Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-04-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:77

Zaaknummer

19-649/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 6 april 2020 in de zaak 19-649/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 4 december 2019 op de klacht van:

 

klager

over:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 14 februari 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 16 september 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K031 2019 ar/mvi van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 4 december 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 4 december 2019 verzonden aan partijen.

1.4    Op 23 december 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 23 december 2019 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 maart 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Voorts heeft de raad acht geslagen op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.

Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. Tijdens de verzetprocedure heeft hij bij wijze van nieuw klachtonderdeel verweerder verweten dat deze hem er niet op heeft gewezen dat het aansprakelijk stellen van de implantoloog een kansloze  zaak was.

 

3    FEITEN EN KLACHT

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf  toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

4.4    Ten aanzien van de uitbreiding van de klacht in het verzetschrift overweegt de raad dat dat alleen is toegestaan indien er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Dat is hier niet het geval. De raad zal over de uitbreiding van de klacht dan ook niet oordelen.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning en A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2020.