoek, verwerpt de raad die stelling. Zoals ook door de deken ter zitting is toegelicht, is het afleggen van een kantoorbezoek geen vorm van handhaving en staat een dergelijk kantoorbezoek, ook als daarbij (onder meer) dezelfde gegevens worden opgevraagd als in het kader van de Uitvraag wordt gedaan, niet aan onderhavig tuchtrechtelijk handhavend optreden door de deken in de weg. Anders dan verweerder stelt, is de raad van strijd met artikel 46m lid 7 Advocatenwet niet gebleken.      5.4    De raad stelt vast dat verweerder, ondanks daartoe herhaaldelijk te zijn aangemaand, niet heeft voldaan aan het verzoek van de deken de kengetallen over 2020 (en de vergelijkende cijfers over 2019) en komt tot de slotsom dat verweerder in strijd met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en gedragsregel 29 heeft gehandeld en zal gelet hierop het dekenbezwaar gegrond verklaren.

6    MAATREGEL 6.1    Verweerder heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het feit dat verweerder de deken in zijn toezichthoudende taak heeft belemmerd, valt hem zwaar aan te rekenen. De raad ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding verweerder een voorwaardelijke boete op te leggen van € 2.500,-. Verweerder is deze boete verschuldigd indien hij niet uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de deken de gevraagde informatie (zijnde de zogenoemde kengetallen over het jaar 2020 en de vergelijkende cijfers over 2019) heeft verstrekt. Daarnaast ziet de raad aanleiding verweerder een onvoorwaardelijke maatregel op te leggen. Gelet op de ernst van de aan verweerder gemaakte verwijten en zijn antecedentenlijst, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

7    KOSTENVEROORDELING 7.1    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat. 

7.2    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart het dekenbezwaar gegrond; -    legt aan verweerder de maatregel van berisping op; - legt aan verweerder de maatregel van een geldboete op van € 2.500,-  - bepaalt dat de maatregel van een geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; - stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing de gevraagde informatie (zoals benoemd in rechtsoverweging 6.1) alsnog aan de deken verstrekt; -    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2;

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. M.W. Schüller en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 september 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 5 september 2022