Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:213

Zaaknummer

21-026/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Verweerster is het niet eens met de voorzittersbeslissing omdat de voorzitter zich onvoldoende in het dossier zou hebben verdiept. Verweerster herhaalt haar klachten tegen verweerder in zijn hoedanigheid van deken maar voert geen gronden aan voor haar verzet. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 13 december 2021

in de zaak 21-026/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 26 februari 2021 op de klacht van:

 

klaagster

tegen:

verweerder

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 8 juli 2020 heeft klaagster bij de voorzitter van het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. Klaagster heeft de voorzitter van het Hof van Discipline verzocht haar klacht over verweerder voor onderzoek naar een andere deken te verwijzen.

1.2 De (plaatsvervangend) voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 27 juli 2020 de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken).

1.3 Op 13 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-105 van de deken ontvangen.

1.4 Bij beslissing van 26 februari 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 26 februari 2021 verzonden aan partijen.

1.5 Op 17 maart 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 17 maart 2021 ontvangen.

1.6 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 18 oktober 2021. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerder was niet aanwezig.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift, met de daarbij behorende bijlagen.

 

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: klaagster herhaalt haar klachten, vult deze aan met het verwijt dat de deken juist het plannen van een gesprek heeft afgehouden en is verder van mening dat de voorzitter zich niet genoeg in het dossier heeft verdiept.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

 

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.3 De aanvulling van de klacht van klaagster over het afhouden van het plannen van een gesprek levert geen grond voor verzet op aangezien deze feiten zich hebben voorgedaan nadat de voorzittersbeslissing was genomen. De voorzitter had daarmee dan ook geen rekening kunnen houden. 

4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. W.A.A.J. Fick-Nolet, L.J.G. de Haas, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 december 2021.

 

Griffier                                                           Voorzitter