Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:63

Zaaknummer

21-215/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Samenspanning met gemeente en deurwaarder niet gebleken. Niet gebleken dat klager in het verleden cliënt van het kantoor van verweerder is geweest.

Inhoudsindicatie

Gedragsregel 15 is niet van toepassing.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 30 maart 2021

in de zaak 21-215/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

verweerder

 

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 3 maart 2021 met kenmerk K20-082, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerder heeft in een civielrechtelijke procedure de wederpartij van klager bijgestaan. Het geschil tussen klager en de cliënt van verweerder had betrekking op het gebruiksrecht van een door partijen gepacht perceel grond. De kantonrechter heeft bij vonnis van 21 maart 2018 de vordering tot verdeling van het gebruiksrecht toegewezen. Klager heeft tegen het vonnis van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De zaak staat voor arrest.

1.2    Klager is voorts verwikkeld in een geschil met de gemeente X. De gemeente X heeft bij besluit van 12 september 2017 verwijdering van een landbouwschuur op de gepachte grond door klager gevorderd. Deurwaarder R heeft in opdracht van de gemeente X aan klager dwangsommen aangezegd en uiteindelijk is de landbouwschuur in opdracht van de gemeente verwijderd. De kosten van de afbraak van de landbouwschuur zijn bij klager in rekening gebracht.

1.3    Op 10 juli 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft samengespannen met de gemeente X en de door die gemeente ingeschakelde deurwaarder, waardoor klager schade heeft geleden;

b)    Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan ongeoorloofde belangenverstrengeling.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad onderdeel a)

4.2    Klager verwijt verweerder dat hij heeft samengespannen met de gemeente X en de deurwaarder. Klager heeft echter in zijn klacht noch in de aanvulling op de klacht concreet aangegeven, noch bewijsstukken overgelegd, waaruit die samenspanning volgt. Verweerder betwist iedere betrokkenheid bij het geschil tussen klager en de gemeente X en de daaruit voortvloeiende opdracht aan de deurwaarder. Omdat op grond van de overgelegde stukken niet kan worden vastgesteld dat het aan verweerder verweten handelen heeft plaatsgevonden zal de voorzitter dit onderdeel van de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

Ad onderdeel b)

4.3    In het tweede onderdeel van de klacht verwijt klager verweerder tegenstrijdige belangen te hebben behartigd. Een rechtzoekende mag en moet erop kunnen vertrouwen dat zijn advocaat of één van diens kantoorgenoten niet ook de tegenstrijdige belangen van zijn tegenpartij partij behartigt of in een later stadium gaat behartigen, ook niet als de rechtzoekende intussen geen cliënt meer is van het kantoor. Gesteld noch gebleken is dat klager voorheen cliënt van (het kantoor van) verweerder is geweest. Voormelde voor advocaten geldende gedragsregel is derhalve in deze zaak niet van toepassing. Dat verweerder in het verleden een zaak heeft behandeld tegen de vader van zijn huidige cliënt en in de periode 2014/2015 is opgetreden voor de wederpartij van zijn huidige cliënt maakt dit niet anders.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2021.

 

Griffier         Voorzitter