Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-08-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:171

Zaaknummer

22-509/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 9. Evenmin is sprake van strijd met gedragsregel 15.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  22 augustus 2022 in de zaak 22-509/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 27 juni 2022 met kenmerk 1528372/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is in dienst van een vennootschap (hierna: de vennootschap), waarvan hij ook aandeelhouder is. De heer V is (mede)aandeelhouder en statutair bestuurder van de vennootschap en de leidinggevende van klager. 1.2    Op 6 september 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en de heer V. Verweerder was bij dat gesprek aanwezig. Voorafgaand aan het gesprek heeft de heer V klager per e-mail onder meer geschreven: “Zoals ik al zei zit zo bij het gesprek [verweerder] bij. Hij helpt mij om op strategisch en juridisch vlak de organisatie ook naar [de vennootschap] 2.0 te krijgen. Je gaf aan dat je niet zeker weet of je alleen wil komen naar het gesprek, maar ik wil graag benadrukken dat [verweerder] er alleen bijzit om het gesprek te stroomlijnen en van juridische tips te voorzien. (…) Als je tijdens het gesprek toch graag iemand bij wil hebben dan kunnen we de meeting altijd stop zetten en op een ander moment voortzetten.”  Klager heeft de heer V hierop bij e-mail van dezelfde dag geschreven dat het geen probleem is zolang het over de organisatie gaat. 1.3    Op enig moment is tussen klager en de vennootschap een arbeidsrechtelijk geschil ontstaan. Verweerder staat de vennootschap in dat geschil bij. 1.4    Op 28 september 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.  a)    Verweerder heeft onduidelijkheid laten bestaan over de hoedanigheid waarin hij optrad tijdens het gesprek van 6 september 2021. b)    Verweerder heeft tijdens het gesprek van 6 september 2021 als gespreksleider de belangen van klager behartigd en is vervolgens als advocaat tegen klager gaan optreden.

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Klachtonderdeel a) 4.1    Klager heeft aan dit klachtonderdeel het volgende ten grondslag gelegd. Het gesprek op 6 september 2021 zou in eerste instantie plaatsvinden tussen klager en de heer V. Kort voor aanvang van het gesprek heeft de heer V klager bericht dat verweerder aan het gesprek zou deelnemen als gespreksleider. De heer V heeft klager verteld dat verweerder een ondernemer is die ook advocaat is, maar zeker niet in die rol aan het gesprek zou deelnemen. Verweerder heeft dit bij aanvang van het gesprek herhaald. Klager is op geen enkel moment voorafgaand aan of tijdens het gesprek verteld dat verweerder arbeidsrechtadvocaat is en dat hij in die hoedanigheid aan het gesprek zou deelnemen. Evenmin is tegen klager gezegd dat hij een arbeidsrechtelijk geschil zou hebben. Het gesprek zou gaan over de nodige veranderingen binnen de vennootschap, aldus klager. 4.2    Verweerder voert aan dat klager voor het gesprek van 6 september 2021 al van verweerders achtergrond als arbeidsrechtadvocaat wist. Dit is ook tijdens het gesprek besproken. In het gesprek is benoemd dat er niet te zwaar getild moest worden aan de aanwezigheid van een advocaat bij het gesprek, maar dat verweerders aanwezigheid juist door de heer V op prijs werd gesteld. De heer V achtte zichzelf communicatief minder goed geëquipeerd dan klager en wilde daar wat hulp bij. Ten slotte is besproken dat verweerders achtergrond als ondernemer een extra reden voor de heer V was om hem als arbeidsrechtadvocaat in te schakelen. Dat verweerder bij het gesprek zat in zijn hoedanigheid van advocaat van de vennootschap kan dan ook geen misverstand over bestaan. Klager en de heer V hebben verweerder niet gezamenlijk ingeschakeld als gespreksleider en ook op voorhand is niets besloten of besproken over een mogelijke rol voor verweerder als gespreksleider. De uitkomst van het gesprek was dat er sprake was ven een verstoorde arbeidsverhouding en dat mediation moest worden opgestart. Nadat, ondanks het opstarten van mediation, de situatie toch verder escaleerde en de advocaat van klager de vennootschap namens klager had aangeschreven, heeft verweerder namens de vennootschap op het schrijven van de advocaat van klager gereageerd, aldus verweerder. 4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Uitgangspunt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is dat de advocaat tegenover zijn cliënt en in zijn contacten met derden ervoor zorg dient te dragen dat geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt. Dit uitgangspunt is neergelegd in gedragsregel 9. 4.4    De voorzitter is van oordeel dat op grond van het klachtdossier en hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, niet kan worden vastgesteld dat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 9. Klager heeft dit, tegenover het verweer van verweerder, onvoldoende onderbouwd. Klager heeft weliswaar verwezen naar de e-mail van de heer V van 6 september 2021, maar uit die e-mail blijkt niet dat verweerder als gespreksleider aan het gesprek zou deelnemen. Uit die e-mail blijkt juist dat verweerder (alleen) voor de heer V bij het gesprek aanwezig zou zijn. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b) 4.5    Aan dit klachtonderdeel heeft klager het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder heeft vanuit verschillende rollen opgetreden en heeft daarmee conflicterende belangen gediend. Hij heeft het gesprek als gespreksleider bijgewoond en niet als advocaat van de vennootschap. Klager heeft erop vertrouwd dat verweerder enkel als ondernemend adviseur voor de vennootschap aan tafel zat, en voelde zich daarom vrij om over het verschil van mening met de heer V over de positie van klager te praten. Verweerder heeft zich pas na 17 september 2021 kenbaar gemaakt als advocaat van de vennootschap. Als klager dat had geweten ten tijde van het gesprek op 6 september 2021 dan had hij zelf ook een advocaat meegenomen en was het gesprek anders verlopen, aldus klager.  4.6    Verweerder voert aan dat hij niet als gespreksleider bij het gesprek aanwezig was, maar als advocaat van (alleen) de heer V/de vennootschap en dat klager dat ook wist of kon weten. 4.7    De voorzitter overweegt als volgt. Uitgangspunt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is dat de advocaat in beginsel niet mag optreden tegen zijn eigen (voormalige) cliënt of die van zijn kantoorgenoten. De achtergrond hiervan is dat de advocaat zich niet in de situatie dient te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn (voormalige) cliënt geraakt, terwijl voorts elke (voormalige) cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan en zal worden gebruikt. Dit uitgangspunt is neergelegd in gedragsregel 15. 4.8    Zoals hiervoor al is overwogen, is niet gebleken dat verweerder tijdens het gesprek op 6 september 2021 als gespreksleider is opgetreden en al helemaal niet dat verweerder tijdens het gesprek de belangen van klager heeft behartigd. Klager kan dan ook niet worden aangemerkt als (voormalige) cliënt van verweerder. Van strijd met gedragsregel 15 kan dan ook geen sprake zijn. Ook klachtonderdeel b) is daarom kennelijk ongegrond.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2022

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 22 augustus 2022