Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-09-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:174

Zaaknummer

210208

Inhoudsindicatie

Verzoek om aanwijzing advocaat (art. 13). De deken heeft ondanks herhaalde informatieverzoeken aan klaagster geen duidelijke antwoorden gekregen voor welke procedure klaagster een advocaat wenste, waardoor hij niet tot een behoorlijke beoordeling van het verzoek kon komen. Voor zover klaagster een advocaat wenste om een klacht over de psycholoog en het ziekenhuis in te dienen heeft de deken het verzoek op goede grond afgewezen (geen verplichte procesvertegenwoordiging). Verder heeft de deken een advocaat bereid gevonden om klaagster te helpen haar hulpvraag op een rijtje te zetten. Nu klaagster dit aanbod heeft geweigerd, kan zij de deken niet tegenwerpen dat zij in deze fase het verzoek tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen. Beklag ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING

van 6 september 2021

in de zaak 210208

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Noord-Nederland

de deken

 

1    HET BEKLAG

1.1    Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 5 mei 2021. Klaagster heeft een beklag d.d. 10 juni 2021 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag is op 15 juni 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier:

-    een e-mailbericht d.d. 2 juli 2021 met bijlage van klaagster;

-    een verweerschrift d.d. 7 juli 2021 met bijlagen van de deken;

-    zes e-mailberichten d.d. 18 juli 2021 van klaagster;

-    een e-mailbericht d.d. 20 juli 2021 van klaagster.

2.3    De griffie van het hof heeft partijen op 26 juli 2021 bericht dat het hof voornemens is de zaak op stukken in raadkamer te beoordelen, omdat het hof geen aanleiding ziet voor het houden van een mondelinge behandeling. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld hierop te reageren binnen een week. De deken heeft bij e-mail van 27 juli 2021 het hof bericht geen gebruik te willen maken van die gelegenheid. Klaagster heeft op 29 juli 2021 per e-mail de kern van haar zaak op een rijtje gezet. Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

 

3    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1    Klaagster is circa 44 jaar geleden in contact gekomen met een psycholoog. Klaagster wenste geen therapie van hem, maar hij is volgens klaagster haar leven binnengedrongen en er is sprake van onrecht en discriminatie. Klaagster stelt als gevolg daarvan veel schade te hebben geleden, die zij vergoed wenst te zien. Ook overweegt klaagster aangifte te doen en melding te doen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (verder: de inspectie). Klaagster wenst juridische bijstand in deze kwestie.

3.2    Nadat klaagster zelf op aangeven van het juridisch loket een aantal advocaten (tevergeefs) heeft benaderd om haar bij te staan, heeft klaagster zich op 27 maart 2021 tot de deken gewend met het verzoek om aanwijzing van een advocaat.

3.3    Per e-mail van 2 april 2021 is namens de deken verzocht om aanvullende informatie over de persoon dan wel instanties tegen wie klaagster wil procederen en met welk doel. Daarbij heeft de deken klaagster verzocht schriftelijk aan te tonen dat zij zonder succes ten minste vijf advocaten heeft benaderd voor bijstand. Bij deze brief heeft de deken een toelichting gevoegd over de voorwaarden waaraan een verzoek om aanwijzing van een advocaat moet voldoen.

3.4    Klaagster heeft op dit verzoek gereageerd per e-mail van 14 april 2021, waarin zij aangeeft dat zij een klacht tegen de psycholoog, het ziekenhuis en bepaalde artsen aldaar wil indienen bij de inspectie. Daarbij vraagt klaagster zich in dit bericht af of zij wellicht ook elders een zaak kan starten tegen de psycholoog, het ziekenhuis en bepaalde artsen aldaar. Klaagster wil met een advocaat overleggen wat de mogelijkheden zijn. Verder heeft klaagster e-mailberichten verstrekt, waaruit volgt dat zij elf advocaten heeft benaderd die allen niet bereid waren haar bij te staan (op basis van toevoeging).

3.5    De deken heeft klaagster per e-mail van 19 april 2021 bericht dat voor het indienen van een klacht tegen de psycholoog, het ziekenhuis en bepaalde artsen aldaar geen verplichte vertegenwoordiging door een advocaat geldt. Op basis hiervan kan geen advocaat worden aangewezen. De deken heeft daarbij geconstateerd dat klaagster behoefte heeft aan overleg over haar positie met een ter zake kundig advocaat. De deken heeft daartoe [naam advocaat], advocaat te Groningen, bereid gevonden en heeft klaagster meegegeven met hem contact op te nemen.

3.6    Per e-mail van 30 april 2021 heeft klaagster de deken bericht dat de afwijzing als een klap in haar gezicht kwam. Klaagster geeft aan dat zij een vordering tegen de psycholoog wil instellen op grond van onrechtmatige daad. Klaagster wil geen contact opnemen met [naam advocaat], omdat zij een jaar eerder al contact met hem heeft gehad. Klaagster heeft een advocaat nodig die de mazen van de wet weet te vinden en strijdbaar is. [naam advocaat] is in klaagsters optiek niet geschikt, omdat hij al 76 jaar oud is en destijds direct aangaf dat de zaak van klaagster waarschijnlijk verjaard zou zijn. Daarbij heeft klaagster twijfels bij het nut van dat gesprek, omdat de deken al heeft aangegeven aan klaagster geen advocaat te zullen aanwijzen. 

3.7    De deken heeft op 5 mei 2021 een beslissing gegeven, waarin zij het verzoek om aanwijzing van een advocaat van klaagster heeft afgewezen. De gronden voor deze beslissing houden in dat geen procesvertegenwoordiging is vereist voor het indienen van een klacht tegen de psycholoog, het ziekenhuis en de artsen aldaar. Daarbij heeft de deken een advocaat bereid gevonden om de (on)mogelijkheden in de zaak van klaagster en de problemen die zij heeft te bespreken. Dit aanbod heeft klaagster bij voorbaat afgewezen. De deken concludeert dat zij derhalve niets meer kan doen voor klaagster.

 

4    BEOORDELING

beklag

4.1    Klaagster heeft in haar beklag bij het hof het volgende aangevoerd. Klaagster heeft bij haar verzoek om aanwijzing van een advocaat dezelfde e-mail aan de deken gestuurd, die zij ook aan advocaten zond. Daarin ging het vooral om een klacht tegen de psycholoog, het ziekenhuis en de artsen aldaar, terwijl klaagster hoofdzakelijk een civiele procedure wil starten tegen de psycholoog. Het was klaagster niet bekend dat zij direct in een paar woorden had moeten aangeven wat zij precies wenst. De deken heeft haar verzoek te snel afgewezen. Klaagster wil graag een advocaat die haar kan helpen op een rijtje te zetten wat ze wil. 

verweer deken

4.2    De deken heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Waar van belang, wordt die besproken bij de beoordeling van het beklag. 

toetsingskader

4.3    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klaagster gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent.

beoordeling

4.4    Het hof stelt voorop dat de voorziening uit artikel 13 Advocatenwet (aanwijzing van een advocaat door de deken) als vangnet is bedoeld voor het geval dat een rechtszoekende zelf geen rechtsbijstand kan krijgen, voor zaken waarin wel verplichte procesvertegenwoordiging geldt. De deken heeft in dit verband meerdere pogingen gedaan om helder te krijgen waarvoor klaagster concreet rechtsbijstand nodig heeft. Daarbij heeft de deken op verschillende manieren uiteengezet aan welke voorwaarden het verzoek moet voldoen. De verzoeken van de deken zijn door klaagster steeds beantwoord met een abstracte toelichting waaruit de persoonlijke beleving van klaagster bij de gebeurtenissen blijkt, maar de deken geen antwoord krijgt op de vraag voor welke juridische kwestie klaagster bijstand nodig heeft. Hierdoor kon de deken niet tot een behoorlijke beoordeling van het verzoek komen.

4.5    Voor zover het verzoek zag op de ‘klacht tegen de psycholoog, het ziekenhuis en de artsen aldaar’, heeft de deken dit afgewezen. Om klaagster voor het overige tegemoet te komen en de miscommunicatie tussen de deken en klaagster te verhelpen, heeft de deken een advocaat benaderd en verzocht klaagster te helpen bij het op een rijtje zetten van de problemen van klaagster en de juridische (on)mogelijkheden in dit verband. Deze advocaat kan daarbij de deken behulpzaam zijn bij de beantwoording van de vraag of rechtsbijstand benodigd is voor de hulpvraag van klaagster en een inschatting kunnen maken of de juridische zaak enige kans van slagen heeft. De deken heeft hierdoor een passende (tussen)oplossing geboden in deze inventariserende fase voor de procedure rondom het aanwijzen van een advocaat.

4.6    Klaagster heeft dit aanbod geweigerd, omdat de betreffende advocaat in het verleden niet bereid was klaagster rechtsbijstand te bieden in haar zaak. Nog los van de vraag of uit de eerdere weigering tot rechtsbijstand kan worden geconcludeerd dat deze advocaat klaagster niet behulpzaam kan en wil zijn bij voornoemde (juridische) hulpvraag, oordeelt het hof als volgt. Klaagster heeft door haar weigering haar zaak met de door de deken genoemde advocaat te bespreken de deken onvoldoende in staat gesteld tot een beoordeling te komen of een aanwijzing van een advocaat op zijn plaats kan zijn. Deze opstelling van klaagster brengt mee dat zij de deken in redelijkheid niet kan verwijten dat zij in deze fase het verzoek tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen.

4.7    Voor zover klaagster in dit verband nog heeft aangevoerd dat de deken bij dit aanbod van mr. Van Balen al een afwijzende beslissing had gegeven, stelt het hof vast dat de afwijzing van de deken zag op de ‘klacht tegen de psycholoog, het ziekenhuis en de artsen aldaar’. Op dit punt geldt, zoals de deken terecht heeft overwogen, dat voor het indienen van een klacht geen procesvertegenwoordiging verplicht is. Deze beslissing is dus op goede grond genomen. Voor zover klaagster (nadien) expliciet heeft aangegeven een civiele procedure te willen starten, geldt hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.4 tot en met 4.6.

slotsom

4.8    Het hof verklaart het beklag tegen de beslissing van de deken ongegrond.

 

5    BESLISSING

Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 5 mei 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst en J.D. Streefkerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2021.

                                               

griffier     voorzitter   

 

De beslissing is verzonden op 6 september 2021.