Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:47

Zaaknummer

20-854/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Niet gebleken dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan manipulatie, valsheid in geschrifte of vrijmetselarij praktijken, noch dat zij het gebruik van een onrechtmatige handelsnaam door haar opdrachtgever heeft verdedigd, noch dat zij een persoonlijk belang bij de uitkomst van de procedure had. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch van  12 maart 2021

in de zaak 20-854/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagsters

       

over:

    

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 12 november 2020 met kenmerk K20-15 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 19.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagsters zijn sinds 1995 eigenaar van een appartementsrecht. Uit dien hoofde zijn klaagsters van rechtswege lid van de VvE K. Verweerster behartigt de belangen van VvE en VvE Beheer. VvE Beheer voert de administratieve en beheerstaken uit voor VvE K. Tussen klaagsters en de cliënten van verweerster is al jarenlang sprake van een geschil in het kader waarvan diverse brieven zijn gestuurd en diverse procedures hebben plaatsgevonden.

1.2    Bij onherroepelijk vonnis d.d. 4 maart 2004 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de leden van VvE K dienen bij te dragen in de gezamenlijke schulden, kosten en lasten in de verhouding waarin de eigenaren in de gemeenschap zijn gerechtigd.

1.3    Klaagsters hebben de door hen te betalen bijdrage vanaf eind 2016 onbetaald gelaten.

1.4    VvE K heeft klaagsters op 1 juni 2018 gedagvaard ter incasso van de bijdragen in de gezamenlijke schulden en kosten van de VvE. In deze procedure werd de VvE K bijgestaan door verweerster. Ter onderbouwing van de vordering heeft VvE K een beroep gedaan op het splitsingsreglement dat als productie bij de dagvaarding was gevoegd. In de gerechtelijke procedure heeft verweerster de VvE aangeduid als “VvE K”.

1.5    Verweerster heeft een brief van mevrouw Van der V d.d. 10 juli 2017 in het geding gebracht. Verweerster heeft deze brief in het geding gebracht ter onderbouwing van het standpunt van haar cliënte, dat klaagsters op basis van de splitsingsakte konden worden gehouden tot betaling van de aan klaagsters opgelegde bijdrage. Mevrouw VdV is sinds juli/augustus 2018 als wetenschappelijk adviseur verbonden aan verweersters kantoor en verweerster en mevrouw VdV zijn sinds 2014 gezamenlijk bevoegd bestuurder van de Juristenvereniging Appartementsrecht.

1.6    In hoger beroep heeft verweerster op 10 januari 2020 een memorie van antwoord ingediend. Onder randnummer 37 heeft verweerster geciteerd uit een vonnis van de kantonrechter d.d. 4 maart 2004. Het door verweerster opgenomen citaat luidde als volgt:

“[Klaagsters] verzetten zich tenslotte tegen het vaststellen van hun bijdrageverplichting over het jaar 2003. Verzoekers achten het niet meer dan redelijk en billijk dat er geen onderverdeling plaatsvindt in de bijdragen aan de reserverekening (…)”

    De overweging in het vonnis luidde echter als volgt:

“[Klaagsters] verzetten zich tenslotte tegen het vaststellen van hun bijdrageverplichting over het jaar 2003. Verzoekers achten het niet meer dan redelijk en billijk dat er een onderverdeling plaatsvindt in de bijdragen aan de reserverekening (…)”

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagsters verwijten verweerster het volgende.

1. Verweerster heeft zich schuldig gemaakt aan manipulatie en valsheid in geschrifte door het overleggen van een “eigen reglement” in plaats van het in het basisreglement van het Kadaster geregistreerd notarieel reglement;

2. Verweerster heeft zich schuldig gemaakt aan manipulatie en valsheid in geschrifte door middel van wijziging van de tekst uit een eerder vonnis van 2004;

3. Verweerster heeft zich schuldig gemaakt aan vrijmetselarij praktijken door middel van inbreng van een second opinion;

4. Verweerster heeft het gebruik van een onrechtmatige handelsnaam door haar opdrachtgever verdedigd;

5. Verweerster heeft een persoonlijk belang bij de uitkomst van de procedure.

2.2    Toelichting

    Ad 1. Verweerster heeft niet de authentieke akte overgelegd, maar een afschrift van de akte zoals deze op een later stadium is ingeschreven. De akte is op 2009 opnieuw ingeschreven omdat er opgaaf is gedaan van een nieuwe bestuurder, maar die inschrijving is onrechtmatig c.q. onjuist omdat de gegevens van de bestuurder niet kloppen. De door verweerster overgelegde akte is vervalst en gemanipuleerd. 

    Ad 2. Er is sprake van een vervalsing omdat verweerster door het onjuiste citaat aan het vonnis een andere betekenis heeft toegekend en daarmee het gerechtshof op het verkeerde been heeft gezet.

    Ad 3. Verweerster heeft zich schuldig gemaakt aan vrijmetselarij praktijken. Verweerster had de brief van mevrouw Van der V niet mogen overleggen omdat zij mevrouw Van der V ook anders dan door deze zaak kenden zodat er geen sprake kan zijn van een onafhankelijk deskundig advies.

    Ad 4. Verweerster heeft de VvE in de procedure aangeduid als “VvE K”, terwijl dit geen geregistreerde handelsnaam betreft.

    Ad 5. De inschrijving in 2009 van een bestuurder is onrechtmatig, zodat het aanstellen van verweerster als advocaat ook onrechtmatig is. Verweerster heeft een aanzienlijk honorarium voor haar werkzaamheden ontvangen, zodat zij er een persoonlijk belang bij had om de onrechtmatige situatie in stand te houden.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

4.2    De voorzitter oordeelt dat het door verweerster gevoerde verweer, dat klaagsters niet-ontvankelijk moeten worden verklaard  omdat zij de klacht te laat hebben ingediend, moet worden gepasseerd. De klachten zijn ingediend op 2 februari 2020, terwijl de klachten zien op optreden van verweerster van na 2 februari 2017, zodat de in artikel 46g lid 1 Advocatenwet genoemde termijn niet is verstreken.

4.3    Klachtonderdeel 1

Verweerster heeft uitdrukkelijk betwist dat zij het splitsingsreglement heeft vervalst of gemanipuleerd. De voorzitter stelt vast dat er geen enkel inhoudelijk verschil bestaat tussen het door verweerster overgelegde splitsingsreglement van 3 september 1963 en de inschrijving daarvan in de openbare registers. Het enkele feit dat klaagsters van mening zijn dat de inschrijving van de bestuurder onrechtmatig is, betekent nog niet dat sprake is van een vervalst of gemanipuleerd document. De feitelijke grondslag van het ernstige verwijt dat verweerster zich heeft schuldig gemaakt aan manipulatie en valsheid in geschrifte ontbreekt. Klachtonderdeel 1 is dan ook kennelijk ongegrond.

4.4    Klachtonderdeel 2

    Vast staat dat verweerster onjuist heeft geciteerd uit het vonnis van 4 maart 2004 door in het citaat het woord “geen” op te nemen, terwijl dit “een” had moeten zijn. Naar het oordeel van de voorzitter vormt deze fout niet meer dan een kennelijke verschrijving waarvan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Mede in ogenschouw nemend dat verweerster in eerste aanleg het volledige vonnis in het geding heeft gebracht valt niet in te zien dat verweerster het gerechtshof op het verkeerde been heeft willen zetten. De feitelijke grondslag van het ernstige verwijt dat verweerster zich heeft schuldig gemaakt aan manipulatie en valsheid in geschrifte ontbreekt ook hier. Klachtonderdeel 2 is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

4.5    Klachtonderdeel 3

    De voorzitter overweegt dat het verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij vrijstond om in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënt een deskundige naar keuze in te schakelen. Het enkele feit dat verweerster en mevrouw VdV elkaar kennen, doet niets af aan de deskundigheid van mevrouw VdV. Indien en voor zover klaagsters het niet eens waren met de conclusies van mevrouw VdV, waren zij in de gelegenheid om daarop in de procedure te reageren. Verweerster heeft kortom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de brief van mevrouw VdV te overleggen. Klachtonderdeel 3 is kennelijk ongegrond.

4.6    Klachtonderdeel 4

Het was de taak van verweerster om de standpunten van haar cliënte naar voren te brengen. Kennelijk kunnen klaagsters zich niet vinden in de standpunten die verweerster namens haar cliënte heeft verwoord, maar dit betekent nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte stond het verweerster vrij om namens haar cliënte standpunten in te nemen die afweken van de standpunten van klaagsters. Voor zover klaagsters zich niet konden vinden in hetgeen verweerster namens haar cliënte naar voren had gebracht, konden klaagsters daarop in de gerechtelijke procedure reageren. Het was vervolgens aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om over de over en weer naar voren gebrachte standpunten te oordelen. Met het aanduiden van de VvE als VvE K heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel 4 is naar het oordeel van de voorzitter kennelijk ongegrond.

4.7    Klachtonderdeel 5

Verweerster heeft uitdrukkelijk weersproken dat sprake is van een illegale bestuurder, van optreden zonder opdracht van de VvE en tevens dat zij een eigen belang zou hebben bij de uitkomst van de procedure. De voorzitter is van oordeel dat klaagsters dit klachtonderdeel volstrekt onvoldoende feitelijk hebben onderbouwd. Bij gebreke van feitelijke grondslag van dit verwijt wordt klachtonderdeel 5 kennelijk ongegrond verklaard.

 

5    BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr.  T.H.G. Huber - van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2021.

 

Griffier                                        Voorzitter