Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-06-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:96

Zaaknummer

21-072/AL/MN

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. De klachtonderdelen zijn te algemeen gesteld en niet met concrete feiten onderbouwd. Voor zover klager meent dat de e-mail van verweerder onnodig grievend is, deelt de raad deze mening niet. De mededeling is feitelijk en niet kwalificerend, laat staan grievend. Klager heeft geen eigen belang bij het klachtonderdeel over de geheimhoudingsplicht. De geheimhoudingsplicht dient ter bescherming van de eigen cliënt. De norm waarvan klager stelt dat die door verweerder is geschonden, dient niet ter bescherming van klager. Deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 7 juni 2022 in de zaak 21-072/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 24 november 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 22 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1040259 HH/SD van de deken ontvangen. 1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 21 maart 2022. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager is zonder voorafgaand bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klager heeft de heer R.W. jarenlang als advocaat bijgestaan in onder andere strafzaken. Op enig moment heeft R.W. zich tot verweerder gewend. 2.3    Verweerder heeft namens zijn cliënt R.W. op 16 maart 2019 een klacht tegen klager ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam. De klacht heeft betrekking op verschillende declaratiekwesties. 2.4    De heer F.W., de vader van R.W., heeft ook een klacht ingediend tegen klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam. F.W. is bijgestaan door een advocaat te Amsterdam. 2.5    Tussen R.W. en klager is een geschil ontstaan over openstaande declaratie(s), waarover een civielrechtelijke procedure is gevoerd bij de rechtbank Amsterdam. Mr. N., advocaat te Utrecht, heeft R.W. in deze procedure bijgestaan. 2.6    Ook tussen F.W. en klager is over declaraties een geschil ontstaan, waarover een civielrechtelijke procedure is gevoerd bij de rechtbank Amsterdam. F.W. is bijgestaan door de onder 2.4 vermelde advocaat te Amsterdam. 2.7    In deze civiele procedures was aanvankelijk een comparitie van partijen gepland op 22 januari 2020, maar de rechtbank heeft de comparitie aangehouden in verband met de tegen klager lopende klachtzaken en de mogelijkheid dat de uitkomst van de klachtprocedures van invloed zou zijn op de materiële beoordeling van de civiele procedure(s). De rechtbank heeft de zaken verwezen naar de rol van 11 maart 2020 voor akte van uitlating over de voortgang van de procedure(s). 2.8    Klager heeft tot 1 september 2019 als advocaat kantoor gehouden in Amsterdam, waarna hij kantoor heeft gehouden in het arrondissement Gelderland. Klager heeft zich met ingang van 1 november 2020 als advocaat laten uitschrijven.

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a)    Eraan mee te werken en ervoor te zorgen dat, vanaf het indienen van klachten (namens zijn ex-cliënt) tegen hem op 16 maart 2019, zijn goede naam als advocaat in een kwaad daglicht is gesteld door zich onnodig grievend jegens hem uit te laten.Toelichting Verweerder heeft ten onrechte nagelaten om een eigen onderzoek te verrichten naar de ernstige verwijten die aan klager werden gemaakt. Verweerder had op eenvoudige wijze de juistheid van deze verwijten van zijn cliënt kunnen checken bij de Raad voor Rechtsbijstand. Voorts heeft verweerder zich tegenover klager en tegenover anderen laatdunkend over hem uitgelaten. Verweerder heeft geen rekening gehouden met het feit dat in het beheer dat er over het geld van R.W. was, iedere cent aan laatstgenoemde ten goede is gekomen. Evenmin heeft verweerder inzicht getoond dat klager 12 jaar lang geheel voor eigen rekening heeft gewerkt en het klagers mogelijk heeft gemaakt te procederen. b)    Eraan mee te werken dat de op 16 maart 2019 ingediende klachten op verzoek van anderen later zodanig zijn aangepast en/of aangevuld dat hij nog meer als een onbetrouwbaar sujet afgeschilderd zou kunnen worden.Toelichting Klager is ten onrechte neergezet als iemand die er verwijtbaar op uit is zijn cliënten van een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand af te houden en zichzelf ten koste van die cliënten te verrijken. c)    Met het enkele doel om hem te schaden een andere ex-cliënt te verzoeken en/of te instrueren dat deze op 25 maart 2019 zelfstandige klachten tegen hem indiende.Toelichting Verweerder heeft F.W. verzocht om tegen klager een klacht in te dienen. Op zijn vraag aan verweerder of hij F.W. bijstaat, wordt niet geantwoord. d)    Een civiele advocaat te verzoeken en/of zodanig te sturen dat deze ook een klacht tegen hem indiende.Toelichting Verweerder heeft mr. N., advocaat te Utrecht, kennelijk zodanig ‘gestuurd’ dat hij ook een klacht tegen klager heeft ingediend. Het kennelijke doel hiervan was dat er in kort geding een verkeerd beeld van klager neergezet kon worden over de wijze waarop klager met zaken en de belangen van kwetsbare cliënten omgaat. Nu de beslissende rechter hierover niet is geïnformeerd, heeft verweerder de kernwaarde integriteit en deskundigheid geschonden. e)   Zich tegenover hem in geschrifte onnodig te kwetsen. f)    Zijn geheimhoudingsplicht (jegens zijn cliënt) naar een andere advocaat (een derde) te schenden.Toelichting Klager heeft gewezen op de e-mail van verweerder aan mr. B., advocaat te Alkmaar, van 29 april 2019, waarin het volgende is vermeld:

“Namens cliënt, de heer R.W., (…). Momenteel is cliënt verwikkeld in een procedure met [klager] aangaande – onder andere – aan cliënt in rekening gebrachte kosten; tevens loopt er een tuchtzaak. Aannemende dat u opdracht heeft gekregen van [klager] verzoek ik u zich ter zake betaling tot hem te wenden (…).”

Deze opmerking was absoluut onnodig en kan bezwaarlijk anders worden gezien dan als poging om klager zwart te maken. g)    Gebruik te maken van andermans onbevoegd optreden en/of handelen, enkel met het doel zichzelf in kennis te verrijken.Toelichting Verweerder heeft misbruik gemaakt van de fouten van mr. B. van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, door gebruik te maken van het door mr. B. aan klager opgevraagde dossier. h)    Per e-mail van 28 januari 2020 (rechtstreeks) contact met hem als wederpartij te zoeken in dit klachtdossier, terwijl zich in de lopende (civiele) zaak bij de rechtbank Amsterdam een eigen advocaat heeft gesteld, waarmee verweerder bekend is.Toelichting Het was kennelijk de bedoeling van verweerder om het klacht- en tuchtrecht op een wijze in te zetten waardoor een betere, of in ieder geval een gewijzigde onderhandelingspositie kon worden verkregen. Dit is misbruik van recht. i)    De deken in dit klachtdossier op 28 januari 2020 onvoldoende in te lichten over de reden van het niet doorgaan van een op 22 januari 2020 geplande comparitie in de rechtbank Amsterdam.Toelichting Verweerder heeft de beslissing van de rolrechter van de rechtbank om de geplande comparitie aan te houden ten onrechte gepresenteerd als een geheel op zichzelf staand besluit van die rolrechter. Klager heeft gewezen op de e-mailwisselingen tussen de civiele griffie van de rechtbank met de advocaten in die procedure(s) van 12 januari 2020 tussen 12:59 uur en 16:47 uur. j)    De rechtbank Amsterdam op 21 januari 2020 verkeerd en/of onvoldoende voor te lichten door niet mede te delen dat klager per 1 september 2019 niet meer valt onder het toezicht van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.Toelichting Verweerder heeft ten onrechte de rechtbank niet geïnformeerd over het feit dat klager sinds 1 september 2019 niet meer onder de jurisdictie viel van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, aangezien hij vanaf die datum kantoor heeft gehouden in Arnhem.

4    VERWEER 4.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a) 4.2    Verweerder heeft R.W. bijgestaan in twee strafzaken bij de rechtbank en bij de klachtprocedure bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam en later in het arrondissement Gelderland. In die procedures is verweer gevoerd en zijn standpunten ingenomen, waarin niets grievends of onnodig grievends is opgemerkt. Ook in zijn korte en zakelijke e-mail aan advocaat mr. B. van 29 april 2019 heeft verweerder zich niet grievend jegens klager uitgelaten. Verweerder heeft in zijn correspondentie met klager stellingen betrokken op grond van informatie die hij van zijn cliënt heeft gekregen en van de juistheid daarvan mocht hij uitgaan.Klachtonderdelen b), c) en d) 4.3    Verweerder heeft aangevoerd dat hij deze klachtonderdelen niet begrijpt. Hij is geen deelgenoot geweest van het kort geding dat destijds is gevoerd en hij heeft dan ook niet met de rechtbank gecorrespondeerd. Niet verweerder, maar mr. N, advocaat te Utrecht, heeft R.W. in kort geding vertegenwoordigd. Verder heeft verweerder betwist dat hij klachten heeft geïnitieerd of ondersteund die door anderen zijn ingediend.Klachtonderdeel e) 4.4    Verweerder heeft erop gewezen dat klager geen stukken heeft ingediend die het standpunt ondersteunen dat verweerder zich in geschrifte onnodig kwetsend jegens klager heeft uitgelaten.Klachtonderdeel f) 4.5    Verweerder heeft aangevoerd dat hij dit klachtonderdeel niet begrijpt.Klachtonderdeel g) 4.6    Indien klager vermeende contacten tussen verweerder en mr B. van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam heeft bedoeld, heeft verweerder aangevoerd dat van dergelijke contacten geen sprake is geweest, laat staan met een strekking als waarover klager bericht/concludeert.Klachtonderdeel h) 4.7    Verweerder heeft erop gewezen dat de correspondentie berichtgeving betreft in het kader van de klachtprocedure en dat in die procedure zich voor klager geen advocaat heeft gemeld. Hij mocht dan ook direct met klager corresponderen.Klachtonderdeel i) 4.8    Verweerder ziet niet in wat hij verkeerd zou hebben gedaan. Hij heeft betwist dat hij onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd.Klachtonderdeel j) 4.9    Verweerder heeft aangevoerd dat het in het kader van de civielrechtelijke procedures niet relevant is of de deken te Amsterdam of de deken te Arnhem bevoegd is ter zake van de klachtprocedure.

5    BEOORDELING 5.1    Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om een handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline komt aan een advocaat van de wederpartij van klager een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.Klachtonderdelen a), b) en e) 5.2    Klachtonderdelen a), b) en e) lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. 5.3    De raad is van oordeel dat deze klachtonderdelen te algemeen zijn gesteld en niet met concrete feiten zijn onderbouwd. Voor zover klager meent dat de e-mail van verweerder van 29 april 2019 jegens hem onnodig grievend is, deelt de raad deze mening niet. De mededeling is feitelijk en niet kwalificerend, laat staan grievend. Bovendien komt verweerder als advocaat van de wederpartij, zoals is overwogen in 5.1, een grote mate van vrijheid toe bij de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt behartigt. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet overschreden. Klachtonderdelen a), b) en e) zullen ongegrond worden verklaard.Klachtonderdelen c) en d) 5.4    Klachtonderdelen c) en d) lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. 5.5    Los van de vraag of het klachtwaardig zou zijn, is niet komen vast te staan dat verweerder anderen heeft bewogen om een klacht tegen klager in te dienen. Verweerder heeft dit nadrukkelijk betwist en klager heeft zijn verwijt onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdelen c) en d) zullen ongegrond worden verklaard.Klachtonderdeel f) 5.6    Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij zijn geheimhoudingsplicht jegens zijn cliënt heeft geschonden door hetgeen hij over klager heeft geschreven in zijn e-mail van 29 april 2019 aan een derde, namelijk een andere advocaat. 5.7    De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, maar slechts voor degene die door het handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn of haar belangen is getroffen. De geheimhoudingsplicht ingevolge artikel 10a, lid 1, onder e van de Advocatenwet dient ter bescherming van de eigen cliënt. De norm waarvan klager stelt dat die door verweerder is geschonden, dient derhalve niet ter bescherming van klager. Naar het oordeel van de raad heeft klager om die reden geen eigen belang bij dit klachtonderdeel. Klachtonderdeel f) zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.Klachtonderdeel g) 5.8    Los van de vraag of het door klager verweten handelen klachtwaardig zou zijn, ontbreekt de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel, nu verweerder nadrukkelijk heeft betwist dat hij contact heeft gehad met mr. B. van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam en klager dit niet nader heeft onderbouwd. Klachtonderdeel g) zal om die reden ongegrond worden verklaard.Klachtonderdeel h) 5.9    Aangezien uit de overgelegde stukken niet blijkt dat klager in de klachtprocedure werd vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft verweerder niet klachtwaardig gehandeld door zich in deze procedure rechtstreeks tot klager te wenden. Klachtonderdeel h) zal daarom ongegrond worden verklaard.Klachtonderdelen i) en j) 5.10    Klachtonderdelen i) en j) lenen zich voor een gezamenlijke behandeling 5.11    Naar het oordeel van de raad valt niet in te zien welke tuchtrechtelijke regel is overschreden met het in deze klachtonderdelen omschreven handelen of nalaten van verweerder. Klager heeft dit ook niet nader onderbouwd. Nu niet is gebleken van enig klachtwaardig handelen van verweerder, zullen klachtonderdelen i) en j) ongegrond worden verklaard.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart klachtonderdeel f) niet-ontvankelijk; -    verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold, K.F. Leenhouts, E.J.C. de Jong en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2022.

Griffier                                                      Voorzitter

Verzonden d.d. 7 juni 2022