Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-05-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2022:72

Zaaknummer

22-047/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht over de eigen advocaat. Verweerder is maandenlang ernstig tekort geschoten in de communicatie met de gemachtigde van klager. Verweerder heeft niet gereageerd op meerdere e-mails en telefoontjes. Daarnaast is verweerder de afspraak om een conceptversie van de algemene voorwaarden te sturen niet nagekomen. Verweerder houdt zich volstrekt afzijdig voor klager, de deken en de raad. De raad houdt ook rekening met het tuchtrechtelijk verleden van verweerder en legt hem schorsing voor de duur van twaalf (12) weken, waarvan acht (8) weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaar, op.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 16 mei 2022 in de zaak 22-047/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:     verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 1 juli 2022 is namens klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 18 januari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk A 2021/149 van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van 4 april 2022 van de raad. Daarbij is niemand namens klager verschenen. Verweerder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, evenmin verschenen.  1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 3 (klachtdossier) en 4 tot en met 10 (overige correspondentie).

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 2.2    De gemachtigde van klager heeft zich eind maart 2021 tot verweerder gewend met het verzoek algemene voorwaarden op te maken voor klager. 2.3    Op 29 maart 2021 heeft de gemachtigde van klager de opdrachtbevestiging van verweerder ontvangen.  2.4    Na ondertekening van de opdrachtbevestiging heeft de gemachtigde van klager op 30 maart 2021 een voorschotnota van verweerder ontvangen. Hij heeft die nota per omgaande voldaan.  2.5    Tussen de gemachtigde van klager en verweerder is afgesproken dat eerstgenoemde in de week van 5 april 2021 een conceptversie van de algemene voorwaarden zou ontvangen.  2.6    De gemachtigde van klager heeft deze niet ontvangen. Hij heeft daarom bij e-mail van 13 april 2021 aan verweerder een statusupdate gevraagd. 2.7    Op 30 april 2021 heeft de gemachtigde van klager wederom een e-mail naar verweerder gestuurd, waarin hij schrijft: "Inmiddels hebben we verschillende keren verzocht (per e-mail en telefonisch) om een update van de stand van zaken. Moeten we ons nu zorgen gaan maken? Er moeten nog veel contracten opgesteld worden, maar het vertrouwen daalt. Ik hoop snel op een reactie en bij voorkeur een concept van de algemene voorwaarden, waarvoor we al een maand geleden een voorschot hebben betaald."  2.8    Een reactie van de zijde van verweerder is uitgebleven. 2.9    De gemachtigde van klager heeft ook telefonisch contact opgenomen met verweerder.  2.10    Medio mei 2021 heeft de gemachtigde van klager contact opgenomen met de juridische dienstverlener die de gemachtigde van klager naar verweerder heeft verwezen. Ook deze heeft tevergeefs contact gezocht met verweerder. 2.11    Op 2 juni 2021 heeft de gemachtigde van klager een e-mail gestuurd naar een medewerkster van het kantoor van verweerder, met verweerder in de cc. In die e-mail staat het volgende geschreven: “We zijn nu ruim 2 maanden verder. Ondanks tal van pogingen (telefonisch, per e-mail en via [de juridische dienstverlener]) hebben we geen concept algemene voorwaarden ontvangen, ondanks het streven deze in de week van 5 april te leveren. Het is frustrerend te constateren dat [verweerder] op geen enkele wijze reageert. Het vertrouwen is inmiddels weg. Ik verzoek u hierbij: -    Om een creditnota te sturen voor de voorschotnota van 30 maart 2021 met declaratienummer 21000140 die we hebben ontvangen; -    De door ons betaalde voorschotnota d.d. 30 maart 2021 te crediteren naar onze rekening (…) -    Een klachtenformulier toe te sturen, zodat we onze officiële klacht voor kunnen leggen aan de klachtenfunctionaris van uw kantoor.” 2.12    Ook hierop heeft de gemachtigde van klager geen reactie van verweerder ontvangen. 2.13    Op 14 juni 2021 heeft de gemachtigde van klager nogmaals een e-mail gezonden aan verweerder, waarin hij schrijft: “Ik heb woensdag 2 juni jl. onder vermeld verzoek gedaan aan mevrouw De R.. Hierop heb ik geen enkele reactie ontvangen. Het is al erg vervelend dat afspraken volledig worden genegeerd, maar als we op deze manier onze tijd moeten verdoen met het versturen van reminders dan wordt de irritatie alleen maar groter. Wij willen de zaak afronden, dus daarom voor de allerlaatste keer het verzoek:  1.    Om een creditnota te sturen voor de voorschotnota van 30 maart 2021 met declaratienummer 21000140 die we hebben ontvangen;  2.    De door ons betaalde voorschotnota d.d. 30 maart 2021 te crediteren naar onze rekening (…).  3.    Een klachtenformulier toe te sturen, zodat we onze officiële klacht voor kunnen leggen aan de klachtenfunctionaris van uw kantoor. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.” 2.14    Ook daarop heeft de gemachtigde van klager geen reactie van verweerder ontvangen.  2.15    Op 1 juli 2021 heeft de gemachtigde van klager nogmaals telefonisch contact gezocht met verweerder, maar dit is tevergeefs gebleken.  2.16    Nadat de gemachtigde van klager de klacht bij de deken heeft ingediend heeft verweerder het betaalde voorschot gecrediteerd. Een creditnota, zoals verzocht, heeft verweerder niet gestuurd. 

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat: a)    hij zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden;  b)    hij zich onbereikbaar voor klager houdt. 3.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.  4    VERWEER  4.1    Verweerder heeft tegen de klacht geen verweer gevoerd.

5    BEOORDELING Ten aanzien van klachtonderdelen a) en b) 5.1    De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft de juistheid van de klacht in beide onderdelen niet weersproken. Aldus is vast komen te staan dat verweerder reeds van het moment dat de opdrachtbevestiging was ondertekend en het voorschot was voldaan niet  bereikbaar was, in die zin dat hij helemaal niet, althans in ieder geval niet naar behoren heeft gereageerd op herhaalde verzoeken namens klager. Zowel een goede bereikbaarheid als het naar behoren reageren op verzoeken zijn van wezenlijk belang voor het vertrouwen in de advocatuur.  5.2    Voorts is vast komen te staan dat verweerder zijn afspraak om in de week van 5 april 2021 een conceptversie van de algemene voorwaarden naar de gemachtigde van klager te sturen niet is nagekomen. De gemachtigde van klager heeft helemaal geen (concept) algemene voorwaarden van verweerder ontvangen, noch van hem vernomen over de voortgang van zijn werkzaamheden.  5.3    De raad is op basis van het voorgaande van oordeel dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klemt temeer nu vast staat dat klager zich wel aan de gemaakte afspraak heeft gehouden door het voorschot tijdig aan verweerder te voldoen. 5.4    De raad acht het kwalijk dat verweerder zich wel laat betalen voor een te leveren dienst, maar die dienst vervolgens niet levert en zich onbereikbaar houdt.  5.5    Klachtonderdelen a) en b) zijn daarmee gegrond. 

6    MAATREGEL 6.1    Verweerder heeft met het nalaten van zijn handelen niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 van de Advocatenwet.  6.2    Verweerder is maandenlang ernstig tekort geschoten in de communicatie met de gemachtigde van klager. Verweerder heeft niet gereageerd op meerdere e-mails en telefoontjes. Daarnaast is verweerder de afspraak om een conceptversie van de algemene voorwaarden te sturen niet nagekomen. Het zou verweerder hebben gesierd als hij tenminste een verklaring had gegeven voor zijn handelen en enig inzicht had getoond in de ontoelaatbaarheid daarvan. Verweerder heeft dat allemaal niet gedaan. Verweerder houdt zich volstrekt afzijdig voor klager, de deken en de raad. Deze houding van verweerder baart de raad ernstige zorgen.  6.3    De raad neemt bij het bepalen van een maatregel ook in aanmerking dat aan verweerder in het (recente) verleden diverse tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd. Zo is onder andere op 8 maart 2021 (en dus vlak voordat verweerder in contact kwam met klager) aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd vanwege het niet reageren op de deken naar aanleiding van een ingediende klacht van een cliënt.  6.4    Gelet op de ernst van de gedragingen en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, acht de raad de maatregel van schorsing voor de duur van twaalf (12) weken, waarvan acht (8) weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaar passend en geboden.  7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING  7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e lid 5 van de Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven. 7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 van de Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat.  7.3    Verweerder dient het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond; -    legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van twaalf (12) weken, waarvan acht (8) weken voorwaardelijk op; -    bepaalt dat deze voorwaardelijke maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder de navolgende algemene voorwaarden niet heeft nageleefd; -     stelt als algemene voorwaarde dat verweerder zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging; -     stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt; -    bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat: -     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,  -     verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat -     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven; -        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; -    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, M.J. Smit, A. Schaberg en M.P. de Klerk, leden, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2022.