Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-01-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:9

Zaaknummer

21-138/AL/OV

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft onvoldoende regie gevoerd door beide zaken gedurende langere tijd op hun beloop te laten en klager in het ongewisse te laten. Verweerder heeft diverse e-mails niet of te traag beantwoord en hij heeft toezeggingen gedaan die niet zijn nagekomen. Klacht gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 17 januari 2022in de zaak 21-138/AL/OVnaar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 9 september 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2 Op 11 februari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1244470 van de deken ontvangen.1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 29 oktober 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.

2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.Ten aanzien van de zaak tegen ASR Verzekeringen2.2 Klager heeft bij e-mail van 6 juni 2017 aan verweerder gevraagd hem te helpen bij zijn verzoek aan ASR Verzekeringen (hierna: ASR) om hem te schrappen uit de registratie in het Centraal Informatiesysteem (CIS). Verweerder heeft in deze zaak opgetreden op basis van een toevoeging.2.3 Klager had ASR zelf al aangeschreven over deze registratie. In reactie hierop heeft ASR bij brief van 8 juni 2017 klager laten weten dat zij geen aanleiding zien om hun eerder ingenomen standpunt dat de inschrijving moet worden gehandhaafd, te herzien.2.4 In zijn e-mail van 28 augustus 2017 heeft verweerder bericht dat het vanwege de formele regels geen zin heeft om op dat moment een nieuw verzoek ter zake in te dienen en dat hij eind september 2017 de zaak verder zal bekijken.2.5 Bij e-mail van 16 mei 2018 heeft klager verweerder gevraagd naar de stand van zaken. Op 13 juni 2018 heeft klager verweerder gerappelleerd.2.6 In zijn e-mail van 14 juni 2018 heeft klager aan verweerder bevestigd dat zij telefonisch hebben afgesproken dat verweerder nader zal gaan bestuderen of er eerst nog een brief naar ASR moet worden gestuurd of dat verweerder direct namens klager een klacht zal indienen bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid).2.7 De registratie is inmiddels uit het CIS verwijderd vanwege het verstrijken van de registratietermijn.Ten aanzien van de zaak tegen ABNAmro2.8 Klager heeft een geschil met de ANBAmro Bank (hierna ook: de bank) over een door de bank gelegd beslag op het huis en pensioen van klager in verband met een aan hem verleend krediet. In een procedure tegen de bank is door een andere advocaat namens klager hoger beroep ingesteld, maar dit hoger beroep is geroyeerd omdat niet tijdig een memorie van grieven was ingediend.2.9 Op 30 januari 2018 heeft klager verweerder stukken met betrekking tot de zaak toegezonden, met het verzoek om overleg.2.10 Na een e-mailwisseling over het al dan niet kunnen verkrijgen van een toevoeging, heeft verweerder bij e-mail van 29 maart 2018 aan klager laten weten dat hij binnenkort een toewijzing van de toevoeging verwachtte en dat hij daarom bij de vorige advocaat de stukken heeft opgevraagd. Hij heeft toegezegd klager nader te berichten na ontvangst van de stukken.2.11 Op 6 april 2018 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging afgewezen omdat het inkomen van klager de wettelijk vastgestelde financiële grenzen overschrijdt.2.12 In zijn e-mail van 16 mei 2018 heeft klager gevraagd naar de stand van zaken. Op 13 juni 2018 heeft klager verweerder gerappelleerd.2.13 Bij e-mail van 14 juni 2018 heeft klager aan verweerder hun telefonische afspraak bevestigd dat verweerder nader zal informeren naar de stand van zaken in het destijds ingestelde hoger beroep en dat hij bij de vorige advocaat nogmaals de stukken zal opvragen.2.14 Op 7 augustus 2018 heeft verweerder aan klager bericht dat hij de stukken heeft ontvangen en dat hij begin september 2018 de zaak verder zal oppakken.2.15 Bij e-mail van 9 oktober 2018 heeft klager gevraagd naar de stand van zaken.2.16 Op 9 oktober 2018 heeft verweerder klager in zijn e-mail gemotiveerd laten weten dat hoger beroep naar zijn mening geen kans van slagen heeft. Hij heeft klager gevraagd hierover telefonisch contact met hem op te nemen.2.17 In zijn e-mail van 6 november 2018 heeft verweerder toegezegd dat in verband met een griepaanval binnenkort de nadere afgesproken informatie zou volgen.2.18 Bij e-mail van 19 maart 2019 heeft klager gevraagd naar de stand van zaken, nu was afgesproken dat verweerder de zaak opnieuw zou bekijken en eventueel contact zou opnemen met de bank.2.19 In zijn e-mail van 29 maart 2019 heeft verweerder zijn excuses aangeboden, omdat de zaak aan zijn aandacht was ontsnapt nadat hem uit telefonisch contact in oktober 2018 was gebleken dat de bank niet welwillend was. Verweerder heeft klager toegezegd dat hij nogmaals met de bank contact zou opnemen.2.20 Bij e-mailberichten van 3 juni 2019 en 6 augustus 2019 heeft klager gevraagd naar de stand van zaken.2.21 In zijn e-mail van 17 september 2019 heeft verweerder klager erop gewezen dat in 2017 geen toevoeging is afgegeven en niet om een peiljaarverlegging is gevraagd. Verder heeft hij bericht dat hij bij de bank zou kunnen klagen over het feit dat klager inmiddels meer dan de hoofdsom heeft betaald, terwijl nog steeds een zelfde restbedrag als de hoofdsom openstaat. Hij wenst echter eerst duidelijkheid van klager over de betaling van zijn kosten.2.22 Bij e-mail van 17 september 2019 heeft klager hierop gereageerd met de vraag waarom verweerder niet al in 2017 een toevoeging heeft aangevraagd.2.23 In zijn e-mail van 23 september 2019 heeft verweerder geantwoord dat in 2018 wel een toevoeging is aangevraagd, maar is afgewezen. Hij heeft klager verzocht om een nieuwe verwijzing te vragen bij het Juridisch Loket.2.24 Klager heeft op 20 december 2019 verweerder laten weten dat hij bij het Juridisch Loket is geweest en tevens heeft hij geïnformeerd naar de stand van zaken.2.25 Bj e-mails van 28 januari 2020 en 11 februari 2020 heeft klager aan verweerder gevraagd of hij al een afspraak met de bank heeft gemaakt.2.26 In april 2020 heeft klager zelf met de bank contact opgenomen, waarna de beslagen zijn opgeheven en een eventuele restschuld is kwijtgescholden.

3 KLACHT 3.1 Zoals klager tijdens de zitting heeft bevestigd, houdt de klacht, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door niet adequaat te reageren op verzoeken van klager, brieven respectievelijk e-mails traag of niet te beantwoorden en geen contact op te nemen met de tegenpartijen en te verzuimen maatregelen te nemen met betrekking tot de beslagvrije voet.ToelichtingVerweerder heeft in beide zaken niets gedaan. In de zaak tegen ASR is klager door het verstrijken van de registratietermijn inmiddels uit het CIS verwijderd. In de zaak tegen de bank hebben klager en verweerder diverse besprekingen gehad en uitvoerig met elkaar per e-mail gecorrespondeerd, maar verweerder heeft geen enkele actie ondernomen. Uiteindelijk heeft klager zelf rechtstreeks met de bank contact opgenomen en werd de zaak direct opgelost. Als verweerder in 2017 naar de bank zou zijn gegaan, is het niet ondenkbeeldig dat de beslagen toen al door de bank zouden zijn opgeheven.

4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.4.2 Ten aanzien van de zaak tegen ASR heeft verweerder aangevoerd dat hij wel degelijk in 2018 overleg heeft gehad met de betreffende instanties. Er was toen echter geen enkele bereidheid het standpunt aan te passen. Gezien het feit dat er zeer strenge regels gelden met betrekking tot personen werkzaam in de verzekeringsbranche, had het destijds geen zin om op korte termijn nogmaals te klagen over de inschrijving in het CIS. Pas na verloop van tijd zou een nieuw verzoek ingediend kunnen worden. De zaak stond bij verweerder nog wel in de planning om verder achteraan te gaan. Nu de registratie inmiddels is verwijderd, is dit probleem opgelost.4.3 Ten aanzien van de zaak tegen de ABNAmro Bank heeft verweerder aangevoerd dat hij er geruime tijd mee bezig is geweest om het dossier volledig te krijgen, waarna hij klager heeft laten weten dat hij het doorzetten van het hoger beroep zinloos achtte. Verder heeft verweerder erop gewezen dat hij wel degelijk contact heeft gehad met de deurwaarder, maar dat in 2017 en 2018 niets te regelen viel met de bank. In 2017 was een toevoeging afgewezen en klager heeft geen peiljaarverlegging aangevraagd. In 2019 heeft verweerder duidelijk aan klager laten weten dat hij pas verder zou gaan met deze zaak nadat een toevoeging was toegekend, omdat klager de kosten zelf niet kon betalen. Dat verweerder niet verder ging met de zaak was klager volkomen duidelijk. Omdat klager zelf met de zaak bezig was, heeft verweerder de zaak terzijde gelegd. Er is ook door klager ter zake van beide kwesties niets aan verweerder betaald. Verder heeft verweerder erop gewezen dat het feit dat klager in 2020 de zaak met de bank heeft kunnen oplossen ongetwijfeld ook ermee te maken heeft gehad dat de overheid in verband met de coronacrisis banken heeft opgeroepen in 2020 soepel om te gaan met schuldenaren.

5 BEOORDELING 5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van de eigen advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.5.2 De raad is van oordeel dat verweerder over zowel de ASR-zaak als de ABNAmro-zaak onvoldoende regie heeft gevoerd. De raad mist in beide zaken een opdrachtbevestiging, waarin verweerder schriftelijk had moeten vastleggen welke acties hij zou gaan ondernemen, welke verwachtingen klager van hem mocht hebben, wat hij van klager verwachtte, hoe de aanvraag van een toevoeging in zijn werk gaat en wat de consequenties zouden zijn in geval de aanvraag van de toevoeging zou worden afgewezen. Ook tijdens zijn werkzaamheden is verweerder tekortgeschoten in zijn communicatie met klager. Verweerder heeft klager onvoldoende op de hoogte gehouden van wat hij heeft gedaan, wat hiervan de uitkomsten waren en wat hij nog zou gaan doen. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat klager telkens zelf naar de stand van zaken heeft moeten vragen, waarop bovendien lang niet altijd door verweerder werd gereageerd. Verweerder heeft diverse e-mails van klager niet of te traag beantwoord. Daarnaast heeft verweerder in beide zaken toezeggingen gedaan die niet zijn  nagekomen. Voorbeelden hiervan zijn de belofte van verweerder in zijn e-mail van 28 augustus 2017 om de ASR-zaak nog verder te gaan bekijken en de toezegging van verweerder in de ABNAmro-zaak in de e-mail van 29 maart 2019 om nog een keer de bank te benaderen. Verweerder heeft onvoldoende regie gevoerd door beide zaken gedurende langere tijd op hun beloop te laten en klager in het ongewisse te laten. Hierdoor konden bij klager onjuiste verwachtingen ontstaan over wat verweerder voor hem kon betekenen. Deze passieve opstelling is niet zoals van een zorgvuldig handelend advocaat mag worden verwacht en kan hem tuchtrechtelijk worden verweten.5.3 De klacht zal op grond van het hiervoor overwogene gegrond worden verklaard.

6 MAATREGEL 6.1 De klacht is gegrond. Gelet op het feit dat verweerder in de lange periode waarin hij als advocaat werkzaam is geweest geen tuchtrechtelijke maatregel opgelegd heeft gekregen, kan naar het oordeel van de raad worden volstaan met de oplegging van de maatregel van waarschuwing.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten enb) € 500,- kosten van de Staat.7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 21-138/AL/OV.

BESLISSING De raad van discipline:- verklaart de klacht gegrond;- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. S.J. de Vries en S.M. Bosch-Koopmans, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2022.

Griffier                                                     Voorzitter

Verzonden d.d. 17 januari 2022