Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:35

Zaaknummer

21-658/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij. Verzet is gegrond. Uit de voorzittersbeslissing blijkt niet dat de voorzitter de door klager toegezonden getuigenverklaringen bij de beoordeling heeft betrokken. Op grond van de getuigenverklaringen kan echter niet worden vastgesteld dat verweerder klager heeft beledigd en bedreigd. Klacht ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdamvan 7 maart 2022in de zaak 21-658/A/Aplaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 september 2021 op de klacht van:

klagergemachtigde: mr. J.M.E. van der Haar

over:

advocaat te Amsterdam  verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE1.1    Op 8 juni 2020 heeft de gemachtigde van  klager namens klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2    Op 4 augustus 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1192761/JS/YH van de deken ontvangen. 1.3    Bij beslissing van 13 september 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.1.4    Op 27 september 2021 heeft de gemachtigde van klager namens klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift (met bijlagen) op 27 september 2021 ontvangen.1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 24 januari 2022. Daarbij waren klager met zijn gemachtigde, en verweerder aanwezig. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. 1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. 

2    VERZET2.1    De grond van het verzet luidt, samengevat, als volgt. Klager heeft er in klachtonderdeel a) over geklaagd dat verweerder hem heeft bedreigd en beledigd. De voorzitter heeft die klacht kennelijk ongegrond verklaard, en daartoe overwogen dat klager het klachtonderdeel niet heeft onderbouwd en dat de aangifte van bedreiging en belediging daartoe onvoldoende is. Echter, klager heeft naast de aangifte ook twee getuigen-verklaringen overgelegd. Onduidelijk is waarom deze verklaringen bij de beoordeling zijn  genegeerd. 

3    FEITEN EN KLACHT3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1    Voordat de raad klachtonderdeel a) inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetsgrond slaagt. Klager heeft bij e-mail van 10 september 2021 twee getuigenverklaringen naar de raad verzonden, zoals ook blijkt uit de beslissing van 13 september 2021. Uit de beslissing blijkt niet dat de voorzitter deze stukken bij de beoordeling van klachtonderdeel a) heeft betrokken. Het verzet is daarom in zoverre gegrond.

5     BEOORDELING VAN DE KLACHT4.3    De raad zal klachtonderdeel a) opnieuw beoordelen. De klacht houdt in dat verweerder klager tijdens een telefoongesprek op 25 februari 2020 heeft bedreigd en beledigd. De raad heeft ter zitting van 24 januari 2022 nader onderzoek naar de klacht gedaan. 4.4    De raad overweegt dat klager dit klachtonderdeel, tegenover het gemotiveerde verweer van verweerder, onvoldoende heeft onderbouwd. De twee getuigenverklaringen die klager heeft overgelegd geven geen aanleiding om daar anders over te oordelen. Beide getuigenverklaringen zijn op 24 augustus 2021, dus ruim een jaar na het gesprek van 25 februari 2020, opgesteld. Uit de getuigenverklaring van de heer F blijkt dat hij de beller zelf niet kende en dat klager later tegen hem heeft gezegd dat het verweerder was. In de getuigenverklaring van de heer H staat dat de klager sprak met de beller, maar daar blijkt niet uit hoe de heer F wist dat de beller verweerder was. Er staat niet in dat de beller zijn naam heeft genoemd. Dat verweerder klager op 25 februari 2020 heeft bedreigd en beledigd, kan op basis van deze getuigenverklaringen niet worden vastgesteld. 4.5    De gemachtigde van klager heeft ter zitting (desgevraagd) medegedeeld dat er niets is gedaan met de aangifte die klager op 5 juni 2020 bij de politie tegen verweerder heeft gedaan. Dat betekent dat de door klager gestelde bedreiging en belediging ook niet in een strafrechtelijke procedure vast is komen te staan. 4.6    Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond. 

BESLISSINGDe raad van discipline:- verklaart het verzet met betrekking tot klachtonderdeel a) gegrond;- verklaart klachtonderdeel a) alsnog ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. S. van Andel en P. van Lingen, leden, bijgestaan door mr.  N. Bakker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 7 maart 2022