Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-06-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2022:93

Zaaknummer

22-091/DH/DH/D

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Verweerster heeft niet gehandeld zoals een advocaat betaamt. Verweerster reageert stelselmatig niet op berichten en verzoeken van de deken ten aanzien van verschillende aangelegenheden. Verweerster belemmert de deken in haar toezichthoudende taak. Verweerster reageert ook niet op verzoeken van cliënten en collegae/confrères, waardoor cliëntenbelangen in het geding komen. Inmiddels lijkt het zich een herhalend patroon van onbereikbaarheid te zijn geworden. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 20 juni 2022 in de zaak 22-091/DH/DH/D naar aanleiding van de klacht van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

ambtshalve

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Bij brief aan de raad van 2 februari 2022 met kenmerk K015 2022 ia/ak, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) haar bezwaar ter kennis aan de raad gebracht.  1.2    Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 9 mei 2022 in aanwezigheid van de deken en mr. A. Kersseboom, stafjurist bij het bureau van de Orde van Advocaten Den Haag, hierna: de stafjurist. Verweerster is niet verschenen. 1.3    De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken, met bijlagen.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Verweerster is voor het eerst op 3 december 1999 beëdigd als advocaat. Op 17 december 2002 heeft verweerster haar stageverklaring ontvangen. Op 26 april 2019 is verweerster als advocaat herbeëdigd.  2.3    Op 14 juni 2021 heeft de deken van een cliënt van verweerster, de heer B., het bericht ontvangen dat hij geen contact kon krijgen met verweerster. De heer B. had meermaals een terugbelverzoek voor verweerster achtergelaten en meermaals per e-mail contact gezocht, maar zonder resultaat. 

3    DEKENBEZWAAR 3.1    Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat: zij in strijd heeft gehandeld met Gedragsregel 29 en artikel 5:20 van de Algemene Wet Bestuursrecht door geen, althans onvoldoende gehoor te geven aan herhaalde verzoeken van de deken om te reageren.  3.2    De klacht wordt als volgt onderbouwd. Naar aanleiding van het bericht van de heer B. heeft de stafjurist op 14 juni 2021 getracht telefonisch contact op te nemen met verweerster. Verweerster was niet bereikbaar maar er zou een terugbelverzoek worden achtergelaten. De stafjurist heeft op 14 juni 2021 verweerster tevens per e-mail verzocht telefonisch contact op te nemen.  3.3    Op 15 juni 2021 heeft de stafjurist bij de heer B. geverifieerd of verweerster met hem contact had opgenomen. Daarop ontving zij het bericht van de heer B. dat verweerster geen contact met hem had opgenomen, maar wel mr. K. , die hem had verzekerd dat het goed zou komen.  3.4    Op 17 juni 2021 heeft de heer B. de deken bericht dat hij nog altijd niets van verweerster had vernomen.  3.5    Op 21 juni 2021 heeft verweerster de deken bericht dat zij inmiddels contact had met de heer B. en dat het beroepschrift tijdig zou worden ingediend. De deken ging er daarmee vanuit dat de kwestie was opgelost. 3.6    Op 31 augustus 2021 ontving de deken echter een kopie van een e-mail van de heer B. aan verweerster, waaruit bleek dat hij geen vertrouwen meer had in verweerster en wat daarvoor de reden was. 3.7    De deken heeft naar aanleiding dat bericht verweerster op 2 september 2021 verzocht uiterlijk 9 september 2021 te reageren op het bericht van de heer B. 3.8    Op 28 september 2021 heeft de deken een rappel aan verweerster gezonden.  3.9    Vervolgens heeft de deken nog tweemaal een rappel aan verweerster gezonden. 3.10    Uiteindelijk heeft verweerster op 3 december 2021 gereageerd, met een toelichting. Die toelichting was op dat moment voor de deken afdoende, waarna zij het dossier heeft gesloten.  3.11    Op 21 december 2021 ontving de deken echter wederom een bericht van de heer B. dat hij nog altijd problemen ondervond met verweerster betreffende zijn zaak en dan met name over de overdracht van het dossier naar zijn nieuwe advocaat. 3.12    Op 22 december 2021 heeft de stafjurist verweerster verzocht te reageren op dat bericht van de heer B.  3.13    Op 7 januari 2022 heeft de stafjurist aan verweerster een rappel gezonden. Een reactie is toen uitgebleven. 3.14    Op 17 januari 2022 heeft de stafjurist verweerster per e-mail verzocht spoedig telefonisch contact op te nemen. Aan dit verzoek heeft zij geen gehoor gegeven.  3.15    Vervolgens is verweerster op 19, 21 en 26 januari 2022 telefonisch verzocht contact met de deken op te nemen. 3.16    Op 26 januari 2022 heeft verweerster per e-mail toegezegd dat zij die dag nog telefonisch contact op zou nemen, maar deze toezegging is zij niet nagekomen. 3.17    Vervolgens is op 27 januari 2022 nog driemaal gebeld met het verzoek telefonisch contact op te nemen. Omdat iedere reactie van verweerster uitbleef, heeft de deken verweerster op 28 januari 2022 uitgenodigd voor een bespreking op het bureau van de Haagse Orde. In die e-mail zijn een aantal datavoorstellen gedaan met het verzoek spoedig te reageren, maar ook op dat bericht is geen reactie van verweerster ontvangen.  CCV-opgave 2020 3.18    Volgens de deken is illustratief voor het niet reageren door verweerster ook het verzoek om de CCV-opgave in te vullen. Op 19 april 2021 heeft de deken aan verweerster de uitnodiging tot het invullen van de CCV-opgave over 2020 toegezonden.  3.19    Omdat verweerster voornoemde opgave niet binnen de gestelde termijn had ingevuld is aan haar op 19 april 2021 een herinnering gestuurd.  3.20    Op 15 oktober 2021 is aan verweerster nogmaals een herinnering gestuurd waarbij een dekenbezwaar is aangekondigd. 3.21    Op 26 november 2021 heeft de stafjurist telefonisch met verweerster afgesproken dat zij de CCV-opgave uiterlijk op 3 december 2021 zou invullen. Dit is bij e-mail van 26 november 2021 aan haar bevestigd.  3.22    Omdat verweerster op 10 december 2021 nog altijd geen CCV-opgave had ingevuld, heeft de stafjurist verweerster bij e-mail van diezelfde dag gevraagd of het klopt dat zij de opgave nog altijd niet had ingevuld. 3.23    Daarop heeft verweerster de deken bericht dat zij de CCV-opgave op 3 december 2021 had ingevuld. Omdat dit niet de CCV-opgave betrof maar de opgave kengetallen, heeft de stafjurist haar verzocht alsnog de CCV-opgave 2020 in te vullen. Op 23 december 2021 heeft verweerster de CCV-opgave ingevuld.  Klacht nieuwe advocaat de heer B.  3.24    De deken merkt verder nog op dat de nieuwe advocaat van de heer B. heeft zich tot de deken gewend met een klacht over verweerster, nu ook hij op geen enkele wijze contact krijgt met verweerster over de overdracht van het dossier.

4    VERWEER  4.1    Verweerster heeft tegen het dekenbezwaar geen verweer gevoerd. 

5    BEOORDELING 5.1    In de Advocatenwet is aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig, terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Gedragsregel 29 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, behoudens bijzondere gevallen.  5.2    Als onweersproken staat vast dat verweerster geen, althans onvoldoende gehoor geeft aan herhaalde verzoeken van de deken om te reageren. Verweerster reageert bovendien ook niet op verzoeken van cliënten en collegae/confrères, waardoor cliëntenbelangen in het geding komen. 5.3    Toen de deken na het bericht van de heer B. probeerde in contact te komen met verweerster heeft het maar liefst een half jaar geduurd voordat verweerster voor het eerst reageerde. Verweerster heeft toen haar excuses aangeboden en aangegeven dat de afgelopen maanden voor haar zwaar en roerig zijn geweest, hetgeen verband hield met haar vertrek bij haar vorige kantoor.  5.4    Kort daarna ontving de deken echter opnieuw signalen over de onbereikbaarheid van verweerster. Door of namens de deken is toen opnieuw en bij herhaling contact gezocht met verweerster met het verzoek te reageren.  5.5    De raad stelt vast dat de verweerster vanaf december 2021 - behoudens haar toezegging op 26 januari 2022 dat zij zal reageren - helemaal niet meer van zich heeft laten horen.  5.6    Indien verweerster redenen had om niet of niet tijdig te reageren, dan had het op haar weg gelegen de deken daarover te informeren. Dat heeft verweerster niet gedaan.  5.7    Blijkens het verhandelde ter zitting houdt verweerster zich nog steeds onbereikbaar voor de deken. Daarbij heeft de deken aangegeven daar haar nieuwe signalen over de onbereikbaarheid van verweerster hebben bereikt. Dat baart de raad grote zorgen. 5.8    De raad acht het laakbaar dat verweerster stelselmatig niet dan wel onvoldoende reageert op herhaalde verzoeken om informatie van de deken, zowel ten aanzien van aangelegenheden betreffende de berichtgeving van haar cliënt, de heer B., als ten aanzien van haar kantooradministratie. Hierdoor wordt het toezicht door de deken ernstig gefrustreerd. De raad maakt verweerster daarvan een ernstig tuchtrechtelijk verwijt. Het dekenbezwaar wordt derhalve gegrond verklaard.

6    MAATREGEL 6.1    Verweerster heeft, zoals uit het voorgaande volgt, niet gehandeld zoals een advocaat betaamt. Verweerster reageert stelselmatig niet op berichten en verzoeken van de deken ten aanzien van verschillende aangelegenheden. Verweerster belemmert de deken in haar toezichthoudende taak. Verweerster reageert ook niet op verzoeken van cliënten en collegae/confrères, waardoor cliëntenbelangen in het geding komen. Inmiddels lijkt het zich een herhalend patroon van onbereikbaarheid te zijn geworden dat zich bovendien uitstrekt over een lange(re) tijd. De raad is gelet hierop van oordeel dat de maatregel van berisping passend en geboden is. 

7    KOSTENVEROORDELING  7.1    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat. 7.2    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart het dekenbezwaar gegrond; - legt aan verweerster de maatregel van berisping op; -    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2. Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. M.A.M. Wagemakers en M. Laning, leden, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2022.