Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:62

Zaaknummer

21-067/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft als oud-collega in procedure tussen klager en zijn voormalige kantoor een verklaring afgelegd. Niet gebleken dat die advocaat valse informatie aan de kantonrechter heeft verstrekt.

Inhoudsindicatie

Advocaat voelde zich gegriefd door de inhoud van een brief van klager aan de kantonrechter. Het stond die advocaat vrij daarover een klacht bij de deken in te dienen.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 22 maart 2021

in de zaak 21-067/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 21 januari 2021 met kenmerk K20-119, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 20.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager was vanaf 7 november 2005 werkzaam bij het advocatenkantoor van mr. X, verder te noemen X, te Den Haag. Tussen klager en X is een arbeidsconflict ontstaan, wat heeft geleid tot twee civielrechtelijke procedures bij de kantonrechter. Klager heeft X gedagvaard en een verklaring voor recht gevorderd betreffende zijn recht op vakantiedagen en X heeft ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. De zaken zijn gevoegd behandeld en de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 september 2020. De advocaat van X heeft op 11 september 2020 een verklaring van verweerster van 8 september 2020 betreffende haar ervaringen als collega van klager als productie in de procedure ingebracht. Klager heeft bij brief van 12 september 2020 aan de kantonrechter gereageerd op de verklaring van verweerster.

1.2    Verweerster is in de periode van 2002-2006 eerst als stagiaire en daarna als advocaat-medewerker en in de periode van maart 2014-december 2015 als juridisch medewerker, in loondienst werkzaam geweest bij X.

1.3    Verweerster heeft op 18 september 2020 een klacht tegen klager ingediend bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Den Haag. De klacht heeft betrekking op de reactie van klager van 12 september 2020 op de verklaring van 8 september 2020 van verweerster. Verweerster verwijt klager zich in zijn reactie van 12 september 20202 nodeloos grievend over haar te hebben uitgelaten.

1.4    Op 30 november 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

a)    verweerster heeft in een civielrechtelijke procedure tussen klager en X een verklaring afgelegd, die in strijd is met de waarheid;

b)    verweerster heeft misbruik gemaakt van het klachtrecht door op 18 september 2020 bij de deken van de orde van advocaten te Den Haag een klacht over klager in te dienen.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

Ad onderdeel a)

4.1    In de procedures tussen klager en X is namens X een verklaring van verweerster van 8 september 2020 over haar ervaringen met klager als voormalig collega overgelegd. Klager verwijt verweerster dat zij in deze verklaring valselijk, althans in strijd met de waarheid, heeft verklaard. Klager heeft een aantal producties overgelegd, waaruit volgens klager blijkt dat de verklaring van verweerster in strijd met de waarheid is.

4.2    Verweerster heeft haar ervaringen met klager in haar verklaring van 8 september 2020 weergegeven. Uit de stellingen van klager en de door klager aan de raad overgelegde stukken is, zonder nadere toelichting die klager niet heeft gegeven, niet gebleken dat verweerster in deze verklaring valse informatie aan de kantonrechter heeft verschaft of anderszins in strijd met de waarheid heeft verklaard. Indien klager zich niet kon verenigen met de door verweerster afgelegde verklaring lag het op zijn weg zich hiertegen in rechte te verweren en zijn standpunt over de gang van zaken met bewijsstukken te onderbouwen. Het is vervolgens aan de rechter om de standpunten van partijen te beoordelen en in het geschil daarover te beslissen. Terzake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. 

ad onderdeel b)

4.3    Verweerster voelde zich persoonlijk gegriefd door de inhoud en de toonzetting van de brief van klager aan de kantonrechter van 12 september 2020 en heeft ter zake een klacht ingediend, aangezien zij de betreffende uitlatingen van klager onnodig grievend vond. Het stond verweerster vrij om hierover een klacht bij de tuchtrechter in te dienen. Ook hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr.  P.H. Brandts, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2021.

Griffier         Voorzitter