Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:72

Zaaknummer

210028

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Klaagster heeft haar beklag 7 weken na het verstrijken van de termijn ingediend. Het Hof is van oordeel dat klaagster onvoldoende heeft onderbouwd dat en waarom de door haar genoemde medische redenen haar hebben belet om tijdig het beklag bij het Hof in te dienen. Ook overigens is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die de lange termijnoverschrijding rechtvaardigen. De klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

BESLISSING                

van 29 maart 2021

in de zaak 210028

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de deken

                       

1    HET BEKLAG

1.1    Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 15 oktober 2020. Klaagster heeft een beklag van 15 januari 2021 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag is op 15 januari 2021 per post ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier:

-    de brief van 9 februari 2021 gericht aan klaagster en het e-mailbericht van 9 februari 2021 aan de deken van de griffie van het hof;

-    de brief van klaagster van 15 februari 2021 met bijlagen.

2.3    Per e-mailbericht van 22 maart 2021 aan de deken en per brief van 22 maart 2021 aan klaagster is de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum medegedeeld.

2.4    Het hof heeft het beklag in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

 

3    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1    In een brief van 5 mei 2020 heeft klaagster bij de deken een verzoek tot het aanwijzen van een advocaat ingediend op grond van artikel 13 Advocatenwet. Klaagster geeft aan dat ze een advocaat nodig heeft om medische dossiers op te vragen en omdat medische stukken verkeerde informatie bevatten. Klaagster stelt dat er sprake is van fraude en zij wil dat de medische dossiers worden geschoond.

3.2    De deken heeft bij brief van 15 oktober 2020 het verzoek van klaagster afgewezen op meerdere gronden. De deken is van oordeel dat er geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging, de gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft en het onzeker is of hij de bevoegde deken is om een eventuele advocaat aan te wijzen. In deze afwijzingsbrief staat dat klaagster tegen dit besluit binnen zes weken beklag kan doen bij het Hof van Discipline.

 

4    BEOORDELING

Ontvankelijkheid

4.1    Vooropgesteld wordt dat klaagster op grond van artikel 13 lid 3 Advocatenwet haar beklag binnen zes weken na 15 oktober 2020, dus uiterlijk op 26 november 2020, had moeten indienen bij de griffie van het hof. Het beklag van klaagster is op 15 januari 2021 door de griffie van het hof ontvangen. Dat is ruim zeven weken na het verstrijken van de termijn. Klaagster schrijft in haar beklag dat het niet mogelijk was om tijdig haar beklag bij het hof in te dienen vanwege medische redenen.

4.2    Het Hof is van oordeel dat klaagster onvoldoende heeft onderbouwd dat en waarom de door haar genoemde medische redenen haar hebben belet om tijdig het beklag bij het Hof in te dienen. Ook overigens is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die de lange termijnoverschrijding rechtvaardigen.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 15 oktober 2020 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant niet-ontvankelijk.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2021.

griffier                            voorzitter   

De beslissing is verzonden op 29 maart 2021.