Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-04-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2022:57

Zaaknummer

21-786/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht tussen advocaten over overname en verrekening van een toevoeging.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 april 2022 in de zaak 21-786/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

mr. (…) advocaat (…) klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 17 november 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 29 september 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/67 edg/gh van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 maart 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.  1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 21.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Per fax van 24 mei 2013 te 11.26 uur heeft klager zich in de strafzaak van de heer C. gesteld als advocaat. Hij had deze zaak van de piketadvocaat overgenomen. Klager had de heer C. op 23 mei 2013 – de dag van zijn voorgeleiding – in het huis van bewaring bezocht en hem die dag bijgestaan tijdens een verhoor door de FIOD. De heer C. zat op dat moment in alle beperkingen. 2.3    Eveneens op 24 mei 2013 heeft verweerder klager per fax verzocht om overname van het dossier van de heer C. 2.4    Op 28 mei 2013 heeft klager het dossier in kwestie per fax aan verweerder toegezonden en daarbij het volgende vermeld: “Ik verwacht nog een nader proces-verbaal. Client is in mijn bijzijn gehoord op donderdag 23 mei 2013 in de ochtenduren. Hij heeft zich bij gelegenheid van dat verhoor beroepen op zijn zwijgrecht.” (…) De toevoeging is nog niet in mijn bezit. Zodra ik de toevoeging van de piketadvocaat zal hebben ontvangen, zal ik deze muteren op mijn naam en na mutatie zal ik de toevoeging aan u doorzenden. Mag ik ervan uit gaan dat wij op basis van gewerkte uren verrekenen.” 2.5    Op 21 februari 2014 heeft klager aan de office manager van verweerder verzocht hem te laten weten of de hiervoor bedoelde zaak inmiddels was afgerond en of kon worden overgegaan tot verrekening. Op dit verzoek is niet gereageerd. 2.6    Op 9 februari 2015 heeft de office manager van klager telefonisch contact opgenomen met het kantoor van verweerder. Zij heeft gesproken met de heer M(…) en hem in aansluiting op het telefoongesprek per fax de  urenspecificatie van klager verstrekt, met het verzoek over te gaan tot verrekening. Ook op dit verzoek is niet gereageerd. 2.7    Op 26 november 2019 heeft de officemanager van klager per e-mail aan verweerder verzocht om een verrekeningsvoorstel. Omdat een reactie (wederom) uitbleef heeft zij per e-mail van 30 december 2019 een herinnering aan verweerder gestuurd. Ook hierop werd geen reactie ontvangen.  2.8    Op 20 mei 2020 heeft de secretaresse van klager telefonisch contact opgenomen met verweerder. Verweerder vroeg haar om bewijsstukken waaruit zou blijken dat hij de zaak van klager had overgenomen. De secretaresse van klager heeft hem die stukken dezelfde dag gemaild. Wederom bleef een reactie uit. 2.9    Op 15 juni 2020 heeft de office manager van klager verweerder nogmaals gemaild. 2.10    Per e-mail van 24 augustus 2020 heeft klager aan verweerder verzocht om hem binnen zeven dagen een verrekeningsvoorstel te doen toekomen, bij gebreke waarvan hij de deken zou inschakelen. In reactie daarop verwees verweerder naar een fax aan klager van 2 juni 2020, die klager blijkens het faxrapport niet heeft bereikt.  2.11    Per e-mail van 25 augustus 2020 heeft klager (alsnog) op de brief van 2 juni 2020 gereageerd en daarbij wederom verzocht om een verrekeningsvoorstel.  2.12    Omdat wederom geen reactie werd ontvangen heeft klager op 17 november 2020 onderhavige klacht tegen verweerder ingediend.

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door na overname van een zaak ondanks herhaald verzoek daartoe, te weigeren over te gaan tot verrekening met klager.

4    VERWEER  4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op dit verweer ingaan.

5    BEOORDELING 5.1    Verweerder stelt zich op het standpunt dat klager geen recht op verrekening toekomt omdat de piketadvocaat – en niet klager - de voorgeleiding heeft gedaan, hij de last tot toevoeging nooit van klager heeft ontvangen, de last bovendien nooit op naam van klager blijkt te hebben gestaan en zijn kantoor de urenspecificatie van klager pas op 20 mei 2020 heeft ontvangen.  5.2    Klager erkent dat niet hij maar de piketadvocaat de voorgeleiding heeft gedaan. Dat enkele feit heeft naar het oordeel van de raad nog niet tot gevolg dat klager geen recht op verrekening toekomt. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt immers dat klager de heer C. op de dag van zijn voorgeleiding – te weten 23 mei 2013 – in het huis van bewaring heeft bezocht en hem heeft bijgestaan bij een verhoor door de FIOD. Aan de stelling van verweerder dat klager zijn overnamebrief (gedateerd 24 mei 2013) toen reeds ontvangen had, gaat de raad voorbij. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt immers dat klager zich op 24 mei 2013 om 11.26 uur als advocaat in de zaak van de heer C. heeft gesteld en dat verweerder hem later die dag heeft verzocht om overname van de zaak in kwestie. Nu door klager  aantoonbaar werkzaamheden zijn verricht voordat verweerder de zaak van hem overnam, is verweerder tot verrekening gehouden. 5.3    De vermelding van de piketadvocaat op de last tot toevoeging berust naar het oordeel van de raad op een vergissing. Zij was vanaf het bevel gevangenhouding immers niet meer bij de zaak betrokken; klager had de zaak op dat moment al van haar overgenomen. Deze administratieve fout kan niet aan klager worden tegengeworpen en staat niet aan zijn recht op verrekening in de weg. 5.4    De stelling van verweerder dat zijn kantoor de urenspecificatie van klager eerst op 20 mei 2020 ontving, is aantoonbaar onjuist. Uit de stukken blijkt dat de office manager van klager op 9 februari 2015 telefonisch contact heeft gehad met het kantoor van verweerder en in aansluiting daarop de urenspecificatie aan het kantoor van klager heeft gefaxt met het verzoek over te gaan tot verrekening. 5.5    Naar het oordeel van de raad is verweerder tot verrekening met klager gehouden en is het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat hij pas op 24 augustus 2020 voor het eerst heeft gereageerd op de al sinds februari 2014 gedane verzoeken om tot verrekening van  een in mei 2013 aan hem overgedragen zaak over te gaan. 6    MAATREGEL 6.1    De raad rekent het verweerder aan dat hij noch in zijn reacties naar de deken noch met zijn opstelling ter zitting enig inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen heeft getoond. Alles overziend en mede in aanmerking genomen het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden. 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door. 7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 50,- reiskosten van klager, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.  7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart de klacht gegrond; -    legt aan verweerder de maatregel van berisping op; -    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; -    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; -    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, P.J.E.M. Nuiten, M.P. Laning en P.O.M. van Boven-de Groot, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.