Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-02-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:57

Zaaknummer

20-820/DH/DH

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke kwestie ongegrond. Verweerster heeft persoonlijke gegevens van klaagster die onrechtmatig verkregen zijn door de man in procedures overgelegd. Dit is niet onbetamelijk, omdat het overleggen van deze gegevens het belang van de man diende.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 22 februari 2021 in de zaak 20-820/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

over:

 

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 14 maart 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 13 oktober 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K056 2020 ar/ab van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 11 januari 2021. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Op 21 augustus 2017 heeft de ex-echtgenoot van klaagster (hierna: de man), bijgestaan door verweerster, bij de rechtbank een verzoek tot echtscheiding met nevenvorderingen ingediend.

2.3    Op 23 augustus 2017 heeft de man klaagster gevraagd om toezending van een overzicht van afschriften van de bankrekening van klaagster en van de gezamenlijke bankrekening, uiterlijk op 24 augustus 2017. De man heeft het verzoek op 25 en 28 augustus 2017 nog eens herhaald.

2.4    Op 25 augustus 2017 heeft de man conservatoir beslag laten leggen ten laste van klaagster. Bij het daaraan voorafgaande, door verweerster opgestelde en ingediende beslagrekest heeft de man gegevens van een spaarrekening van klaagster en een aantal WhatsAppgesprekken van klaagster gevoegd.

2.5    Op 5 september 2017 heeft verweerster namens de man een aanvullend verzoekschrift met bijlagen ingediend bij de rechtbank. Als bijlage zijn daarbij opnieuw voormelde gegevens van de spaarrekening en WhatsAppgesprekken gevoegd.

2.6    Op 21 maart 2018 heeft verweerster namens de man een verweerschrift tevens aanvullend verzoekschrift ingediend bij de rechtbank. Als bijlage is daarbij een overzicht van de fitnesstracker van klaagster gevoegd.

2.7    Op 4 april 2018 is het verzoekschrift door de rechtbank behandeld. Het proces-verbaal van de zitting vormt onderdeel van het klachtdossier. Uit het proces-verbaal blijkt dat verweerster voormelde WhatsAppberichten aan de rechtbank heeft overgelegd. De advocaat van klaagster heeft daartegen bezwaar gemaakt, waarop de rechtbank de vraag heeft opgeworpen of de stukken toelaatbaar zijn. In het debat dat hierop volgde heeft de advocaat van klaagster meegedeeld dat zij het “niet kies” vindt dat de man zich beroept op onrechtmatig verkregen bewijs. Verweerster heeft daarop verklaard: “natuurlijk is het niet heel netjes”. Verweerster en de man hebben vervolgens verklaard dat de man WhatsAppberichten van klaagster heeft geopend, omdat hij “het gevoel had dat er wat gebeurde”. De man “had het gevoel dat [klaagster] het spaargeld aan het wegsluizen was en dat is ook gebleken”. Verweerster heeft verklaard dat zij klaagster niet om inzage heeft gevraagd. Zij heeft dit volgens het proces-verbaal als volgt onderbouwd:

“uit de correspondentie tussen pp bleek dat dat niet ging gebeuren. Het was duidelijk dat er grote bedragen van de rekening werden gehaald. [De man] wilde toen beslag laten leggen op de rekening om erger te voorkomen en toen moest snel worden gehandeld en het enige om aan te tonen dat er spoed was bij dat verzoek was overlegging van die Whatsapps, dat was het enige bewijs. als er ander bewijs was geweest was het niet nodig geweest. [De man] beroept zich er dus op dat het nog op zijn computer stond. [Klaagster] heeft het erop gezet en niet afgehaald. [De man] vond het een situatie waarin het nodig was en dat is ook wel gebleken, op een andere manier had die informatie niet verkregen kunnen worden”.

De rechter heeft vervolgens meegedeeld dat een beslissing zal worden genomen over de vraag “of de chatgesprekken onrechtmatig zijn”.

2.8    Bij beschikking van 2 mei 2018 heeft de rechtbank onder meer de echtscheiding tussen klager en de man uitgesproken. In de beschikking heeft de rechtbank het volgende overwogen over de WhatsAppberichten:

“De rechtbank is van oordeel dat de man een zeer ernstige inbreuk heeft gemaakt op de privacy van de vrouw door haar privéberichten uit ze lezen via een app op computer in de voormalige echtelijke woning. Hoewel de vrouw de man daar kennelijk eerder toegang toe had gegeven, had de man moeten begrijpen dat die (stilzwijgende) toestemming niet langer bestond na het feitelijk uiteengaan van partijen. De man stelt dat hij een rechtvaardigingsgrond had in verband met het vermeende wegsluízen van spaargeld door de vrouw. De rechtbank is echter van oordeel dat het ten aanzien van de vermeende aanspraak van de man dat partijen de afspraak hadden om kosten van de huishouding later te verrekenen een zogenoemde 'fishing expedition” was om alle WhatsApp-communicatie van de vrouw uit te lezen. Derhalve zal de rechtbank de genoemde WhatsApp-berichten niet toelaten tot het bewijs, ten aanzien van de kosten van de huishouding."

2.9    Op 15 april 2019 heeft de rechtbank een beschikking gegeven waarin onder meer is overwogen dat de conclusie dat de man het bewijs onrechtmatig heeft verkregen klaagster niet ontslaat van haar verplichting om inzage te geven in de bankafschriften over een bepaalde periode.

2.10    Bij beschikking van 2 oktober 2019 heeft de rechtbank overwogen dat klaagster pas op 16 september 2019 bankafschriften heeft overgelegd en dat dit in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat uit de bankafschriften blijkt “dat het evident is dat [klaagster] in de periode voorafgaand aan 21 augustus 2017 bedragen heeft weggesluisd” en dat zij daarvoor geen afdoende verklaring heeft kunnen geven.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft de voorzieningenrechter gevraagd om verlof voor het leggen van conservatoir beslag. Verweerster heeft aan het verzoek financiële gegevens en WhatsAppberichten ten grondslag gelegd die de man door middel van computervredebreuk heeft verkregen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerster er blijk van gegevens dat zij zich ervan bewust was dat het ging om onrechtmatig verkregen bewijs. Verweerster heeft tijdens de zitting erkend dat het gebruik van de gegevens ‘niet heel netjes was’.

b)    Verweerster heeft dezelfde onrechtmatig verkregen stukken overgelegd als producties bij het verzoekschrift van 5 september 2017. Daarnaast heeft zij onrechtmatig verkregen gegevens van een bankrekening overgelegd.

c)    Verweerster heeft bij het processtuk van 21 maart 2018 gegevens van de fitnesstracker van klaagster gevoegd. Deze gegevens waren niet alleen onrechtmatig, maar bovendien irrelevant.

3.2    Volgens verweerster heeft de man haar gegevens zonder haar toestemming en nadat zij hals over kop de echtelijke woning had verlaten ingezien. De man heeft veel moeite gedaan om de gesprekken die klaagster in het Pools heeft gevoerd te vertalen. Volgens klaagster wist verweerster van dit alles. Klaagster heeft het als schokkend ervaren dat verweerster de gegevens aan de rechtbank heeft overgelegd. 

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

 

5    BEOORDELING

Toetsingskader

5.1    Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht om bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt te voorkomen dat de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig worden geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen.

Klacht

5.2    De klachtonderdelen a, b en c zien alle op het in procedures overleggen van persoonlijke gegevens van klaagster die door de man op onrechtmatige wijze zijn verkregen. De raad is van oordeel dat verweerster met het overleggen van deze gegevens niet onzorgvuldig of onbetamelijk heeft gehandeld jegens klaagster. De raad licht dit als volgt toe.

5.3    Voorop staat dat de civiele rechter heeft geoordeeld dat het evident is dat klaagster in de periode voorafgaand aan 21 augustus 2017 bedragen heeft weggesluisd en dat zij daarvoor geen afdoende verklaring heeft kunnen geven. Dit betekent dat de vermoedens van de man die ten grondslag liggen aan de keuze om de persoonlijke gegevens van klaagster in verschillende procedures over te leggen juist was. De raad neemt dit gegeven als uitgangspunt bij de beoordeling van klachtonderdelen a en b.

5.4    De raad overweegt verder dat de wijze waarop de civiele rechter de wijze waarop de man de gegevens van klaagster heeft verkregen kwalificeert, namelijk als een vergaande inbreuk op de privacy van klaagster, een kwalificatie is die geldt in de relatie tussen klaagster en de man. De kwalificatie geldt niet (zonder meer) in de relatie tussen klaagster en verweerster.

5.5    De rol van verweerster is immers het behartigen van de belangen van de man en zoals hiervoor al weergegeven komt haar daarbij een grote mate van vrijheid toe. Het belang van de man was te voorkomen dat klaagster geld wegsluisde, althans om het wegsluizen een halt toe te roepen. Verweerster heeft dit bewerkstelligd door het leggen van conservatoir beslag. Voor het verkrijgen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag moet aannemelijk worden gemaakt dat sprake is van vrees voor verduistering. Ter onderbouwing van deze vrees zijn de door de man verkregen financiële gegevens en WhatsAppberichten van klaagster aan de voorzieningenrechter overgelegd. Omdat niet is gesteld en ook niet is gebleken dat de man de vrees voor verduistering had kunnen onderbouwen met andere, voor klaagster minder belastende gegevens, is de raad van oordeel dat verweerster de grens van het betamelijke niet heeft overschreden.

5.6    In de scheidingsprocedure heeft verweerster de gegevens van de klaagster overgelegd enerzijds om de stelling van de man dat klaagster gelden had weggesluisd te onderbouwen en anderzijds omdat klaagster achterbleef met het geven van inzage in haar bankgegevens. Omdat ook hier niet is gesteld en evenmin is gebleken dat de man zijn stelling had kunnen onderbouwen met andere, voor klaagster minder belastende gegevens, is de raad van oordeel dat verweerster de grens van het betamelijke ook hier niet heeft overschreden.

5.7    Ten aanzien van de stelling van klaagster dat de overgelegde WhatsAppberichten gebrekkig waren vertaald door de man vanuit het Pools, voegt de raad toe dat niet is gesteld en ook niet is gebleken dat de man moedwillig, met het enkele doel om klaagster te benadelen, gebrekkige vertalingen heeft opgesteld en dat verweerster daar bovendien van op de hoogte was. Daar komt bij dat klaagster op dit punt verweer had kunnen voeren, door het overleggen van accurate vertalingen. Van onzorgvuldigheid op dit punt is de raad niet gebleken.

5.8    Over de gegevens van de fitnesstracker heeft verweerster aangevoerd dat deze noodzakelijk waren om het verweer van de man tegen een verzoek van klaagster te onderbouwen. Klaagster heeft zich, volgens verweerster, in de verdelingsprocedure op het standpunt gesteld dat haar een bedrag toekomt omdat zij haar huis moet aanpassen in verband met een ernstige lichamelijke beperking die in de toekomst zal verergeren. In het licht van dit verweer heeft klaagster haar stelling dat het overleggen van de gegevens van de fitnesstracker irrelevant was, onvoldoende feitelijk onderbouwd.

5.9    Gelet op het voorgaande komt de raad tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar dop 22 februari 2021.