Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-06-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:116

Zaaknummer

21-656/AL/MN

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. De raad verklaart diverse klachten over o.a. communicatie- en declaratiekwesties over de eigen advocaat ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 7 juni 2022 in de zaak 21-656/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager klaagster tezamen ook: klagers oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 27 mei 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 3 augustus 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z1183040/HH/SD van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 maart 2022. Daarbij was verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Klagers zijn op 23 mei 2017 gedagvaard door hun buren ter zake een geschil over een recht van overpad en de eigendom van een strookje tuin. 2.3 Tijdens de bodemprocedure is de wederpartij van klagers in oktober 2017 een kort geding gestart over een ladderrecht. 2.4 Klagers zijn voor rechtsbijstand verzekerd bij ARAG rechtsbijstandsverzekering. 2.5 Aanvankelijk worden klagers door een andere advocaat bijgestaan. Verweerder heeft op 6 november 2017 beide zaken overgenomen. 2.6 Op 8 november 2017 is het kort geding ingetrokken omdat een regeling tot stand is gekomen. 2.7 Bij brief van 8 november 2017 heeft klager aan ARAG laten weten dat door verweerder op een voor klager bevredigende wijze de kortgedingzaak is opgelost. 2.8 Bij e-mail van 15 januari 2018 heeft verweerder zijn kostenbegroting voor de bodemzaak aan de rechtsbijstandsverzekeraar verzonden. 2.9 Bij e-mail van 15 januari 2018 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“Te uwer informatie mijn kostenopgaaf m.b.t. de lopende procedure. Ik spreek de zaak met u op de 24e januari as om 14.00 uur op locatie met u door, alsook gaan wij dan gezamenlijk bezien op welke wijze nader bewijs kan worden geleverd. Verder zullen wij dan de op te stellen maquette ten bewijs van uw stellingen bespreken. Nb in deze kostenopgaaf is dus niet meegenomen mijn kosteninschatting voor advies en voeren procedure om de dakophoging tegen te gaan + afbreuk van het reeds gerealiseerde deel door [Van der W] in rechte af te dwingen. ARAG heeft per brief van 9 november 2017 u geïnformeerd, met mij in de cc, dat ook deze kosten voor advies en  procedure worden vergoed. In verband met de benodigd in te huren deskundigen (vaststelling zonsbeperking tuin door de verhoging en vaststelling geluidsoverlast) schat ik mijn werkzaamheden hieromtrent in op circa 50 uren.”

2.10 Op 24 januari 2018 heeft verweerder de bodemzaak en de processtrategie met klagers doorgesproken. 2.11 Op 27 maart 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen verweerder en klagers. 2.12 De op 28 maart 2018 geplande comparitie van partijen is niet doorgegaan. De nieuwe datum werd vastgesteld op 24 oktober 2018. 2.13 Bij e-mail van 30 april 2018 heeft verweerder aan klager het volgende geschreven:

“Naar aanleiding van de van jou ontvangen stukken op 24 april 2018, heb ik bijgaande akte uitlating producties opgesteld. Ik wil jou verzoeken hier kritisch naar te kijken en deze, waar nodig van op- en aanmerkingen te voorzien (daarom deze versie in 'Word document'). Zodra een datum voor de nieuw te bepalen comparitie is vastgesteld zal ik overgaan, met de datumvermelding van deze comparitie, tot indiening van deze akte.”

2.14 Voorafgaande aan de comparitie heeft verweerder producties 13 tot en met 19 bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar ingediend. 2.15 Op 22 oktober 2018 heeft een bespreking tussen verweerder en klagers plaatsgevonden. 2.16 Bij e-mail van 22 oktober 2018 heeft verweerder concept-spreekaantekeningen aan klager gestuurd en aan klager gevraagd of hij nog op- of aanmerkingen heeft. 2.17 Op 24 oktober 2018 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Op de zitting heeft verweerder zijn spreekaantekeningen overgelegd. Na een schorsing is overeengekomen een mediationtraject in te zetten. 2.18 Bij e-mail van 26 oktober 2018 heeft verweerder het proces-verbaal van de zitting aan klagers toegezonden en aangegeven welke aanvullingen hij aan de rechtbank wil sturen. Klagers hebben dezelfde dag gereageerd en suggesties gedaan voor aanvullingen. 2.19 Bij brief van 13 november 2018 heeft ARAG een door verweerder op 25 november 2018 aangevraagde budgetverhoging toegekend. 2.20 Bij e-mail van 4 maart 2019 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“Per brief van 25 januari jl. heb ik deze zaak ter dekking bij ARAG aangemeld. ARAG geeft per brief van 19 maart 2018 aan eerst een offerte te willen hebben van deze deskundige (zie brief ARAG van 19 maart 2018) alvorens opdracht wordt gegeven voor dit onderzoek. N.a.v. het deskundigenbericht bepaalt ARAG dan ook dekking wordt verleend voor een procedure. De deskundige dient derhalve het door u gestelde ontnemen van zonlicht en privacy + geluidsoverlast vast te stellen alsook uw schade hierdoor geleden te begroten. ARAG heeft allereerst voor mijn werkzaamheden 15 uren budget gegeven.”

2.21 Op 12 juni 2019 heeft de rechtbank Noord-Holland vonnis gewezen. 2.22 Bij e-mail van 8 november 2019 hebben klagers verweerder verzocht een minnelijke schikking voor te stellen, zodat zij de kosten van het hoger beroep kunnen betalen. 2.23 Bij brief van 14 november 2019 heeft verweerder op deze e-mail gereageerd. 2.24 Bij brief van 13 februari 2020 hebben klagers bij de klachtfunctionaris van het kantoor van verweerder een klacht over de behandeling van hun zaak ingediend.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) in hun zaak over het recht van overpad en de eigendom van een strookje grond in hun tuin, er met de pet naar te hebben gegooid door bijna geen verdediging te voeren en de door hun aangevoerde weerleggingen over de beweringen van de wederpartij, nauwelijks te gebruiken; b) hun aangevoerde bewijzen over het strookje grond zonder verder onderzoek of navraag bij het Kadaster als juridisch onbruikbaar aan te merken; c) hun inbreng dat een belangrijke getuige van hun wederpartij dubieus was als niet ter zake af te doen en deze getuige niet te doen horen; d) nauwelijks meer te doen dan stukken die zij aan verweerder aanleverden, door te sturen aan de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar; e) de beloofde eisvermeerdering (in reconventie) niet te doen c.q. niet in te brengen; f) de spreeknotities ter gelegenheid van de comparitie van partijen op 24 oktober 2018 niet aan hen in concept ter bespreking voor te leggen; g) te verzuimen om vanaf 2018 de nota's en specificaties, gericht aan hun rechtsbijstandsverzekeraar ook aan hen in kopie te zenden; h) onjuist en te hoog/excessief te declareren (ad € 29.475,60) aan hun rechtsbijstandsverzekeraar, waardoor de financieel beschikbare dekking is opgesoupeerd, zodat zij het (opvolgend) kort geding en het hoger beroep voor eigen rekening en met een andere advocaat moeten voeren; i) niet te reageren op hun e-mail van 8 november 2019. 3.2 Als toelichting op de klacht hebben klagers onder meer aangevoerd dat de rechter hoogstwaarschijnlijk positiever geoordeeld zou hebben indien verweerder naar voren gebracht en onderbouwd zou hebben dat hun woning in 2006 verkocht werd met achterom, de steeg bij de woning is getrokken, de verklaringen van de wederpartij over de scheidingsmuur en poort een onmogelijkheid laten zien en er ter zake het strookje tuin sprake is van goeder trouw en verkrijgende verjaring. Klagers hebben dit ook met diverse bewijzen, waaronder getuigenverklaringen, onderbouwd, maar verweerder heeft daar niets mee gedaan. Ook met hun commentaar op de conclusie van antwoord heeft verweerder niets gedaan. Datzelfde geldt voor de andere inbreng van klagers in de procedure. Door al zijn fouten heeft de rechtbank in hun nadeel geoordeeld.

4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a) 4.2 Verweerder heeft op deugdelijke, vakbekwame en zorgvuldige wijze conform de professionele standaard van een behoorlijk handelend advocaat verweer gevoerd voor klagers. De door klagers aangeleverde stukken zijn waar nodig door verweerder geredigeerd en aangepast ingediend. Hierbij is steeds gedacht in het belang van klagers. Zo zijn alle onnodig grievende en onbetamelijke/onrechtmatige uitlatingen over de advocaat van de wederpartij, de wederpartij en de getuigen van de wederpartij verwijderd en zijn de teksten waar nodig juridisch in het voordeel van klagers door verweerder geredigeerd. Klagers hebben verweerder hier ook toestemming voor gegeven.Klachtonderdeel b) 4.3 Het verwijt dat ten aanzien van het stukje grond nader onderzoek of navraag bij het kadaster had moeten worden gedaan, is onjuist. Uit het vonnis van 12 juni 2019 blijkt de onjuistheid van het gestelde.Klachtonderdeel c) 4.4 Alle verklaringen en bewijzen zijn via aktes in het geding gebracht, hetgeen in volledig overleg en met instemming van klagers is gebeurd. In deze verklaringen is het geleverde bewijs via de door de wederpartij ingebrachte getuigenverklaringen ook waar mogelijk en nodig betwist. Het is uiteindelijk aan de rechter om deze verklaringen te waarderen. Verweerder heeft in het kader van de keuzevrijheid die hij als advocaat heeft, niet zelf aangedrongen op het horen van de getuigen van de wederpartij, omdat hij daarmee de belangen van klagers zou hebben geschaad.Klachtonderdeel d) 4.5 Alle stukken, onderliggende documentatie en correspondentie die van belang waren voor deze zaak zijn door verweerder waar nodig en juridisch dienstig ingediend, geïnterpreteerd, herschreven en aangepast. Verweerder heeft tot volle tevredenheid van klagers verweer gevoerd in een kort geding procedure, hetgeen ertoe geleid heeft dat het kort geding door de wederpartij is ingetrokken, terwijl de Arag het voeren van verweer in dit kort geding kansloos achtte.Klachtonderdeel e) 4.6 Verweerder heeft aanvankelijk zijn gedachten laten gaan en geuit richting klagers over de mogelijkheid van een eisvermeerdering. Na ampel beraad en deugdelijke afweging van belangen is verweerder hiertoe niet overgegaan. Klagers tonen niet aan dat de eisvermeerdering wel had moeten worden ingediend c.q. dat door deze beslissing om af te zien van een eisvermeerdering hun belangen niet afdoende en deugdelijk zijn gediend.Klachtonderdeel f) 4.7 Verweerder heeft voorafgaand aan de comparitie van partijen de spreeknotities aan klagers voorgelegd. De inhoud van de spreeknotities is niet onjuist en/of onvolledig.Klachtonderdeel g) 4.8 Verweerder heeft een kostenbegroting aan ARAG voorgelegd en deze is goedgekeurd. Vanwege de veel omvangrijkere werkzaamheden dan voorafgaand is voorzien, heeft verweerder tijdig ARAG verzocht om een vergoeding van extra uren via een begroting, hetgeen ook is toegewezen. Deze begrotingen zijn toegezonden aan en besproken met klagers. Als gevolg van deze werkwijze en toegekende uren kan ook geen sprake zijn van een kostenoverschrijding. Klagers worden bovendien door ARAG tijdig op de hoogte gesteld van een kostenmaximumoverschrijding en kunnen dan ook niet achteraf verrast zijn.Klachtonderdeel h) 4.9 Verweerder heeft alle facturen op de minuut gespecificeerd en ter goedkeuring voorgelegd aan ARAG. ARAG kijkt hier kritisch naar en heeft haar goedkeuring aan deze facturen gegeven. Minutieus en veelal dagelijks is er contact met klagers geweest over de diverse zaken die bij verweerder in behandeling waren. Na het wijzen van het vonnis van 12 juni 2019 is er uitvoerig overleg en correspondentie geweest met klagers, de advocaat van de wederpartij en de rechtbank.Klachtonderdeel i) 4.10 Bij brief van 14 november 2019 heeft verweerder gereageerd op de e-mail van 8 november 2019 van klagers.

5 BEOORDELING 5.1 De raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). 5.2 Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).Klachtonderdeel a) tot en met e) 5.3 De raad ziet aanleiding om de klachtonderdelen a) tot en met e) gezamenlijk te behandelen. 5.4 In deze klachtonderdelen verwijten klagers verweerder - zakelijk weergegeven - dat de door hem geleverde rechtsbijstand inhoudelijk onvoldoende was, in het bijzonder doordat hij in de ogen van klagers hun aangevoerde stellingen en aan verweerder aangeleverde (bewijs)stukken niet heeft gebruikt, een belofte niet is nagekomen en onvoldoende werkzaamheden heeft verricht. 5.5 De raad overweegt als volgt. Op basis van het dossier, in het bijzonder het gemotiveerde en met stukken onderbouwde verweer van verweerder, en het verhandelde ter zitting kan naar het oordeel van de raad niet worden vastgesteld dat verweerder klagers niet naar behoren heeft bijgestaan. Uit de correspondentie van verweerder met klagers is gebleken dat hij veelvuldig contact met klagers heeft gehad, overleg met hen heeft gevoerd over de procedure en de stukken ter goedkeuring aan hen heeft voorgelegd. Uit de stukken blijkt voorts dat verweerder ook klagers rechtsbijstandsverzekeraar regelmatig heeft geïnformeerd over de procedure van klagers. 5.6 Dat verweerder diverse door klagers aangeleverde stukken heeft aangepast voordat hij deze bij de rechtbank heeft ingediend, is de taak van een advocaat en valt binnen de vrijheid die een advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Niet is gebleken dat verweerder daarover in onvoldoende mate met klagers heeft gecommuniceerd. Ook is niet vast komen te staan dat indien verweerder de standpunten van klagers uitgebreider of anders had gemotiveerd of indien verweerder wel tot een eisvermeerdering (klachtonderdeel e)) was overgegaan, dit tot een voor klagers positievere beslissing had geleid. 5.7 Bij de beoordeling van deze klachtonderdelen acht de raad mede van belang dat een deel van de ingebrachte stukken, waarover klagers hebben geklaagd, zijn opgesteld door de voorganger van verweerder. Voorts acht de raad van belang dat niet is gebleken dat klagers vóór deze klacht bij verweerder hebben aangegeven dat zij ontevreden waren over de kwaliteit van zijn (juridische) bijstand. 5.8 Klagers hebben nog gesteld dat verweerder een deel van de door hem ter onderbouwing van zijn verweer ingebrachte e-mailcorrespondentie met klagers valselijk zou hebben opgemaakt. De raad passeert deze stelling omdat die op geen enkele wijze aannemelijk is geworden.  5.9 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en zullen de klachtonderdelen a) tot en met e) ongegrond worden verklaard.Klachtonderdeel f) 5.10 Klagers stellen dat verweerder de spreeknotities ter gelegenheid van de comparitie van partijen op 24 oktober 2018 niet ter bespreking aan hen heeft voorgelegd. 5.11 De raad stelt vast dat verweerder bij e-mail van 22 oktober 2018 concept-spreeknotities aan klager heeft gestuurd en hem daarbij heeft geschreven dat hij zijn opmerkingen graag hoort. De feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt derhalve. Voor zover klagers ook klagen over de inhoud van deze spreeknotities, dan is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat deze inhoudelijk onder de maat zijn. Het voorgaande betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.Klachtonderdeel g) 5.12 Klagers verwijten verweerder dat hij zijn nota’s niet ook aan hen heeft gezonden. De raad stelt vast dat verweerder alle nota’s en specificaties tijdig en op een correcte wijze bij klagers rechtsbijstandverzekeraar heeft ingediend. De raad gaat er van uit dat deze rechtsbijstandverzekeraar klagers hebben geïnformeerd over hun budget en overige relevante informatie. Uit de stukken blijkt dat ook verweerder klagers regelmatig heeft geïnformeerd - onder andere bij e-mails van 15 januari 2018 en 4 maart 2019 - over zijn gemaakte uren en het budget van klagers bij hun rechtsbijstandsverzekeraar. Niet gesteld of gebleken is bovendien dat klagers om kopieën van de nota’s hebben gevraagd. Gelet op al deze omstandigheden is de raad van oordeel dat klagers in voldoende mate op de hoogte zijn gehouden van de kosten die verweerder in deze procedure maakte en verweerder daarom niet was gehouden om zijn nota’s ook aan klagers te sturen. Verweerder heeft daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.Klachtonderdeel h) 5.13 Klagers verwijten verweerder dat hij excessief heeft gedeclareerd aan hun rechtsbijstandsverzekeraar. 5.14 Of een declaratie als excessief moet worden aangemerkt, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Van excessief declareren is de raad op grond van de stukken niet gebleken. Het tarief en het aantal gedeclareerde uren staan naar het oordeel van de raad in verhouding tot de blijkens de overgelegde urenspecificaties door verweerder verrichte werkzaamheden. Feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de aan klager in rekening gebrachte tijd buitensporig zou zijn, zijn niet gebleken. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en C.A.Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2022.

Griffier                                             Voorzitter

Verzonden d.d. 7 juni 2022