Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:149

Zaaknummer

19-693

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De raad verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 10 mei 2021

in de zaak 19-693/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over

verweerder

voorheen advocaat te [plaats]

gemachtigde: mr.  B.

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 17 juli 2019  heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 7 oktober 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z980777 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 1 maart 2021. Daarbij waren klager en verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Voorts heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klager van 30 augustus 2020 en 10 september 2020, de e mail van klager van 2 september 2020 en de brief met bijlagen van verweerder van 4 september 2020.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager is verwikkeld in een echtscheiding. De ex-echtgenote van klager wordt bijgestaan door mr. L. te [plaats] en door verweerder.

2.3    Verweerder is zowel advocaat, belastingadviseur als accountant AA.

2.4    Klager heeft meermalen geklaagd tegen mr. L. bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland. In een van de klachtdossiers loopt de procedure in hoger beroep bij het Hof van Discipline. Bij e-mail van 16 juni 2019 verzocht klager de griffier van het Hof van Discipline of de zitting bij het Hof achter gesloten deuren kan plaatsvinden. Bij e-mail van 27 juni 2019 deelde mr. L. aan de griffier van het Hof van Discipline mede dat er geen enkele reden is om de zitting achter gesloten deuren te laten plaatsvinden. Bij zijn e-mail had mr. L. een e-mail van verweerder aan klager van 25 november 2018 (6 december 2018) gevoegd.

2.5    Op 1 februari 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend tegen mr. L. Klager klaagt dat mr. L. correspondentie, die heeft plaatsgevonden in het kader van de door klager over mr. L. ingediende tuchtklachten, met een derde heeft gedeeld en dat mr. L. in zijn verweer in de klachtprocedure correspondentie, die heeft plaatsgevonden tussen verweerder, de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland en klager, gebruikt. De Raad van Discipline in het ressort Amsterdam heeft bij beslissing van 22 juli 2019 de klachten van klager ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zijn (privé)correspondentie met hem van 25 november 2018 (6 december 2018) te delen met anderen, waardoor verweerder een inbreuk pleegt op zijn privacy en hij het vertrouwen in de advocatuur schaadt;

b)    deze (privé)correspondentie in elk geval te delen met mr. L. te [plaats], tegen wie klager een klacht heeft ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland en welke klacht thans in behandeling is bij het Hof van Discipline, terwijl mr. L. deze (privé)correspondentie op 27 juni 2019 heeft overgelegd aan het Hof van Discipline.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Klager is niet-ontvankelijk omdat hij deze klacht al eerder bij de raad heeft ingediend.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.1    De raad stelt voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarbij heeft te gelden dat een advocaat bij uitingen over strafbare feiten of onrechtmatige gedragingen de nodige terughoudendheid in acht moet nemen.

5.2    De raad overweegt dat er geen algemene, tuchtrechtelijke regel is die meebrengt dat een advocaat dit soort correspondentie niet mag delen met derden. Weliswaar kunnen het beroepsgeheim en de kernwaarde van vertrouwelijkheid meebrengen dat de advocaat hierover geen mededelingen doet, maar die regels beschermen primair de cliënt van de advocaat. In het onderhavige geval is verweerder niet de advocaat van klager, en heeft hij voorts slechts mededelingen gedaan aan een advocaat die dezelfde cliënt bijstaat als verweerder. Gelet hierop is de raad van oordeel dat verweerder de belangen van klager niet onnodig of onevenredig zonder redelijk doel heeft geschaad. De raad zal beide klachtonderdelen ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond;

 

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. P.Th. Mantel, C.A.Th. Philipsen , H.K. Scholtens, M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2021.

 

Griffier                                                  Voorzitter

 

Verzonden d.d. 10 mei 2021