Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-04-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:77

Zaaknummer

20-615/DB/LI

Inhoudsindicatie

Vast staat dat klaagster in haar hoedanigheid van executeur testamentair  gelden van de spaarrekening heeft overgeboekt naar de betaalrekening. Advocaat van de broer van klaagster heeft in een procedure tegen klaagster ingebracht dat geld van de spaarrekening was verdwenen. Hoewel de woordkeuze van verweerder in zijn brief aan de kantonrechter ongelukkig was, kan de raad niet vaststellen dat verweerder de rechter bewust onjuist heeft geïnformeerd met het doel hem te misleiden, wat hem tuchtrechtelijk aan te rekenen zou zijn.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 26 april 2021

in de zaak 20-615/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 30 oktober 2020 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 19 april 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 13 augustus 2020 met kenmerk K20-066, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 30 oktober 2020 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

1.4    Op 19 november 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 maart 2021. Verweerder heeft per email van 4 december 2020 aan de raad bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Klaagster heeft per email van 4 maart 2021 bericht akkoord te gaan met afdoening van de zaak op basis van de schriftelijke stukken.

-    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 19 november 2020. De raad heeft tevens kennis genomen van de e-mails van klaagster van klaagster van 24 november 2020, 22 februari 2021, 2 en 4 maart 2021 ;

-    de e-mail van verweerder van 4 december 2020.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

De beslissing van de voorzitter is niet juist. De broer van klaagster heeft per email van 12 april 2019 het volgende aan verweerder geschreven: “Het in onderstaand bericht van (klaagster) benoemde bedrag van €28.950,70 hadden wij al eerder tijdens een consult van mij op uw kantoor besproken. Ik gaf toen al aan dat daar erfbelasting van is betaald. Jammer dat dit aan uw aandacht is ontglipt.” Klaagster gaat er vanuit dat verweerder destijds over alle benodigde stukken beschikte of kon beschikken waaruit dit ook bleek.    Verweerder heeft getracht klaagster te discrediteren en secundair heeft hij haar fraude, bedrog en verduistering ten laste gelegd.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft terecht vastgesteld dat verweerder in zijn brief van 10 april 2019 aan de kantonrechter heeft geschreven dat tussen 5 oktober 2018 en 1 januari 2019 een bedrag ad € 28.871,- van de Rabo spaarrekening is verdwenen en overwogen dat zij klaagster niet volgt in haar stelling dat hieruit volgt dat verweerder aan de kantonrechter heeft bericht dat door klaagster gelden zouden zijn verduisterd. Het woord verduisteren is door verweerder niet gebruikt. Vast staat dat voormeld bedrag van de spaarrekening is overgeboekt naar de betaalrekening. Hoewel de woordkeuze van verweerder in zijn brief aan de kantonrechter wellicht ongelukkig was, kan de raad niet vaststellen dat verweerder de rechter bewust onjuist heeft geïnformeerd met het doel hem te misleiden

4.2    Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.

Griffier    Voorzitter