Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-04-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:62

Zaaknummer

210032

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Nu het aanwijzingsverzoek in zaaknummer 210044 gelijkluidend is aan het aanwijzingsverzoek in deze zaak en ook het beklag in beide zaken dezelfde strekking heeft, wordt verwezen naar de overwegingen in de beslissing van 29 maart 2021 gewezen onder zaaknummer 210044. Het beklag wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

BESLISSING

van 12 april 2021

in de zaak 210032

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

 

1        HET BEKLAG

1.1        Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 20 januari 2021. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

 

2        DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1        Het beklag is per post op 25 januari 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2        Verder bevat het dossier:

-        het e-mailbericht met bijlage d.d. 9 maart 2021 van klager;

-        het verweerschrift d.d. 15 maart 2021 van de deken;

-        de e-mailberichten met bijlagen d.d. 19 maart en 23 maart 2021 van klager.

2.3        Per e-mailbericht van 24 maart 2021 is de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum

aan partijen bekend gemaakt.

2.4        Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

 

3        FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1        Bij brief en per e-mail van 5 januari 2021 heeft klager bij de deken een verzoek tot aanwijzing van een advocaat ingediend op grond van artikel 13 Advocatenwet voor juridische bijstand in twee procedures. Klager wenst een procedure te starten bij de Rechtbank Noord-Holland om het gezag over en omgang met zijn kinderen te krijgen dan wel nakoming te vorderen van de omgangsregeling en om hem bij te staan in een procedure bij het Gerechtshof Amsterdam tot benoeming van een bijzondere curator op grond van artikel 32 Rv.

3.2        Bij brief van 20 januari 2021 heeft de deken het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet afgewezen. Kort gezegd is de deken van oordeel dat de procedure bij de Rechtbank Noord-Holland geen kans van slagen heeft en de deken voor het aanwijzingsverzoek in de procedure bij het Gerechtshof Amsterdam niet de bevoegde deken is om dit verzoek in behandeling te nemen.

 

4        BEOORDELING

4.1        Klager heeft op 21 januari 2021 bij mr. E.J. Henrichs, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, inhoudelijk eenzelfde aanwijzingsverzoek ingediend als het aanwijzingsverzoek dat klager heeft ingediend bij de deken op 5 januari 2021. Mr. Henrichs heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 28 januari 2021. Klager heeft op 3 februari 2021 bij het hof zijn beklag gedaan tegen die beslissing. Het hof heeft het beklag van klager tegen de afwijzende beslissing van mr. Henrichs in behandeling genomen onder zaaknummer 210044. Bij beslissing van 29 maart 2021 heeft het hof het beklag van klager ongegrond verklaard. Op dezelfde dag is die beslissing naar partijen verzonden.

4.2        Nu het aanwijzingsverzoek in zaaknummer 210044 gelijkluidend is aan het aanwijzingsverzoek in deze zaak en ook het beklag in beide zaken dezelfde strekking heeft, wordt verwezen naar de overwegingen in de beslissing van 29 maart 2021 gewezen onder zaaknummer 210044. Daarnaast heeft de deken terecht aangevoerd dat zij niet bevoegd is om het aanwijzingsverzoek in de procedure bij het gerechtshof in behandeling te nemen.

4.3        Het beklag tegen de beslissing van 20 januari 2021 van de deken geen advocaat aan te wijzen in de zin van artikel 13 Advocatenwet zal daarom ongegrond worden verklaard. Nu klager blijft volharden in het indienen van kansloze aanwijzingsverzoeken en beklagschriften, moet hij er rekening mee houden dat het hof een volgend beklag tegen de afwijzing van een (aanwijzings)verzoek door een deken of een klacht over die deken, wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen.

 

BESLISSING

Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 20 januari 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland ongegrond.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2021.

griffier         voorzitter   

De beslissing is verzonden op 12 april 2021.