Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:73

Zaaknummer

19-869/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft informatie uit schikkingsonderhandelingen tussen zijn cliënt en klager gedeeld met de rechtbank. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 maart 2020 in de zaak 19-869/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

 

1.    mrs. (…),

beiden advocaat te (…)

klagers sub 1

2.    (…) B.V.

h.o.d.n. (…),

gevestigd te (…)

klaagster sub 2

gemachtigden: mrs. R. Bom en H.J.M. Simonis

3.    (…),

wonende te (…)

klager sub 3

gemachtigden: mrs. R. Bom en H.J.M. Simonis

tezamen aangeduid als: klagers

 

over:

 

verweerder

gemachtigde: mr. F.Th.P. van Voorst

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 12 juli 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 17 december 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K152 2019 ar/ak van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 3 februari 2020. Daarbij waren verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Klagers waren met voorafgaand bericht niet aanwezig.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klagers sub 1 staan klaagster sub 2 bij in een procedure tegen twee cliënten van verweerder. Klager sub 3 is DGA van klaagster sub 2.

2.3    In voornoemde procedure heeft verweerder op 21 juni 2019 een akte ingediend. Daarin komt – voor zover van belang – de volgende passage voor:

“Ziekte

Uit app-berichten van 13 juli 2016 blijkt dat [klager sub 3] een psa-waarde van 0,2 had en op 28 juli 2016 blijkt dat [klager sub 3] toen een onmeetbare psa-waarde had en dus feitelijk was genezen. Dit feit staat haaks op de stelling dat gedaagde zich in september 2016 noodgedwongen heeft gewend tot eiseressen.”

2.4    Op 25 juni 2019 heeft in voornoemde procedure een comparitie van partijen plaatsgevonden. Tijdens deze comparitie is afgesproken dat partijen in de week daarna met elkaar in overleg zouden gaan over een mogelijke regeling. Dat overleg heeft plaatsgevonden maar niet tot overeenstemming geleid. Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.

2.5    Verweerder heeft de griffier van de rechtbank per fax d.d. 2 juli 2019 het volgende bericht:

“[klager sub 2] heeft echter vandaag medegedeeld een vergelijkbaar bedrag te willen als bij de aandelentransactie bij B. Kort samengevat vraagt [klager sub 2] meer dan twee keer de gefixeerde marktwaarde. Ook heeft hij aangegeven niet bereid te zijn om enige vergoeding voor de verrichte diensten 2010-2018 mee te wegen in de koopprijs.”

Afschrift van dit schrijven is per e-mail aan klagers sub 1 gezonden.

2.6    Per e-mail van 3 juli 2019 9:27 uur heeft klager sub 1 aan verweerder – voor zover van belang - het volgende bericht:

“Tot onze verbazing lazen wij, dat u in uw brief van gisteren aan de rechtbank inhoudelijk ingaat op de schikkingsonderhandelingen, terwijl u dit – zoals u toch wel bekend zal zijn – op grond van regel 27 van onze Gedragsregels niet is toegestaan.

U dient per omgaande, doch uiterlijk vandaag 12.00 uur, aan de rechtbank te berichten dat uw bericht terzake voornoemde schikkingsonderhandelingen als niet geschreven dient te worden beschouwd en buiten het procesdossier gehouden dient te worden. Mocht u aan deze sommatie geen gehoor geven, dan zal ik mij direct wenden tot uw Deken. Dit recht behoud ik mij sowieso voor, omdat in feite de foutieve handeling al door u is verricht.”

2.7    Per fax van 4 juli 2019 heeft verweerder de rechtbank verzocht de gewraakte alinea van zijn fax van 2 juli 2019 als niet geschreven te beschouwen.

2.8    De rechtbank heeft de vorderingen van de cliënte van verweerder afgewezen. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    in strijd met gedragsregel 27 de rechtbank inhoudelijke mededelingen heeft gedaan over het verloop van de schikkingsonderhandelingen tussen partijen en

b)    zich in de akte d.d. 21 juni 2019 onnodig grievend over klager sub 3 heeft uitgelaten door te impliceren dat hij onwaarheden zou vertellen over zijn gezondheidstoestand.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

5.1    Naar het oordeel van de raad geeft de fax van verweerder d.d. 2 juli 2019 zonder meer blijk van (de inhoud van) schikkingsonderhandelingen die tussen partijen hebben plaatsgevonden. Daarover mag ingevolge het bepaalde in gedragsregel 27 zonder toestemming van de wederpartij echter niets worden medegedeeld aan de rechter. Doel van deze gedragsregel is dat partijen buiten de rechter om vrijelijk moeten kunnen praten zonder dat de inhoud van dat overleg de rechter kan of mag beïnvloeden. Om dat doel te dienen is het niet noodzakelijk dat de advocaat in kwestie zelf aan het de onderhandelingen heeft deelgenomen. Gelet daarop staat het een advocaat naar het oordeel van de raad derhalve ook niet vrij om mededelingen te doen van schikkingsonderhandelingen die zijn client zelf met de wederpartij gevoerd heeft en waarvan die client aan hem verslag heeft gedaan. Een andere uitleg van de gedragsregel zou het immers mogelijk maken deze te omzeilen door niet zelf persoonlijk aan de onderhandelingen deel te nemen (maar daarmee bijvoorbeeld wel op de achtergrond bemoeienis te hebben) en er vervolgens vrijelijk mededelingen over te kunnen doen. Vast staat dat verweerder de hierboven bedoelde vereiste toestemming van de wederpartij niet heeft gekregen terwijl hij met de inhoud van zijn fax d.d. 2 juli 2019 overduidelijk beoogde de rechtbank te beïnvloeden. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat hij de gewraakte passage uiteindelijk heeft ingetrokken, doet daar niet aan af.

Klachtonderdeel b)

5.2    Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan. De raad zal de aan verweerder verweten gedragingen hieraan toetsen.

5.3    Verweerder heeft in zijn akte d.d. 21 juni 2019 de feiten weergegeven zoals die door zijn cliënten aan hem waren aangeleverd en heeft daar naar het oordeel van de raad geen waardeoordeel aan verbonden. Evenmin heeft hij met de door hem weergegeven feiten de ziekte van klager sub 3 gebagatelliseerd. Wellicht was het beter geweest als hij de toevoeging “en dus feitelijk was genezen” achterwege had gelaten, maar onnodig grievend is de desbetreffende passage naar het oordeel van de raad niet. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Alles overziend en mede in aanmerking genomen het schone tuchtrechtelijk verleden van verweerder, acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden. 

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klagers betaalde griffierecht van € 50,- aan hen vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing het daarvoor te gebruiken rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50,- reiskosten van klagers,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klagers. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing het daarvoor te gebruiken rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klagers;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klagers, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

 

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. P.C.M. van Schijndel en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2020.