Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:45

Zaaknummer

190222

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING

van 16 maart 2020

in de zaak 190222

naar aanleiding van het verzet van:

klager

tegen:

verweerder

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 13 mei 2019, gewezen onder nummer 18-430/DH/DH, op die datum aan partijen toegezonden. Hierin is het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 26 september 2018 ongegrond verklaard. In de voorzittersbeslissing is de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond verklaard.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Bij beslissing van 30 augustus 2019 heeft de voorzitter van het hof klager kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in zijn hoger beroep. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 30 augustus 2019.

2.2    Het verzetschrift van klager is door de griffie van het hof ontvangen op

13 september 2019. Het hof heeft aanvullend nog kennis genomen van:

-    het verweerschrift van verweerder van 23 oktober 2019;

-    het schrijven van klager van 13 november 2019;

-    het schrijven van klager van 10 februari 2020.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 februari 2020, waarbij klager met mr. L. Smallegange en verweerder zijn verschenen.

2.4    Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.

 

3    DE BEOORDELING

3.1    Naar aanleiding van het verzet in hoger beroep overweegt het hof als volgt. Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de Raad van Discipline waarbij het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond of niet-ontvankelijk wordt verklaard geen rechtsmiddel openstaat.

3.2    Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet door de raad in eerste aanleg een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.

3.3    Maar ook in dat geval dient het hoger beroep te worden ingesteld binnen de termijn van 30 dagen als bepaald in artikel 56 lid 1 Advocatenwet. Het appelschrift tegen de beslissing van de raad van 13 mei 2019 is door het hof ontvangen op 8 augustus 2019, derhalve (ruimschoots) na afloop van de appeltermijn. Klager heeft aangevoerd dat hij na ontvangst van de beslissing van de raad eerst in contact met de raad is getreden met een verzoek de beslissing aan te passen en vervolgens de deken heeft gevraagd om bemiddeling en juridische ondersteuning. Toen bleek dat deze verzoeken niet konden worden gehonoreerd heeft klager binnen 14 dagen hoger beroep ingesteld. Aanvullend heeft klager aangevoerd dat hij het proces-verbaal van de zitting bij de raad van 11 maart 2019 pas zeven maanden later van de raad heeft ontvangen.

3.4    De door klager aangevoerde omstandigheden leveren geen verschoonbare termijnoverschrijding op, nu geen van deze omstandigheden het voor klager onmogelijk maakte om binnen de daarvoor geldende termijn hoger beroep in te stellen. Het hof is van oordeel dat de voorzitter van het hof klager terecht kennelijk  niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beslissing van 30 augustus 2019. Dit betekent dat aan klager niet de mogelijkheid toekomt om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de raad. Voor zover klager al doorbrekingsgronden voor het appelverbod heeft aangevoerd komt het hof daar niet aan toe. Het verzet van klager dient ongegrond te worden verklaard.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 30 augustus 2019 ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs.  T.H. Tanja-van den Broek en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2020.

griffier        voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 16 maart 2020.