Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:26

Zaaknummer

22-074/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Kennelijk niet-ontvankelijk vanwege onvoldoende eigen rechtstreeks belang bij de klacht.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdamvan  7 maart 2022in de zaak 22-074/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 januari 2022 met kenmerk 1479024/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITENVoor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1    Klager is belastingadviseur en heeft het kantoor van verweerder als vast contact voor het aanleveren van huurzaken. 1.2    In een andere klachtprocedure bij de deken heeft klager namens zichzelf en namens een cliënt, de heer C. S een klacht ingediend over verweerder.  1.3    Tijdens de behandeling van die klacht heeft verweerder bij zijn repliek stukken ingediend. De stukken gaan over andere cliënten van klager - de heer S. S en Vof S (hierna: S c.s.) - met dezelfde achternaam als klager in de andere klachtprocedure.  1.4    Naar aanleiding van het indienen van die stukken heeft klager bij de deken onderhavige klacht over verweerder ingediend. 2    KLACHT2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in de andere klachtprocedure bij zijn repliek vertrouwelijke stukken van zijn cliënten, S c.s. in te brengen, terwijl S c.s. niet bij die klachtprocedure betrokken zijn. Volgens klager schendt verweerder hiermee zijn geheimhoudingsplicht ten opzichte van zijn cliënten.

3    VERWEER3.1    Verweerder voert aan dat klager geen persoonlijk belang heeft bij de klacht.

4    BEOORDELING4.1    De voorzitter stelt voorop dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen over een advocaat slechts toekomt aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. 4.2    Klager verwijt verweerder dat hij de geheimhoudingsplicht ten opzichte van S c.s. heeft geschonden door hun stukken in de andere klachtprocedure in te brengen. Zijn belang dat hij als gevolg van het niet-geanonimiseerd indienen van deze stukken in de andere klachtprocedure, deze niet kan delen met zijn cliënt in die procedure kan niet gelden als een voldoende eigen rechtstreeks belang. Het gaat hier om het belang van S c.s en dus kunnen alleen zij een klacht indienen over verweerder als zij menen dat verweerder jegens hen zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden en zodoende tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Omdat klager geen eigen rechtstreeks belang bij de klacht heeft, zal de voorzitter deze kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSINGDe voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2022.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 7 maart 2022