Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-04-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:70

Zaaknummer

21-554/A/NN

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 april 2022 in de zaak 21-554/A/NN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 augustus 2021 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 18 januari 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Na een verwijzingsbeslissing van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 22 juni 2021 heeft de raad kennisgenomen van de brief van de deken van 16 juni 2021 en het klachtdossier met kenmerk 2021 KNN010/1325670.  1.3    Bij beslissing van 9 augustus 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4    Op 6 september 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 maart 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Voorts was de partner van klager als toehoorder aanwezig. 1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. De raad heeft voorts kennisgenomen van de brief van verweerder van 17 februari 2022, met bijlagen.

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. a)      De voorzitter heeft de beslissing gebaseerd op niet volledige dan wel onjuiste feiten.     Onder punt 1.5 van de beslissing is ten onrechte vermeld dat klager zich in verband met aansprakelijkstelling van de makelaar tot advocaat mr. B heeft gewend. Klager heeft mr. B echter niet ingeschakeld inzake enige aansprakelijkstelling.  b)    Klager heeft er in klachtonderdeel a) over geklaagd dat verweerder niet is ingegaan op de ingebrekestelling die klager aan de makelaar heeft verstuurd en dat verweerder geen schikkingsvoorstel aan klager heeft gedaan. De voorzitter heeft die klacht ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft voldoende bewijs geleverd dat hij schade heeft geleden. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het aanbod van klager bij brief van 9 januari 2021 om zijn schade te verrekenen met de openstaande factuur van de makelaar. Klager heeft de factuur dus door middel van verrekening aan de makelaardij betaald. c)    Klager heeft er in klachtonderdeel c) en d) over geklaagd dat verweerder gevoelige informatie aan mr. B heeft gemaild inzake een dossier dat niet in behandeling bij mr. B was en dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan het lekken van (privacygevoelige) data. De voorzitter heeft die klacht ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard, onder de overweging dat klager heeft erkend dat mr. B hem heeft bijgestaan inzake de aansprakelijkheidstelling van de makelaardij. Klager heeft dat niet erkend. Klager heeft  alleen bijstand gehad van een kantoorgenoot van mr. B. Verweerder heeft mr. B dus wel degelijk geïnformeerd over dossiers die zij niet behandelde.  

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.  4.3    De raad overweegt nog het volgende. Klager heeft aangevoerd dat niet mr. B maar een kantoorgenoot van haar namens hem is opgetreden in het geschil over de factuur en aansprakelijkstelling van de makelaar. Klager heeft dat niet eerder gesteld. Dat de kantoorgenoot van mr. B zich uitsluitend met de zaak betreffende de makelaar bezig heeft gehouden heeft verweerder voorts betwist en is door klager niet onderbouwd. Dat had wel op zijn weg gelegen, aangezien mr. B in november 2020 in totaal 4.15 uur aan werkzaamheden voor klager heeft verricht. Dit blijkt uit de door klager overgelegde specificatie van de declaratie van het kantoor van mr. B, gedateerd 13 november 2020. Klager heeft niet uitgelegd welke werkzaamheden mr. B in die periode voor hem heeft verricht, die niet de problemen rondom de verkoop van de voormalige echtelijke woning en de - daarmee samenhangende - factuur van de makelaar zouden betreffen. Gelet op de werkzaamheden van mr. B voor klager kan niet worden geoordeeld dat verweerder in zijn brief aan mr. B, gedateerd 21 december 2020, informatie heeft gedeeld die al niet bij mr. B bekend was.   4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter, mrs. M. Bootsma en G. Kaaij, leden, bijgestaan door mr.  N. Bakker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 april 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 25 april 2022