Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:55

Zaaknummer

20-598/DB/OB

Inhoudsindicatie

De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  22 maart 2021

in de zaak 20-598/DB/OB

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 29 september 2020 op de klacht van:

 

klager

 

tegen:

    

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Klager heeft bij brieven van 13 en 21 augustus 2019 bij de voorzitter van het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. De (plaatsvervangend) voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 2 september 2019 de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”.

1.2    Bij e-mail d.d. 30 juli 2020 met kenmerk nr. 48|19|125K heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3    Bij beslissing van 29 september 2020 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 29 september 2020 verzonden aan klager.

1.4    Klager heeft bij e-mail d.d. 4 oktober 2020 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 januari 2021. Daarbij was aanwezig mr. H, die verweerder heeft vertegenwoordigd. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. 

1.6    De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet, van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klager.

 

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft klager uitgenodigd voor een gesprek zonder hem ervan op de hoogte te stellen dat dit gesprek in aanwezigheid van mr. X zou plaatsvinden;

b)    Het heeft drie maanden geduurd voordat klager een uitnodiging voor een gesprek ontving;

c)    Verweerder wist tijdens het gesprek op 19 maart 2019 niets van het door klager op grond van artikel 13 Advocatenwet ingediende aanwijzingsverzoek;

d)    Verweerder moest bij de behandeling van zijn aanwijzingsverzoek steeds aan allerlei administratieve voorwaarden voldoen.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

Verweerder heeft niet het belang van klager gediend, maar enkel verweerders eigen belang en het belang van de beroepsgroep.

 

3    BEOORDELING 

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2    De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2021.

 

Griffier               Voorzitter