Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-08-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:142

Zaaknummer

21-573/DB/W

Inhoudsindicatie

 De enkele omstandigheid dat de gewraakte tuchtrechter het verzoek van klaagster in de klachtzaak om aanhouding van de zitting heeft afgewezen biedt geen grond voor gerechtvaardigde twijfel aan zijn onpartijdigheid ten aanzien van de behandeling van de door verzoekster ingediende klacht.

Inhoudsindicatie

Verzoek tot wraking afgewezen

Uitspraak

 

                            

Beslissing van de Wrakingskamer van de

Raad van Discipline in het ressort Arnhem,

zitting houdende te ‘s-Hertogenbosch

van 9 augustus 2021

in de zaak  21-573-W

naar aanleiding van het verzoek om wraking van na te noemen tuchtrechter, ingediend door:

verzoekster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem/Leeuwarden (hierna: de raad) is een klachtzaak aanhangig onder nummer 20-233/AL/MN met (onder meer) verzoekster als klaagster. Ter zitting van voormelde raad van 5 juli 2021 om 13:45 uur is door mrs. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. H.K. Scholten en M.W. Veldhuijsen, leden, het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter van 24 augustus 2020 in klachtzaak 20-233/AL/MN behandeld. Bij per e-mail van 5 juli 2021 om 15:02 uur ter griffie van de raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster de wraking verzocht van mr. A.E. Zweers. De (plaatsvervangend) griffier van de raad heeft per e-mails van 15 juli 2021 aan verzoekster bericht dat het wrakingsverzoek door de raad in behandeling is genomen en aan de gewraakte tuchtrechter verzocht de raad te berichten of hij al dan niet in de wraking berust.

1.2    De gewraakte tuchtrechter heeft de raad per e-mail van 15 juli 2021 bericht niet in de wraking te berusten.

1.3    De raad heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de e-mails van verzoekster van 2 juli 2021 om 16:40 uur en 5 juli 2021 om 12:51 uur en van de e-mail van de griffie van de raad van 2 juli 2021 om 17:07 uur in klachtzaak 20-233/AL/MN, het verzoek tot wraking van mr. A.E. Zweers van 5 juli 2021 om 15:02 uur van verzoekster en de e-mail van de gewraakte tuchtrechter van 15 juli 2021.  

2    BEOORDELING

2.1    Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een lid van de raad mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De raad zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoekster zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.

2.2     Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.  

2.3    De door verzoekster tegen de gewraakte tuchtrechter aangevoerde bezwaren berusten op opvattingen van verzoekster omtrent de beslissing van 2 juli 2021 van de gewraakte tuchtrechter tot afwijzing van het verzoek van klaagster om uitstel van de mondelinge behandeling op 5 juli 2021. Deze beslissing betreft een processuele beslissing die past binnen de beleidsvrijheid die aan een tuchtrechter toekomt. De enkele omstandigheid dat genoemde tuchtrechter het verzoek van klaagster in de klachtzaak om aanhouding van de zitting heeft afgewezen biedt geen grond voor gerechtvaardigde twijfel aan zijn onpartijdigheid ten aanzien van de behandeling van de door verzoekster ingediende klacht. Op de e-mail van verzoekster van 5 juli, 12.51 uur, heeft de gewraakte tuchtrechter niet beslist; hij heeft van de inhoud ervan eerst na afloop van de zitting kennis genomen. Hierin kan dan ook geen wrakingsgrond zijn gelegen.

2.4    Het verzoek tot wraking behelst ook voor het overige geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de gewraakte tuchtrechter schade zou kunnen lijden.

2.5    Het verzoek is naar het oordeel van de raad op grond van al het bovenstaande kennelijk ongegrond. De raad zal, met gebruikmaking van artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek daarom zonder behandeling ter zitting als kennelijk ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond .

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021.

Griffier    Voorzitter

De beslissing is verzonden op 9 augustus 2021