Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-08-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:156

Zaaknummer

210118

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Kwaliteit van de dienstverlening. Verweerster zou zich onvoldoende hebben ingezet voor de appelprocedure van klager. Ongegrond. Verkorte bekrachtiging.

Uitspraak

BESLISSING

30 augustus 2021

in de zaak 210118

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1        DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1         Het hof verwijst naar de beslissing van 15 maart 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 20-998/DH/RO). In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard.

1.2        Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2021:48 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2        DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1        Het beroepschrift van klager is op 12 april 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2        Verder bevat het dossier van het hof:

-        de stukken van de raad;

-        het verweerschrift van verweerder.

2.3        Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 5 juli 2021. Daar zijn klager en verweerster met haar gemachtigde verschenen. Klager heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

 

3        FEITEN

3.1        Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2        Klager is in een geschil verwikkeld (geweest) met een taxicentrale voor wie hij met zijn eenmanszaak werkzaam was. Bij vonnis van de kantonrechter van 5 april 2019 is klager in het ongelijk gesteld.

3.3        Klager wenste hoger beroep in te stellen tegen voornoemd vonnis en heeft zich voor bijstand gewend tot mr. S. (hierna: de advocaat-eigenaar). Na een intakegesprek is op 14 mei 2019 namens de advocaat-eigenaar onder meer het voorstel aan klager gedaan om de zaak te behandelen tegen een vast bedrag van € 2.520,- voor het gehele dossier/de gehele procedure.

3.4        Klager heeft op 16 mei 2019 per e-mail laten weten dat hij graag bijstand wil van het kantoor van de advocaat-eigenaar en dat hij zijn zaak tegen voornoemd vast bedrag wil laten behandelen.

3.5        Diezelfde dag heeft de advocaat-eigenaar in een e-mail aan klager laten weten dat de vaste prijs akkoord is en is een voorstel gedaan voor een afspraak om de zaak inhoudelijk te bespreken, waarbij is aangegeven dat ook haar medewerker, te weten verweerster, deze afspraak zou bijwonen.

3.6        Op 20 mei 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager, de advocaat-eigenaar en verweerster.

3.7        In de opdrachtbevestiging van verweerster van 28 mei 2019 is onder meer het volgende opgenomen:

“(…) Op 20 mei jl. spraken wij af dat ik uw dossier zal behandelen. (…) Wij hebben afgesproken dat ik u zal adviseren over uw voornemen om hoger beroep in te stellen tegen bovenbedoeld vonnis. Aan de hand van mijn advies zullen wij vervolgens bespreken of er hoger beroep zal worden ingesteld. Zo ja, dan zal ik u in die procedure bijstaan als advocaat. (…) Wij hebben een vaste prijsafspraak gemaakt van € 2.520,00. (…)”

3.8        Klager is diezelfde dag akkoord gegaan met de opdrachtbevestiging.

3.9        Op 31 mei 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“(…) Met u besprak ik dat ik hierdoor aan u kenbaar moet maken dat de urenberaming te beperkt is. Het is ontzettend spijtig om op een urenberaming terug te moeten komen. Ik heb dit daarom eerst met u besproken. U geeft aan dat u op dit moment niet over voldoende middelen beschikt om een ruimere prijsafspraak te maken. Hier heb ik begrip voor. U hebt verder aangegeven dat u een klacht hebt ingediend tegen uw voormalig advocaat bij de orde van advocaten en zowel tegen de advocaat als de [vakbond] bij de [vakbond]. Wij hebben afgesproken dat mijn eventuele meeruren gedeclareerd worden binnen de ruimte die eventueel door [vakbond] of uw vorige advocaat wordt vrijgemaakt. Ik heb u aangegeven dat ik u vooraf niet kan garanderen dat ik een hoger beroep kans van slagen geef. (…) Ik heb u daarom benadrukt dat ik u hierover eerst adviseer. Op basis van dit advies bespreken wij vervolgens mijn volgende stappen. (…)”

3.10          Op 25 juni 2019 heeft verweerster klager geadviseerd over het hoger beroep. In haar brief schrijft verweerster onder meer:

“(…) gezien de geringe slagingskans in hoger beroep en de kosten die u in een hoger beroepsprocedure riskeert te maken raad ik u af om hoger beroep in te stellen. (…) Het kan zijn dat u, ondanks mijn afraden, hoger beroep wilt instellen. Dit staat u vrij. Omdat ik de zaak niet geheel kansloos acht ben ik bereid u daarin bij te staan als uw advocaat. (…)”

3.11         Klager heeft op 26 juni 2019 aangegeven dat hij het hoger beroep toch wilde doorzetten.

3.12         Verweerster heeft diezelfde dag in een e-mail aan klager onder meer geschreven:

“(…) Ik heb u daarom ook aangegeven dat het volledig aan u is om mijn advies naast u neer te leggen en toch hoger beroep in te laten stellen. Ik zal mij hierin dan ook naar mijn beste kunnen voor u inzetten. (…)”

3.13         Op 4 juli 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager laten weten dat de hoger beroep dagvaarding aan de taxicentrale betekend was.

3.14         Op 7 augustus 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“(…) De rechtbank heeft ons verzocht om op 3 september de memorie van grieven (redenen van hoger beroep) in te dienen. Bijgevoegd treft je mijn eerste opzet van de feiten aan. (…) Daarnaast verneem ik graag wat jouw redenen zijn om tegen het vonnis van de rechter in hoger beroep te komen. Graag met betrekking tot zowel de feiten als de overwegingen jouw puntsgewijze reactie opdat ik deze kan verwerken in de verdere uitwerking van de memorie van grieven. Ik wil je voor de goede orde wijzen op mijn afwezigheid van 12 tot 25 augustus a.s. (…)”

3.15         Klager heeft op 26 augustus 2019 gereageerd en onder meer het volgende geschreven:

“(…) Zoals we hebben afgesproken heb ik de memorie van grieven doorgenomen. Ik heb mijn redenen met feiten vermeld waarom ik in hoger beroep wil komen. (…)”

3.16         Op 28 augustus 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerster.

3.17         Op 2 september 2019 heeft klager in een aantal e-mails aan verweerster zijn commentaar op het vonnis uiteengezet.

3.18         Verweerster heeft diezelfde dag per e-mail aan klager geschreven:

“(…) Ik ben helaas nog niet klaar met het afronden van de memorie van grieven. Ik verwacht deze u even voor middernacht te kunnen toezenden. Morgen moet ik de memorie voor 10.00 uur indienen. Ik verzoek u daarom stand by te blijven en mij uw reactie na ontvangst van de memorie toe te zenden. (…)”

3.19         Verweerster heeft het concept van de memorie van grieven op 2 september 2019 om 23.31 uur per e-mail aan klager gezonden.

3.20         Klager heeft op 3 september 2019 om 00.48 uur in een e-mail aan verweerster geschreven dat hij in het concept nog belangrijke informatie mist en dat hij geen bijlagen ziet. Ook heeft hij het volgende geschreven:

“Wat is nou de bedoeling midden in de nacht??? Ik ben hier niet blij mee. Kunt u mij even bellen?”

3.21         Klager heeft verweerster op 3 september 2019 om 3.28 uur nogmaals een e-mail gestuurd en onder meer geschreven:

“(…) Ik heb de Memorie van Grieven doorgenomen, aangepast en aangevuld met kleur blauw. Zie bijlage. Ik mis de bijlagen. Hierdoor kan ik de bijlagen niet controleren. (…)”

3.22         Verweerster heeft klager op 3 september 2019 om 9.40 uur de aangepaste versie van de memorie van grieven gestuurd. Klager heeft vervolgens diezelfde dag om 9.52 uur aangegeven akkoord te zijn met de memorie van grieven, waarna de memorie van grieven (tijdig) is ingediend.

3.23         Op 26 september 2019 heeft klager in een e-mail aan verweerster gevraagd naar de voortgang van zijn zaak.

3.24         Op 3 oktober 2019 heeft verweerster gereageerd en onder meer het volgende geschreven:

“(…) Bijgevoegd treft u de productielijst aan die enige tijd geleden bij het fourneren zijn ingediend bij het Gerechtshof. Ik wil u verzoeken om mij te laten weten welke producties u graag nog zou willen benadrukken en welke aanvullende producties u graag indient. (…)”

3.25         Klager heeft op 4 oktober 2019 gereageerd en onder meer geschreven:

“(…) Ik ben echt verbaasd met deze bijlagen. (…) Ik ga niet akkoord met deze bijlagen. Ik zie helemaal geen nieuwe productie overzicht. Ik mis de meest recente en belangrijkste bijlagen. Waarom zitten die er niet bij? (…)”

3.26         Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven:

“(…) Hebt u mij gisteren begrepen aan de telefoon? (…) Bij het instellen van hoger beroep is vereist dat wij het hele procesdossier toezenden aan het gerechtshof. Dit dossier bevat alles wat voorafgegaan is aan het hoger beroep. Hier zit nog niets bij aan producties die wij kunnen toezenden. (…) Ik vraag u in mijn bericht een voorzetje te doen van wat u graag toegevoegd ziet en wat u graag aangevuld ziet. Op die manier kunnen we samen zorgdragen voor een toevoeging aan het dossier. Dit tijdens een afspraak voorbereiden is onbegonnen werk. Ik verzoek u daarom vriendelijk mij uw aanvullingen en wensen toe te mailen. Ik heb intrede meerdere malen verzocht op uw toon te letten in uw e-mails. (…) Dit is mijn laatste verzoek om mij op een normale manier aan te schrijven. Op deze manier kan ik mij niet optimaal inzetten voor uw belangen. Het is altijd mogelijk dat er misverstanden ontstaan, maar deze reacties kan ik niet langer accepteren.(…)”

3.27         Op 7 oktober 2019 heeft vervolgens een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerster.

3.28         Op 8 oktober 2019 heeft klager in een e-mail aan verweerster onder meer het volgende geschreven:

“(…) Hiermee wil ik een voorstel doen om aanvulling op mijn vaste prijs. (…) Ik verzoek u om mij een aanvullende nota te sturen. (…)”

3.29         Op 14 oktober 2019 heeft klager per e-mail een eerste aanzet voor de nog in te dienen producties aan verweerster gezonden.

3.30         Op 23 oktober 2019 heeft verweerster het concept van de akte overlegging producties aan klager gezonden met de vraag of dit concept akkoord is.

3.31         Op 4 november 2019 heeft klager een gewijzigd concept aan verweerster gestuurd. Klager heeft daarbij verzocht om kopieën van de producties, zodat hij de bijlagen kan controleren.

3.32         Op 5 november 2019 heeft verweerster – in reactie op klagers e-mail over de aanvulling op de vaste prijs – het volgende geschreven:

“(…) Zoals telefonisch besproken heb ik uw aanbod neergelegd bij mijn kantoorgenote. Zodra ik van haar een reactie ontvangen heb, laat ik dat aan u weten. (…)”

3.33         Op 7 november 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“(…) Ik ben ruim 2 uur bezig geweest met het verzamelen van de producties. Door de enorme omvang van het dossier is het ontzettend tijdrovend om alle bestanden bij elkaar te vinden. Helaas heb ik dit vandaag niet kunnen afronden. Mocht u in de gelegenheid zijn enkele ontbrekende producties bij elkaar te vinden, dan is uw hulp meer dan welkom.(…)”

3.34         Klager heeft op 11 november 2019 per e-mail een brief aan verweerster gezonden. In deze brief schrijft klager dat hij zich ernstig zorgen maakt over de voortgang van zijn zaak en stelt hij verschillende vragen aan verweerster.

3.35         Verweerster heeft klager de akte overlegging producties en de producties op 12 november 2019 toegezonden.

3.36         Op 13 november 2019 heeft klager gereageerd op de door verweerster toegezonden stukken en onder meer aangegeven dat deze niet compleet zijn en dat wijzigingen van klager niet zijn verwerkt.

3.37         Op 14 november 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“(…) Omdat ik sinds dinsdagavond ziek thuis ben, kan ik hiermee aan de slag zodra ik weer op kantoor ben. Naar verwachting is dit maandag a.s. Ik denk dat het bovendien beter is dat wij wachten met indienen van de stukken tot dinsdag a.s., omdat de wederpartij tot nu toe nergens op heeft gereageerd. Hiermee voorkomen wij dat mogelijk slapende honden wakker te maken. Ontvangen zij de stukken voor dinsdag, dan reageren zij daarop mogelijk terwijl zij dat zonder ons bericht niet zouden doen.(…)’

3.38         Op 21 november 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“(…) Ik heb inmiddels de memorie van antwoord ontvangen. Deze is op de valreep toch nog ingediend. (…) Voor nu staat de zaak, zoals dat heet, op de rol voor partijberaad tot 3 december a.s. (…) Ik stel voor dat u mij van uw reactie voorziet op de memorie van antwoord. (…) De akte overlegging van producties kan hierop worden aangepast voordat die wordt ingediend. Wij kunnen dan voor 3 december een akte overlegging van producties indienen waarmee gereageerd wordt op de memorie van antwoord van [wederpartij] (…)”

3.39         Op 25 november 2019 heeft klager gereageerd en onder meer geschreven:

“(…) Uw voorstel kan ik helaas niet accepteren. Ik ga niet akkoord met uw voorstel. Memorie van grieven is al op 3 september 2019 ingediend zonder producties. Wij zijn bijna drie maanden verder en het is nog steeds niet ingediend. Hier ben ik niet blij mee. (…) Ik verzoek u om mijn producties niet aan te passen naar aanleiding van Memorie van antwoord van [wederpartij]. Uw voorstel om Akte overlegging van producties te combineren met Memorie van antwoord van [wederpartij] kan ik echt niet begrijpen. U heeft Akte overlegging van producties al die tijd uitgesteld. U had eigenlijk alles gelijk moeten indienen. (…)”

3.40         Op 25 november 2019 heeft klager in een e-mail aan de advocaat-eigenaar onder meer het volgende geschreven:

“(…) Ik maak mij echt zorgen over de voortgang van mijn rechtszaak. [Verweerster] is al op de hoogte van mijn zorgen. (…) Hiermee wil ik een afspraak maken met u over de voortgang van mijn rechtszaak. (…)”

3.41         Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd aan klager en onder meer geschreven:

“(…) Het is geen ramp als wij het niet met elkaar eens zijn, in mijn optiek hoort dat bij een samenwerking. Ik moet echter constateren dat wij het best vaak niet eens zijn met elkaar. Tot nu toe hebben wij dit in goed overleg steeds met elkaar kunnen oplossen. Inmiddels vindt u het nodig om [de advocaat-eigenaar] hierover aan te schrijven. Ik denk dat dat een handige stap is. Het lijkt me handig dat u uw kijk op dit dossier en de gang van zaken aan haar voorlegt. (…) Ik stel voor dat wij hierna contact met elkaar hebben ‘hoe nu verder’ (…)”

3.42         Verweerster heeft diezelfde dag in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“Naar aanleiding van ons telefoongesprek bevestig ik graag dat wij hebben afgesproken dat ik zal overleggen met [de advocaat-eigenaar] en dat ik u hierna laat weten of ik al dan niet de juiste advocaat voor u ben. (…) Tegen die achtergrond hebben wij afgesproken dat ik u uiterlijk morgen laat weten of ik met deze zaak kan doorgaan of niet (…)”

3.43         Klager heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven:

“(…) Ik heb op 08 oktober 2019 een verzoek ingediend over aanvulling kosten vaste prijs. U heeft hierop gereageerd op 05 november 2019 met de mededeling dat u mijn aanbod heeft neergelegd bij uw kantoorgenoot. Vervolgens heb ik niets meer gehoord. (…)”

3.44         Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven:

“(…) U bent ermee bekend dat ik u negatief geadviseerd heb over deze zaak. Omdat u de zaak graag wilde doorzetten en een gedetailleerde eigen kijk heeft op de zaak, leg ik het initiatief bij u neer. (…) Dat doe ik absoluut niet om werk af te schuiven op u, maar om te voorkomen dat ik aan u een concept voorleg, dat ik vervolgens compleet over kan doen omdat u een andere kijk op de zaak heeft. (…) Uw reactie bevestigt mijn zorgen over onze samenwerking [klager]. U heeft onvoldoende vertrouwen in mij als advocaat. (…) Tot mijn spijt zie ik mijzelf dan ook genoodzaakt mezelf terug te trekken als uw advocaat. (…) Mijn advies aan u is om met hoge spoed op zoek te gaan naar een andere advocaat voor overname van deze zaak. (…) Mocht u de akte ongewijzigd willen laten indienen, dan kan ik daar nog zorg voor dragen. Telefonisch bespraken wij dat u extra kosten zal moeten maken voor een andere advocaat. Dit is helaas niet naders. De uren binnen onze fixed fee afspraak zijn inmiddels ruimschoots verbruikt en daar ben u tussentijds van op de hoogte gebracht. Ik heb inmiddels 36 uur aan uw dossier besteed voor een fixed fee van € 2.520,-. Wij zullen uw aanbod voor een aanvullende vergoeding afwijzen en bij u geen aanvullende kosten in rekening brengen. (…)”

3.45         Bij brief van 5 december 2019 heeft klager verweerster en de advocaat-eigenaar aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. Klager heeft verzocht het door hem betaalde bedrag terug te storten.

3.46         Op 20 december 2019 heeft de advocaat-eigenaar in een e-mail aan klager onder meer laten weten dat niet tot terugbetaling zal worden overgegaan.

 

4        KLACHT

4.1        De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De klacht ziet op het volgende:

a)    Klagers zaak heeft geleden onder de overdracht van mr. S naar verweerster. Verweerster was niet blij met de vaste prijs en deed bewust niet haar best om klagers zaak goed voor te bereiden. Klager heeft aangeboden de vaste prijs aan te vullen, maar hierop is geen reactie gekomen.

b)    Verweerster heeft klager het instellen van hoger beroep ontraden maar tegelijkertijd aangegeven toch voor klager op te zullen treden als hij dat zou wensen, waarbij zij herhaalde moeite te hebben met de prijsafspraak.

c)    Verweerster heeft klagers keuze om toch in hoger beroep te gaan niet gewaardeerd. Klager kreeg elke keer te horen dat verweerster het niet leuk vond om met klagers zaak verder te gaan. Dit is volgens klager de reden waarom verweerster bewust niet haar best heeft gedaan om klagers zaak goed voor te bereiden en de producties niet tijdig in orde te maken om ze over te kunnen leggen.

d)    Klager heeft de akte overlegging van producties zelf vervolgens goed voorbereid en aan verweerster opgestuurd op 13 november 2019. Verweerster was die week echter ziek en kon de stukken niet indienen voor de roldatum van 19 november 2019 en wilde vervolgens niet al klagers suggesties overnemen. De stukken zijn vervolgens (op 3 december 2019) zonder deugdelijke nummering ingediend.

e)    Klager heeft als gevolg van de onttrekking door verweerster extra kosten moeten maken omdat een nieuwe advocaat zich eerst in het dossier moest inlezen.

 

5        BEOORDELING

ontvankelijkheid beroepschrift         

5.1        In reactie op het beroep van klager heeft verweerster aangevoerd dat het beroepschrift niet voldoet aan de daaraan te stellen eis van artikel 56 lid 3 Advocatenwet, nu hierin geen duidelijke beroepsgronden zijn opgenomen en voor verweerster derhalve niet duidelijk is waartegen zij zich moet verweren. Gelet hierop dient het hof klagers beroep niet-ontvankelijk te verklaren, aldus verweerster.

5.2        Hoewel het beroepschrift voornamelijk een herhaling van zetten bevat en weinig kernachtig is geformuleerd, is het hof – mede gelet op de toelichting die partijen tijdens de zitting hebben gegeven op hun respectievelijke standpunten  – van oordeel dat klagers beroep voor verweerster voldoende begrijpelijk moet worden geacht. Het hof acht klagers beroep dan ook ontvankelijk.

inhoudelijk

5.3        Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep echter geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Hetgeen in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

 

6        BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1        bekrachtigt de beslissing van 15 maart 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 20-998/DH/RO.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en

E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2021.

griffier        voorzitter            

De beslissing is verzonden op 30 augustus 2021.