Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-11-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:205

Zaaknummer

210094

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij in familierechtelijke kwestie. Verweerster zou tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld door haar cliente en de rechter te te informeren over de jegens haar door klagers aanhangig gemaakte klachtprocedure. Ongegrond. Verkorte bekrachtiging.

Uitspraak

BESLISSING

van 1 november 2021

in de zaak 210094

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klagers

tegen:

verweerster

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 22 februari 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ‘s-Hertogenbosch (zaaknummer: 20-446/DB/OB), waarin de klacht van klagers in alle onderdelen ongegrond is verklaard.

1.2 De onderhavige klachtzaak hangt samen met de klachtzaak met zaaknummer 20-445/DB/OB, in welke zaak de raad eveneens op 22 februari 2021 een beslissing heeft gegeven.

1.3 De beslissingen van de raad zijn op tuchtrecht.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:TADRSHE:2021:42 en ECLI:NL:TADRSHE:2021:38.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beroepschrift van klagers is op 19 maart 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:- de stukken van de raad;- het verweerschrift van verweerster;- een e-mail van 15 augustus 2021 met een bijlage van klagers. 2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 30 augustus 2021. Daar zijn klagers, verweerster en haar gemachtigde verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

3 FEITEN

3.1 In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht. Het gaat om de volgende feiten.

3.2 Klagers voeden hun minderjarige zoon tezamen met diens moeder op in een constructie van meerouderschap.

3.3 Verweerster treedt op als advocaat van de moeder, zijnde de wederpartij van klagers.

3.4 Op 17 juli 2019 heeft verweerster namens de moeder een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank.

3.5 Bij e-mail van 18 juli 2019 aan verweerster hebben klagers aangekondigd een klacht tegen verweerster in te dienen bij de deken.

3.6 Bij brief van 18 juli 2019 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerster. De klachtbrief is op 30 juli 2019 door de deken ontvangen.

3.7 Klagers hebben een advocaat in de arm genomen die namens hen een verweerschrift bij de rechtbank heeft ingediend.

3.8 Op 30 september 2019 heeft verweerster een verweerschrift op aanvullende verzoeken bij de rechtbank ingediend, waarin zij onder meer naar voren heeft gebracht:

“(14) (…) Om hen moverende redenen hebben de vaders ervoor gekozen geen advocaat in de arm te nemen (althans niet tot het moment dat de vrouw een verzoekschrift indiende bij de rechtbank), maar zelf te blijven communiceren met de advocaat van de vrouw. Dit heeft niet bijgedragen aan een oplossing (en heeft ook geleid tot een klacht van de vaders tegen de advocaat van de vrouw bij de Orde van Advocaten, deze is nog in behandeling) (…).”3.9 Bij brief van 9 oktober 2019 hebben klagers bij de deken wederom een klacht ingediend over verweerster.

4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat zij:

1.    onvoldoende professionele afstand heeft gehouden, zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klagers en haar persoonlijk belang heeft ingebracht in de procedure tussen klagers en de cliënte van verweerster door de klacht over haar persoonlijk handelen (in de zaak met kenmerk 20-445/DB/OB) in die procedure in te brengen;

2.    een stelling heeft geïntroduceerd bij de rechtbank waarvan ze redelijkerwijs de onjuistheid kende of had moeten kennen;

3.   onvoldoende professionele afstand heeft gehouden en het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad en het bereiken van een regeling in der minne heeft gefrustreerd door persoonlijke informatie van klagers te delen met haar cliënte.

5 BEOORDELING

omvang hoger beroep5.1 Het hof stelt vast dat klagers in hun beroepschrift nieuwe klachtonderdelen hebben geformuleerd ten aanzien van uitlatingen van verweerster tijdens de mondelinge behandeling bij de raad. Een dergelijke uitbreiding van de klacht in hoger beroep is niet mogelijk en op deze klachtonderdelen zal het hof dan ook niet ingaan. Klagers hebben in hun beroepschrift verder nog bezwaren geuit tegen het niet verstrekken door de raad van het proces-verbaal van de aldaar gehouden zitting. Wat er zij van deze bezwaren, het hof laat deze buiten beschouwing omdat zij op zichzelf niet kunnen leiden tot vernietiging van de beslissing van de raad.

overwegingen raad

5.2 De onderhavige klachtzaak heeft betrekking heeft op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij in een familiekwestie. Ter zake van het door verweerster vermelden van de door klagers jegens haar ingediende klacht in een processtuk, heeft de raad overwogen dat verweerster gemotiveerd heeft toegelicht waarom zij de gewraakte passage in het processtuk heeft opgenomen en dat niet aannemelijk is geworden dat verweerster zich daarbij heeft laten leiden door enig eigen belang. Dat verweerster zich onnodig grievend jegens klagers heeft uitgelaten en de rechter feiten heeft voorgehouden waarvan zij de onwaarheid kende of kon kennen, is volgens de raad evenmin gebleken. Voor zover de door verweerster geponeerde stellingen als onjuist of onvolledig werden beschouwd door klagers, lag het op de weg van klagers dan wel hun advocaat om deze stellingen in de procedure te weerspreken en te weerleggen, aldus de raad. Ter zake van het door verweerster informeren van haar cliënte over de klacht die klagers jegens verweerster hebben ingediend, heeft de raad overwogen dat verweerster een vertrouwensrelatie heeft met haar cliënte, dat de klacht raakt aan de wijze waarop zij rechtsbijstand aan haar heeft verleend en dat niet valt in te zien op welke grond verweerster jegens klagers gehouden zou zijn hierover geheimhouding te betrachten. Het stond verweerster vrij haar cliënte hierover te informeren, klagers zijn hierdoor niet in hun belangen geschaad en niet is gebleken dat het alsnog bereiken van een minnelijke regeling hierdoor is gefrustreerd, aldus de raad. De raad heeft geoordeeld dat verweerster niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze de belangen van klagers en de zoon heeft geschaad en dat zij heeft gehandeld binnen de voornoemde grenzen van de vrijheid die verweerster had om de belangen van haar cliënte te behartigen. Dat verweerster onvoldoende professionele distantie jegens haar cliënte heeft betracht is volgens de raad geenszins gebleken. De raad heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.    

overwegingen hof

5.3 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Van een onjuiste interpretatie van de stellingen van klagers door de raad is het hof niet gebleken. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klagers en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1  bekrachtigt de beslissing van 22 februari 2021 van de Raad van Discipline in het ressort           ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 20-446/DB/OB.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.J. Louter, A.R. Sturhoofd,               R.N.E. Visser en Chr. H. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2021. 

griffier voorzitter            

De beslissing is verzonden op 1 november 2021.