Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:71

Zaaknummer

20-449/DB/OB

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat de voorzitter de feiten onvoldoende heeft weergegeven noch dat in die weergave een negatief beeld van klager wordt geschetst als “notoire querulant”. Omdat klager niet heeft gereageerd op de aan hem voorgelegde samenvatting van de klacht door de deken is de voorzitter bij de beoordeling van de klacht terecht van deze klachtomschrijving uitgegaan. Dat de klacht, zoals klager in verzet stelt, uit twee onderdelen bestaat, en dat de voorzitter het onderdeel dat ziet op artikel 3:167 BW in zijn beslissing ten onrechte niet heeft beoordeeld, volgt niet uit de door klager niet weersproken samenvatting van de klacht door de deken, waarvan de voorzitter terecht is uitgegaan.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in

het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 29 maart 2021

in de zaak 20- 449/DB/OB

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 augustus 2020 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 9 augustus 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 18 juni 2020 met kenmerk 48/19/099K, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 25 augustus 2020 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 augustus 2020 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 28 augustus 2020, door de raad per e-mail ontvangen op 28 augustus 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    De griffier van de raad heeft partijen opgeroepen voor de zitting van de raad van 8 februari 2021. Klager en verweerder hebben de raad per e-mails van 28 september 2020, 8 en 21 januari 2021 respectievelijk van 29 september 2020 en 12 januari 2021 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. De zitting van de raad van 8 februari 2021 is vanwege extreme weersomstandigehden niet doorgegaan. De griffier heeft partijen bij brief van 8 februari 2021 bericht dat de zitting was verplaatst naar 12 april 2021, alsmede dat  de raad daarnaast de mogelijkheid had opengesteld om de klachtzaken zonder zitting af te doen, mits beide partijen daarmee zouden instemmen. Verweerder heeft per e-mail van 9 februari 2021 en klager heeft per e-mail van 10 februari 2021 de raad bericht in te stemmen met schriftelijke afdoening van de klachtzaken. Klager heeft per e-mail van 20 februari 2021 een schriftelijke toelichting aan de raad toegezonden. Verweerder heeft per e-mail van 12 maart 2021 op de schriftelijke toelichting van klager gereageerd. De griffier heeft partijen bij brief van 18 maart 2021bericht dat de raad op 29 maart 2021 uitspraak zal doen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 28 augustus 2020 en de brieven klager van 30 oktober 2020, 6,11,19, 23 en 27 december 2020, met bijlagen. Klager heeft per e-mail van 21 januari 2021 een pleitnota aan de raad toegezonden. De raad heeft voorts kennisgenomen van voormelde e-mails van klager van 10 en 20 februari 2021 en van de e-mails van verweerder van 9 februari en 12 maart 2021.             

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven en naar de raad begrijpt, het volgende in:

a)    Er is geen juiste toetsingsnorm aangelegd. De voorzitter heeft er geen rekening mee gehouden dat de kantonrechter slechts marginaal en niet volwaardig toezicht op de vereffenaar houdt. Dit betekent dat niet mag worden uitgegaan van de normale materiële bewijskracht van het toezicht van de kantonrechter en verder dat de vereffenaar zich niet kan verschuilen achter de toetsing door de kantonrechter;

b)    de voorzitter heeft alleen de feiten die hij belangrijk vindt en kan gebruiken in zijn betoog vermeld;

c)    de voorzitter heeft onjuistheden en halve waarheden vermeld. De voorzitter heeft voorts bij de feiten niets vermeld over de vraag of er testamenten waren en over de huwelijkse voorwaarden van de ouders. Zonder deze aspecten kan de voorzitter niet tot een redelijk oordeel komen;

d)    de opmerking van de voorzitter, dat klager meerdere klachten heeft ingediend, leidt tot een onnodig negatieve beeldvorming over klager. Klager wordt weergegeven als een notoire querulant. Klager mag zoveel klachten indienen als hij wil;

e)    de klacht bestaat uit twee onderdelen, namelijk het foutief toepassen van artikel 3:167 BW en het afgescheiden vermogen. Het onderdeel dat ziet op artikel 3:167 BW heeft de voorzitter in zijn beslissing niet beoordeeld, maar dat had wel gemoeten;

f)    de voorzitter vergeet dat de primaire taak van de vereffenaar is het beschermen van de belangen van de schuldeisers, onder wie de erfgenamen van de moeder. De voorzitter heeft in zijn beslissing niet of te weinig meegenomen dat verweerder verplichtingen heeft tegenover de erfgenamen;

g)    uit diverse als zodanig genoemde uitspraken volgt dat de beslissing van de voorzitter niet te handhaven is;

h)    de voorzitter heeft in zijn beslissing niet meegenomen dat klager te maken heeft met ‘oneerlijke’ erfgenamen. De voorzitter moet dus in redelijkheid betwijfelen of zijn beslissing juist is;

i)    in rechtsoverweging 4.4. staat ten onrechte dat het verwijt dat sprake is van een afgescheiden vermogen samenhangt met het verwijt dat al aan de verdelingsfase is begonnen terwijl de vereffeningsfase nog niet is afgelopen. Hier worden deze twee verwijten ten onrechte aan elkaar gekoppeld;

j)    de aan een vereffenaar toekomende beleidsvrijheid (rechtsoverweging 4.5) is geen vrijbrief om met de belangen van de schuldeisers en erfgenamen geen rekening te houden.

 

3    BEOORDELING

3.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Anders dan klager stelt, is niet gebleken dat de voorzitter de feiten onvoldoende heeft weergegeven noch dat in die weergave een negatief beeld van klager wordt geschetst als “notoire querulant”. Voorts heeft de deken de door klager ingediende klacht samengevat en aan klager ter goedkeuring voorgelegd. Omdat klager niet heeft gereageerd op de samenvatting van de klacht door de deken is de voorzitter bij de beoordeling van de klacht terecht van deze klachtomschrijving uitgegaan. Dat de klacht, zoals klager in verzet stelt, uit twee onderdelen bestaat, en dat de voorzitter het onderdeel dat ziet op artikel 3:167 BW in zijn beslissing ten onrechte niet heeft beoordeeld, volgt niet uit de door klager niet weersproken samenvatting van de klacht door de deken, waarvan de voorzitter terecht is uitgegaan. Ook deze verzetsgrond leidt daarom niet tot gegrondverklaring. De voorzitter heeft de klacht naar het oordeel van de raad op grond van het bovenstaande terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

3.2    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

    

    verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2021.

 

Griffier    Voorzitter