Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-03-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:126

Zaaknummer

20-914/AL/NN

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 28 maart 2022 in de zaak 20-914/AL/NN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 juni 2021 op de klacht van:

klager gemachtigde: J.B. oververweerder, in zijn hoedanigheid van (voormalig) deken van de Orde van Advocaten Zeeland-West-Brabant

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 27 februari 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 26 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020 KNN 073 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 14 juni 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 13 juli 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 24 januari 2022. Daarbij waren klager met zijn gemachtigde en verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet zijn genoemd in het verzetschrift en toegelicht op de zitting van de raad van 24 januari 2022.

3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels ongegrond bevonden. 4.3 Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter levert daarom geen nieuwe gezichtspunten op. Er is dus geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. Ter zitting heeft de gemachtigde van klager verzocht om prejudiciële vragen te stellen. De raad wijst dat verzoek af omdat de wet die mogelijkheid niet biedt en dat verzoek niet is onderbouwd. Op grond van het voorgaande zal de raad het verzet ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. H. van Heemstra, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en C.W.J. Okkerse, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2022.

Griffier                                        Voorzitter   Verzonden d.d. 28 maart 2022