Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-11-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:199

Zaaknummer

210115

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaat in familiezaak. Anders dan de raad oordeelt het hof dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door na het intakegesprek, waarin kennelijk de verwachting bij klager is gewekt dat verweerster op basis van toevoeging hem zou bijstaan, een voorstel te doen hem op basis van betaling bij te staan. Het stond klager vrij dat aanbod af te wijzen en een andere advocaat te zoeken. Verder laat de begeleidende tekst bij de toezending van de beschikking te wensen over, maar gezien de omstandigheden van het geval is dit niet zodanig ernstig dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Beroep slaagt, klacht ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING

van 1 november 2021

in de zaak 210115

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerster

tegen:

klager  

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 8 maart 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 20-183/AL/GLD). In deze beslissing zijn van de klacht van klager de klachtonderdelen a) en c) gegrond en de klachtonderdelen b) en d) ongegrond verklaard. Aan verweerster is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerster veroordeeld in de betaling van het griffierecht, de reiskosten en proceskosten.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:38 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beroepschrift met bijlage van verweerster is op 6 april 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:- de stukken van de raad;- het verweerschrift van klager met bijlagen. 2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 3 september 2021. Daar zijn klager met zijn gemachtigde, de heer W.H.J. Vermeeren, en verweerster verschenen.  De gemachtigde van klager heeft het standpunt van klager toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

3 FEITEN

Voor zover in hoger beroep van belang, stelt het hof de volgende feiten vast.

3.1 Verweerster heeft rechtsbijstand verleend aan klager in de periode juni 2017 tot en met oktober 2018. Het betrof rechtsbijstand in een echtscheidingsprocedure. Eerder werd klager door mr. J (hierna: de eerste advocaat) bijgestaan.

3.2 Op 28 juni 2017 heeft bij verweerster op kantoor een intakegesprek plaatsgevonden, waar klager, diens zaakwaarnemer B. (hierna: de zaakwaarnemer) en de moeder en de gemachtigde van klager aanwezig waren. Tijdens dat gesprek is afgesproken dat verweerster het dossier en de toevoeging zou opvragen bij de eerste advocaat. Dat heeft verweerster de volgende dag gedaan. Voorts heeft klager vervolgens de opdracht aan de eerste advocaat beëindigd.

3.3 Op 30 juni 2017 heeft verweerster het dossier van de eerste advocaat ontvangen. Diezelfde dag heeft verweerster een e-mail aan klager gestuurd met onder meer de volgende inhoud:

“Vandaag heb ik uw zeer omvangrijke dossier inclusief de toevoeging en urenspecificatie van [de eerste advocaat] ontvangen.

Uit de door [de eerste advocaat] overgelegde urenspecificatie (zie bijlage) blijkt dat zij inmiddels 33.48 uur aan uw dossier heeft besteed en dat er tot op heden slechts één zitting, zijnde de zitting voorlopige voorzieningen, heeft plaatsgevonden.

Nu de 30 uren van het forfait van de toevoeging is opgesoupeerd dien ik meer uren aan te vragen. Hiertoe moet ik bij de Raad voor Rechtsbijstand gemotiveerd aangeven dat er in de onderhavige zaak sprake is van een juridisch feitencomplex waardoor de zaak niet binnen het forfait kan worden afgewikkeld. Echter in de onderhavige zaak is er geen sprake van enig juridisch feitencomplex en dienen er conform het beleid van de Raad voor Rechtsbijstand minimaal drie zittingen te hebben plaatsgevonden alvorens meer uren door de Raad voor Rechtsbijstand zullen worden toegekend.

Gezien het bovenstaande zullen door de Raad voor Rechtsbijstand geen meer uren worden toegekend. Dit heeft tot gevolg dat ik geen enkele vergoeding zal krijgen van de door mij te verrichten werkzaamheden. Hetzelfde geldt voor een andere advocaat die op basis van de toevoeging de werkzaamheden zal voortzetten.Uiteraard is het niet de bedoeling dat mijn werkzaamheden in onderhavige zaak niet betaald worden en kan ik onderhavige zaak enkel en alleen voortzetten op basis van mijn uurtarief.

Bij voortzetting van mijn werkzaamheden op basis van mijn uurtarief heb ik uit coulance besloten om mijn uurtarief van € 195,00 te verlagen naar € 175,00 exclusief 7% kantoorkosten, 21% btw en verschotten.

Gaarne verneem ik vóór maandag 3 juli 2017 schriftelijk van u of ik mijn werkzaamheden in onderhavige zaak dien voort te zetten op basis van mijn uurtarief van € 175,00 exclusief 7% kantoorkosten, 21% btw en verschotten en verzoek ik u om een voorschot van € 1.210,00 (€ 1.000,00 +21% btw) te voldoen middels overmaking op bankrekening (…).”

3.4 In een e-mail van 3 juli 2017 heeft klager aan verweerster bevestigd dat zij haar werkzaamheden op declaratiebasis mocht voortzetten.

3.5 Nadat de eerste mondelinge behandeling in de echtscheidingsprocedure op 27 juli 2017 plaatsvond, is op 27 september 2017 een tussenbeschikking gewezen. Op 26 januari 2018 heeft opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarna de rechtbank een beschikking heeft gewezen op 20 augustus 2018.

3.6 Bij e-mail van 22 augustus 2018 heeft de secretaresse van verweerster de beschikking aan klager doorgezonden met de mededeling dat klager de volgende dag telefonisch contact kon opnemen als er vragen waren over de beschikking.

3.7 Naar aanleiding van een verzoek van klager daartoe van 9 oktober 2018 is de grosse van de beschikking op 10 oktober 2018 per post aan klager toegezonden.

3.8 Op 25 oktober 2018 heeft er een gesprek tussen klager, de zaakwaarnemer, de gemachtigde van klager en verweerster plaatsgevonden, waarin over de inhoud van de eindbeschikking, een eventueel hoger beroep en over de klacht van klager over verweerster is gesproken. Verder is besproken dat verweerster haar werkzaamheden zal neerleggen. In een e-mailbericht van 25 oktober 2018 heeft verweerster de beëindiging van haar opdracht schriftelijk bevestigd.

4 KLACHT

4.1 Voor zover in hoger beroep nog van belang, houdt de klacht zakelijk weergegeven in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet  (verder: Advw) door:

a) terug te komen op haar toezegging om klager op basis van de reeds bestaande toevoeging bij te staan en van klager te verlangen dat hij binnen een onredelijk korte termijn zou beslissen of hij instemde met bijstand op betalende basis;

b) (…)

c) niet uit eigen beweging de (gevolgen van de) eindbeschikking aan klager uit te leggen, niet te adviseren om hoger beroep in te stellen en niet uit eigen beweging de grosse aan klager te verstrekken;

d) (…).

5 BEOORDELING

overwegingen raad

5.1 Het beroep is beperkt tot de klachtonderdelen a) en c) voor zover die gegrond zijn verklaard door de raad.

overwegingen raad

5.2 De raad heeft klachtonderdeel a) gegrond verklaard voor zover dat erop ziet dat verweerster de zaak van klager zou behandelen op basis van toevoeging. Verweerster heeft ontkend dat zij tijdens het intakegesprek, zoals klager stelt, had toegezegd de zaak op basis van toevoeging te behandelen. Ter zitting van de raad heeft verweerster verklaard dat zij veronderstelde dat er op de toevoeging nog uren te besteden waren, dat zij de zaak wilde overnemen en dat haar bij ontvangst van de stukken en de toevoeging bleek dat de toevoeging ‘op’ was. In dit alles leest de raad een concrete aan klager gegeven toezegging dat zij de zaak op basis van de bestaande toevoeging overnam, althans een gerechtvaardigde verwachting dat dit zou gebeuren. Daarbij neemt de raad in ogenschouw dat het wel degelijk mogelijk was om op basis van de bestaande toevoeging aan de slag te gaan omdat er naar rato van uren met de eerste advocaat kon worden afgerekend. Nu verweerster had toegezegd op basis van een toevoeging de zaak te zullen overnemen, althans een dergelijke verwachting had gewekt, kon zij daar niet meer eenzijdig op terugkomen

5.3 Klachtonderdeel c) is door de raad gegrond verklaard, voor zover verweerster niet uit eigen beweging de (gevolgen van de) beschikking aan klager heeft uitgelegd. De raad overweegt dat van verweerster verwacht had mogen worden dat in de brief waarbij de beschikking aan klager werd toegezonden in ieder geval de beroepstermijn was genoemd en voorts ofwel in die brief uitleg over het dictum was gegeven ofwel was aangeboden om die uitleg in een bespreking te geven.

beroepsgronden

5.4 Verweerster heeft tegen de gegrondverklaring van klachtonderdeel a) het volgende aangevoerd. Voor zover al de verwachting is gewekt bij klager dat de zaak op basis van een toevoeging zou worden overgenomen, is die verwachting direct weggenomen door de inhoud van de e-mail van 30 juni 2017. Verweerster was, gelet op de stand waarin de zaak zich bevond, verrast dat al 30 uren van de toevoeging waren opgesoupeerd. Verweerster heeft haar tarief uit coulance gematigd. Als klager niet op declaratiebasis bijstand wilde, had klager voldoende tijd om ofwel terug te gaan naar de eerste advocaat ofwel een andere advocaat te zoeken. Verweerster merkt op dat klager de klacht enkel in lijkt te dienen om alle gemaakte kosten terug te krijgen en hij eerder een schadevergoeding van € 70.000,-- heeft gevorderd.

5.5 Wat betreft klachtonderdeel c stelt verweerster dat haar kantoor, tijdens haar afwezigheid, de beschikking van 20 augustus 2018 na ontvangst op 22 augustus 2018 direct heeft doorgestuurd aan klager. Daarbij is klager er nadrukkelijk op geattendeerd dat hij de dag erna contact met verweerster kon opnemen. Klager heeft van de in die brief geboden mogelijkheid de beschikking te bespreken geen gebruik gemaakt. De inhoud van de beslissing was ook zonder meer duidelijk. Puntsgewijs waren alle onderdelen van de boedelscheiding benoemd.  Bovendien is klager hoog opgeleid en werd hij bijgestaan. Later, op 25 oktober 2018, is de beslissing nog inhoudelijk besproken tijdens een overleg met klager en zijn stiefvader op kantoor van verweerster.

5.6 Voorts wijst verweerster erop dat zij sinds 2000 advocaat is en niet eerder een maatregel opgelegd heeft gekregen. Verweerster verzoekt vernietiging van de bestreden beslissing, voor zover die gegrond is verklaard.

verweer in beroep

5.7 Klager heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal hierna, waar van belang, worden ingegaan.

overwegingen hof

5.8 Wat betreft klachtonderdeel a), kan het hof niet vaststellen wat er over de toevoeging is besproken in het intakegesprek tussen verweerster en klager, omdat de lezingen daarover uiteen lopen. Los echter van de vraag of sprake was van een toezegging dan wel een gewekte verwachting door verweerster dat zij op basis van toevoeging rechtsbijstand zou verlenen, oordeelt het hof dat verweerster na ontvangst van het dossier van de eerste advocaat op die toezegging dan wel gewekte verwachting mocht terugkomen. Pas toen kon verweerster op basis van het voorliggende dossier een reële inschatting maken van de te verrichten arbeid en hoe zich die verhield tot de onverwacht vele uren die al onder het bereik van de toevoeging door de eerste advocaat waren besteed. Op basis daarvan heeft verweerster een nieuw voorstel voor haar rechtsbijstand geformuleerd in haar e-mail van 30 juni 2017. Na ontvangst van die e-mail had klager verweerster kunnen laten weten dat hij niet door haar bijgestaan wilde worden op basis van het uurtarief en/of dat hij zich voor het blok gezet voelde omdat hij zijn vorige advocaat al had afgezegd. Klager heeft er, ook na ontvangst van het nieuwe voorstel, om hem moverende redenen de voorkeur aan gegeven rechtsbijstand van verweerster te krijgen zonder blijk te geven van zijn ongenoegen over haar voorstel om de condities van de opdracht te wijzigen. Hij kan zijn keuze niet achteraf aan verweerster tegenwerpen.De omstandigheid dat klager de bijstand door de eerste advocaat voorafgaand aan de e-mail van 30 juni 2017 had beëindigd, doet daaraan niet af. Als verweerster klager al niet tegemoet zou zijn gekomen had klager zijn eerste advocaat kunnen vragen haar werk te hervatten dan wel een andere advocaat kunnen zoeken die bereid was op basis van toevoeging bijstand te verlenen. Dat klager zich daarbij oncomfortabel voelde en verweersters bijstand prefereerde vanwege haar expertise, moge zo zijn, maar doet er niet aan af dat klager verweerster van zijn ongenoegen op de hoogte had moeten stellen en andere keuzes had kunnen maken. Dat hij verweersters expertise zwaarder heeft laten wegen dan de bijstand op basis van toevoeging blijft voor zijn rekening en risico. Voor zover klager de stelling heeft ingenomen dat verweerster had toegezegd de mogelijkheden rondom een verruiming van de verleende toevoeging te verkennen in direct contact met de Raad voor Rechtsbijstand dan wel de eerste advocaat aan te spreken op de door haar geschreven uren, overweegt het hof dat verweerster die stelling gemotiveerd heeft betwist. Nu het dossier geen aanwijzing biedt voor de juistheid van die stellingen, zijn die onvoldoende onderbouwd en gaat het hof daaraan voorbij.De beroepsgrond van verweerster slaagt. Het hof zal op dit onderdeel de beslissing van de raad vernietigen en ongegrond verklaren.

5.9 Ten aanzien van het beroep tegen klachtonderdeel c) overweegt het hof dat de begeleidende e-mail bij de verzending van de beschikking aan klager, erg summier is en weinig blijk geeft van oog voor klagers begrijpelijke behoefte aan een toelichting op zo een ingrijpende en uitgebreide beschikking. Verweerster heeft echter voldoende gemotiveerd toegelicht (wat door klager niet is betwist) dat alle onderdelen van die beschikking uitvoerig zijn besproken door de rechter ter zitting en ook helder zijn gemotiveerd in de beschikking; daarnaast betrof het punten die verweerster bij de voorbereiding van de processtukken uitvoerig met klager en diens adviseurs had besproken. Verweerster heeft klager verder wel degelijk de kans gegeven de beschikking te bespreken en zij hebben dat ook gedaan toen verweerster hersteld was van haar ziekte. Al deze omstandigheden tezamen, maken dat het hof oordeelt dat het handelen van verweerster niet zodanig ernstig is dat haar een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.De beroepsgrond van verweerster slaagt. Het hof zal ook op dit onderdeel de beslissing van de raad vernietigen en ongegrond verklaren.

slotsom

5.10  Nu het hof de beslissing van de raad zal vernietigen, voor zover daarin de klachtonderdelen a) en c) gegrond zijn verklaard, dienen ook de oplegging van de maatregel en de veroordeling in de kosten te worden vernietigd.

 

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1 vernietigt de beslissing van 8 maart 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 20-183/AL/GLD, voor zover de klachtonderdelen a) en c) gegrond zijn verklaard, aan verweerster de maatregel van waarschuwing is opgelegd en verweerster is veroordeeld in de betaling van het griffierecht, de proceskosten en reiskosten;

en doet opnieuw recht:

6.2 verklaart de klachtonderdelen a) en c) ongegrond, voor zover die aan het oordeel van het hof zijn voorgelegd.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. R. Verkijk en J.H. Brouwer, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2021.

 

 

griffier voorzitter            

De beslissing is verzonden op 1 november 2021.