Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-07-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:134

Zaaknummer

20-704/DB/LI

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft op 1 december 2014 op verzoek van de deken opgetreden als bemiddelaar en een verslag van het gesprek opgesteld. De voorzitter heeft de klacht betreffende het gespreksverslag van 1 december 2014 terecht op grond van artikel 46 g lid 1 sub a gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond.  

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 19 juli 2021

in de zaak 20-704/DB/LI

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 27 oktober 2020 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 5 april 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 16 september 2020 met kenmerk K20-051, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 27 oktober 2020 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 27 oktober 2020 is verzonden aan klager.

1.4    Op 23 november 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 mei in aanwezigheid van klager en de gemachtigde van klager. Verweerder heeft de raad bij brief van 26 april 2021 bericht om hem moverende redenen niet ter zitting van de raad te zullen verschijnen. Tijdens de zitting is bericht dat de raad op 28 juni 2021 uitspraak zou doen. De griffier van de raad heeft klager en verweerder bij brief van 16 juni 2021 bericht dat de beslissing werd aangehouden tot 19 juli 2021.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 23 november 2020. De raad heeft voorts kennis genomen van de e-mail van verweerder van 26 april 2021, met bijlagen.

 

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    Klager kan zich op grond van het volgende niet verenigen met de beslissing van de voorzitter.

a)    De voorzitter heeft de klachtonderdelen ten onrechte op grond van art 46 g lid 1 sub a niet-ontvankelijk verklaard.  De verjaringstermijn ving pas aan op 10 maart 2020, na het arrest van het hof en het cassatie-advies

b)    Verweerder heeft een eenzijdig gespreksverslag opgesteld en hierdoor klager ernstig benadeeld

c)    Verweerder, destijds advocaat van klager, heeft klager ten onrechte niet bijgestaan in de procedure tegen mr. S

 

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter de klachtonderdelen a,b,g,i en k terecht met toepassing van artikel 46 g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaard. Klager was vanaf 3 december 2014 op de hoogte van het door verweerder opgestelde verslag van het gesprek in de dekenkamer op 1 december 2014.  De in artikel 46 g lid 1 sub a bedoelde termijn ving daarom aan op 3 december 2014. Het arrest van het gerechtshof van 20 maart 2020 en het advies van de cassatieadvocaat  maken dit niet anders. Naar het oordeel van de raad kunnen ook de overige door klager aangevoerde gronden van verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht voor het overige terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

    

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juli 2021.

 

Griffier    Voorzitter