Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-02-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:32

Zaaknummer

190211

Inhoudsindicatie

Beroepschrift te laat ingediend: 2,5 uur na middernacht van de dag dat de beroepstermijn verstreek. Dat de stroom uitviel in het huis van klagers en zij niet eerder beroep konden instellen wegens vakantie, blijft voor risico van klagers.  Termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Niet-ontvankelijk beroep. 

Uitspraak

BESLISSING                               

van 24 februari 2020

in de zaak 190211

naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:

klagende partij sub 1

klager sub 2

tegen:

verweerder   

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van 1 juli 2019 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 19-049/DB/ZWB en aan partijen toegezonden op 1 juli 2019. Van de klacht van klagers heeft de raad de onderdelen 1, 4, 6 en 8 gegrond en de onderdelen 2, 3, 5, 7 en 9 ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld in de betaling van het griffierecht van € 50,- en reiskosten van € 50,- aan klagers. Tevens is verweerder veroordeeld in de betaling van de proceskosten van € 750,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten en € 500,- aan de Staat. 

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2019:110.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van verweerder tegen deze beslissing is op 31 juli 2019 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het beroepschrift van klagers is op 1 augustus 2019 om 02.23 uur ontvangen door de griffie van het hof.

2.3    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de raad;

-    de brief d.d. 7 augustus 2019 van verweerder;

-    het e-mailbericht van 16 januari 2020 van klagende partij sub 1.

2.4    Per e-mailbericht van 24 januari 2020 heeft verweerder de griffie van het hof bericht zijn beroep in te trekken.

2.5    Het hof heeft het beroep van klagers mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 januari 2019, waar klagende partij sub 1 is verschenen.

   

3    BEOORDELING

3.1    Nu verweerder zijn beroep heeft ingetrokken staat alleen nog ter beoordeling het beroep van klagers. Dat beroep is evenwel te laat, namelijk op 1 augustus 2019, ontvangen door de griffie van het hof.

3.2    Uit artikel 56 lid 1 Advocatenwet volgt immers dat hoger beroep tegen een beslissing van een raad van discipline kan worden ingesteld binnen dertig dagen na de verzending van die beslissing door de raad. In deze zaak heeft de raad de beslissing op 1 juli 2019 naar partijen verzonden. Klagers konden dus uiterlijk op 31 juli 2019 hoger beroep instellen bij de griffie van het hof. Nu het beroepschrift met bijlagen door de griffie van het hof eerst op 1 augustus 2019 om 02:23 uur is ontvangen, is de beroepstermijn verstreken en kunnen klagers in beginsel niet worden ontvangen in hun beroep tegen de raadsbeslissing.

3.3    Onder bijzondere omstandigheden kan er aanleiding zijn voor het hof om de overschrijding van de beroepstermijn toe te staan (verschoonbaar te achten). De klagende partij sub 1 heeft bij het hof aangevoerd dat de stroom was uitgevallen op het moment dat zij het beroepschrift digitaal wilde indienen (vlak voor middernacht op 31 juli 2019). De stroomtoevoer was pas hersteld circa tweeënhalf uur nadat de beroepstermijn was verstreken. Desgevraagd heeft de klagende partij sub 1 toegelicht dat zij het beroepschrift niet eerder dan 31 juli 2019 kon indienen omdat zij met vakantie was. De klagende partij sub 1 heeft gemotiveerd gesteld dat het beroepschrift ondanks de termijnoverschrijding in behandeling moet worden genomen vanuit het oogpunt van waarheidsvinding en vanuit het oogpunt dat er niemand is benadeeld. Het belang van waarheidsvinding is in dit dossier groter dan het verstrijken van een beroepstermijn door circa tweeënhalf uur, aldus de klagende partij.

3.4    Het hof volgt het betoog van de klagende partij sub 1 niet en oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het belang van rechtszekerheid voor (onder meer) een beklaagde advocaat weegt zwaar en brengt mee dat geen onzekerheid mag bestaan over het eindtijdstip van de beroepstermijn en daarmee het onherroepelijk worden van de beslissing van de raad (op de punten waartegen de advocaat zelf geen beroep heeft ingesteld). De door de klagende partij sub 1 aangevoerde omstandigheden voor het te laat indienen van het beroepschrift zijn omstandigheden die in de risicosfeer van klagers liggen. Klagers waren bekend met het moment waarop de raad uitspraak zou doen waardoor de beroepstermijn zou aanvangen. Door op het allerlaatste moment voor het einde van de beroepstermijn beroep in te willen stellen hebben klagers het risico genomen dat zij geen tijd meer zouden hebben om eventuele onvoorziene omstandigheden het hoofd te kunnen bieden voor het verstrijken van de termijn. Dat klagers slechts een paar uur te laat zijn geweest met indienen van hun beroepsschrift leidt niet tot een ander oordeel.

3.5    Het beroep van klagers dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun beroep tegen de beslissing van 1 juli 2019 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 19-049/DB/ZWB.

 

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann en L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2020.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 24 februari 2020.