Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2020:18

Zaaknummer

19-781/DB/LI

Inhoudsindicatie

Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door tegen klager, die door verweersters kantoorgenoot  was bijgestaan in een andere zaak, te gaan optreden in een kort geding over de omgangsregeling met de kinderen, terwijl klager en verweerster in het verleden persoonlijk contact hebben gehad, waarbij klager verweerster heeft verteld over de echtscheiding en de problemen rondom de omgang met de kinderen. Gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 2 maart 2020

in de zaak 19-781/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

           

                         

                        klager

 

                        tegen:

 

                  verweerster

 

 

 

 

                                   

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij webformulier d.d. 3 juni 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 15 november 2019 met kenmerk nr. K19-058 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2020. Verschenen is klager, bijgestaan door mr. P. Verweerster is, als aangekondigd bij e-mail d.d. 22 november 2019, niet verschenen.  

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken;

-       het nagekomen e-mailbericht van verweerster d.d. 22 november 2019;

-       de nagekomen brief van verweerster d.d. 19 december 2019.

 

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Verweerster heeft in 2015 bij klagers onderneming een paardentrailer laten keuren. Klager en verweerster hebben vervolgens, onder andere via WhatsApp en Facebook, persoonlijk contact met elkaar gehad. Verweersters kantoorgenoot mr. B heeft klagers onderneming eveneens in 2015 bijgestaan in een arbeidsrechtelijke kwestie.

2.3     In 2019 heeft klagers advocaat een kort geding aanhangig gemaakt tegen klagers ex-echtgenote mevrouw V ter zake de omgangsregeling tussen klager en de minderjarige kinderen van hem en mevrouw V.

2.4     Bij e-mail d.d. 21 mei 2019 heeft verweerster klagers advocaat als volgt bericht:

          “(…) Tot mij wendde zich mevrouw [V], de voormalig echtgenote van uw cliënt, met het verzoek om haar belangen in deze kwestie te behartigen.

          In dat kader heeft echter te gelden, dat mijn kantoor een aantal jaren gelden (de onderneming van) uw cliënt geadviseerd heeft in een arbeidsrechtelijke casus.

          Hoewel in het kader van die advisering, op geen enkele wijze privéinformatie van uw cliënt aan mijn kantoor ter kennis is gekomen en er derhalve formeel gezien volgens mij géén sprake is van een tegenstrijdig belang (maar daar valt uiteraard over te twisten), acht ik het wél op zijn plaats, dit via u te communiceren, zodat uw cliënt kan aangeven, of hij zich er al dan niet tegen verzet, dat ik de belangen van mevrouw [V] behartig in deze familierechtelijke kwestie. (…)”

2.5     Bij e-mail d.d. 22 mei 2019 heeft klagers advocaat verweerster als volgt bericht:

          “Ter reactie op uw onderstaande bericht kan ik u melden dat cliënt zich verzet tegen de belangenbehartiging door u van mevrouw [V]. Naar ik heb begrepen heeft cliënt niet alleen een arbeidsrechtelijke kwestie aan u voorgelegd, doch bent u eveneens klant van zijn bedrijf geweest en hebben er bovendien contacten van persoonlijke aard plaatsgevonden. Ik ga er van uit dat u mevrouw [V] zult verwijzen naar een andere advocaat. “

2.6     Bij e-mail d.d. 22 mei 2019 heeft verweerster op deze e-mail als volgt gereageerd:   

          “Jammer dat uw cliënt er zo tegenaan kijkt. Bovendien ben ik geen klant (geweest) van het bedrijf van uw cliënt en de persoonlijke contacten waren absoluut niet van dien aard dat dat een tegenstrijdig belang zou opleveren.

          Zoals eerder aangegeven ben ik ook van mening dat er formeel gezien geen sprake is van een tegenstrijdig belang maar ik wilde zo netjes zijn een en ander wel aan uw cliënt voor te leggen via u.

          Ik verzoek u dan ook vriendelijk uw cliënt te vragen zijn beslissing te heroverwegen.”

2.7     Bij e-mail d.d. 23 mei 2019 heeft verweerster ter toelichting  aan het bovenstaande toegevoegd:

          “(…) Ten eerste betrof de eerdere advisering door mijn kantoor immers niet uw cliënt in privé, maar de onderneming van uw cliënt. Strikt genomen betreft het dus niet dezelfde partij.

          Ten tweede betreffen de belangen niet dezelfde kwestie (voorheen betrof het arbeidsrecht, thans gaat het om een familierechtelijke kwestie).

          Ten derde beschik ik niet over informatie van uw cliënt die relevant kan zijn voor onderhavige kwestie.

          Ik zal de belangenbehartiging van mevrouw [V] dan ook ter hand nemen. (…)”

2.8     Bij e-mail d.d. 23 mei 2019 heeft klagers advocaat verweerster als volgt bericht:

          “(…) Cliënt handhaaft zijn verzet tegen de belangenbehartiging door u onverkort. (…)

          Naast het feit dat u een arbeidsrechtelijke kwestie voor cliënt heeft behartigd, heb ik van hem vernomen dat u een trailer voor onderhoud naar hem heeft toegebracht en dat u aldus klant bij hem bent geweest. De ontkenning daarvan wordt door cliënt stuitend geacht en geeft hem eens te meer reden om zijn standpunt niet te wijzigen. Daarenboven heb ik begrepen dat er contacten van persoonlijke aard zijn geweest, die maken dat cliënt er niet mee akkoord kan gaan dat u thans de belangen van mevrouw [V] gaat behartigen. Het staat u uiteraard vrij om deze kwestie aan de deken voor te leggen.”

2.9     Bij e-mail d.d. 22 mei 2019 heeft verweerster op deze e-mail als volgt gereageerd:

          “Hoewel het feit of ik (privé) wel of niet klant ben (geweest) bij de onderneming van uw cliënt, in het geheel niet ter zake doet voor de beoordeling in casu, heeft desalniettemin te gelden dat ik mij zelf inderdaad niet als klant zie van de onderneming van uw cliënt.

          Ik heb jaren geleden via Marktplaats een paardentrailer gekocht en heb toen met de verkoper afgesproken dat er een beknopte aankoopkeuring bij de onderneming van uw cliënte zou plaatsvinden. Dat is alles. Uw cliënt was toen overigens zelf niet eens aanwezig. De trailer is daarna elders gebracht voor onderhoud en ook voor die tijd was ik geen klant. Dus nee, ik zie mijzelf niet als klant, althans geen vaste klant.

          Daarnaast heeft – nogmaals – een en ander helemaal niets te maken met de juridische kwestie waar het nu om gaat.

                     Jammer dat uw cliënt zo halsstarrig blijft.

          Zou u alstublieft willen reageren op het voorstel voor een viergesprek, zodat we het over de inhoud kunnen gaan hebben, in plaats van over mij?”

2.10   Bij e-mail d.d. 28 mei 2019 heeft klagers advocaat verweerster als volgt bericht:

          ” Kunt u mij berichten weshalve u bij schrijven van 21 dezer vraagt of cliënt zich verzet tegen de belangenbehartiging door u van mevrouw [V]? Nu cliënt heeft aangegeven zich daar inderdaad tegen te verzetten, lijkt u zich daar immers in het geheel niets van aan te trekken.

          Bij eerdere correspondentie zijn de bezwaren van cliënt reeds naar voren gebracht en het feit dat u inmiddels alle interactie die tussen u en cliënt heeft plaatsgevonden op social media heeft verwijderd, versterkt hem in die bezwaren. U zult begrijpen dat de omgang met zijn kinderen voor cliënt een uiterst precaire zaak betreft en hij om reden van de contacten die tussen u en hem hebben plaatsgevonden niet kan accepteren dat u thans zijn ex-partner wenst bij te staan.

          Dezerzijds wordt ervan uit gegaan dat u mevrouw [V] alsnog zult verwijzen, bij gebreke waarvan cliënt mij te kennen heeft gegeven een klacht te zullen indienen bij de Deken.”

2.11   Bij e-mail van dezelfde dag heeft verweerster klagers advocaat dat zij de belangen van mevrouw V wel zou gaan behartigen, waarna klagers advocaat verweerster bij e-mail d.d. 29 mei 2019 heeft bericht niet inhoudelijk in te zullen gaan op de zaak in afwachting van het standpunt van de deken.

 

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij :

                                   

                                    zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling.

                         

                          3.2     Toelichting

- Uit de arbeidsrechtelijke kwestie beschikt verweerster over bedrijfsgegevens van het bedrijf van klager. Klager heeft er geen vertrouwen in dat die gegevens niet bij zijn ex-partner terecht komen;

- Klager heeft met verweerster ook over privé zaken (de echtscheiding en de problemen rondom de omgang met de kinderen) gesproken;

- Het is vreemd dat verweerster eerst vraagt of er bezwaar bestaat tegen het bijstaan van de ex-partner, waarop is geantwoord dat er bezwaar tegen bestaat, waar verweerster zich vervolgens niets van aan trekt.

                           

                          4        VERWEER

                          4.1     De klacht is ongegrond. Verweerster heeft zich niet schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling. Na de aankoopkeuring van de paardentrailer heeft verweerster kort telefonisch contact gehad met klager, waarbij de arbeidszaak van klagers onderneming ter sprake is gekomen. Verweersters kantoorgenoot heeft de arbeidszaak vervolgens in 2015 behandeling genomen en klagers onderneming in die kwestie bijgestaan. In het kader van die bijstand is geen enkele wijze privé-informatie over klager op verweersters kantoor terecht gekomen. Verweerster heeft dit arbeidsrechtelijke dossier niet behandeld. Verweerster was geen vertrouwenspersoon van klager. Bij de verhuizing van klager naar een bedrijfshal heeft verweersters kantoor hem een felicitatie gestuurd. In de loop der tijd heeft verweersters kantoorgenoot mr. B enkele keren per e-mail contact gehad met klager, omdat klager een besloten vennootschap wilde oprichten en verweersters kantoorgenoot had aangegeven hem daarin te kunnen adviseren. Van advisering op dat punt is het echter niet gekomen.

                          4.2     Verweerster was via Facebook verbonden met klager. Verweersters Facebook-account had echter meer dan 3300 contacten, waaronder een groot aantal personen die verweerster niet eens persoonlijk kende. Het enkel feit dat er over en weer berichten zijn geliked op Facebook maakt niet dat er sprake is van belangenverstrengeling. Verweerster heeft klager niet geblokkeerd; verweerster heeft enkel haar Facebook-account gedeactiveerd.

                          4.3     Verweerster is ook geen klant van klagers onderneming geweest: zij heeft enkel eenmalig een paardentrailer bij zijn bedrijf laten keuren maar daarbij was klager zelf niet aanwezig. De paardentrailer is ook niet van klager gekocht. Van een klantrelatie is geen sprake.

 

                          5        BEOORDELING

5.1     De raad overweegt dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot; deze norm is verwoord in Gedragsregel 15. De advocaat mag zich immers niet in de situatie begeven waarin hij de kans loopt ten koste van zijn cliënt in een belangenconflict te geraken. Daarnaast moet de cliënt er ten volle op kunnen vertrouwen dat gegevens over zijn zaak, zijn persoon of zijn onderneming die de cliënt aan de advocaat of zijn kantoorgenoot ter beschikking heeft gesteld, niet op enig moment tegen hem worden gebruikt (vgl. onder andere HvD 26 januari 2018, 170210 en 5 februari 2018, 170205). Dat vloeit reeds voort uit de geheimhoudingsplicht van de advocaat. Wanneer aan de in Gedragsregel 15 lid 3 cumulatief opgesomde voorwaarden a, b en c is voldaan (niet dezelfde zaak, geen vertrouwelijke informatie, geen redelijke bezwaren) behoeft een advocaat aan zijn vroegere cliënt geen voorafgaande instemming als bedoeld in lid 4 te vragen. In twijfelgevallen dient de advocaat af te zien van het optreden in kwestie.

 

5.2     Verweerster was kennelijk van mening dat van een dergelijk twijfelgeval sprake was, nu zij bij e-mail d.d. 21 mei 2019 aan klagers advocaat heeft gevraagd of klager bezwaar had tegen verweersters bijstand aan klagers wederpartij. Klagers advocaat heeft verweerster laten weten dat klager inderdaad bezwaar had tegen verweersters optreden, onder andere omdat er, aldus klagers advocaat, contacten van persoonlijke aard hadden plaatsgevonden. In de correspondentie die daarop volgde heeft klagers advocaat herhaald dat en waarom klager bezwaar had tegen verweersters optreden.

 

5.3     Naar het oordeel van de raad was het optreden van verweerster voor de wederpartij van klager in het kort geding over de omgang van de kinderen onder bovenvermelde omstandigheden dusdanig bezwaarlijk dat haar daarvan een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. De raad oordeelt dan ook dat de klacht gegrond moet worden verklaard.

 

  6       MAATREGEL

 

  6.1     De raad komt tot de slotsom dat de klacht gegrond is. De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.

 

  7       GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

 

  7.1     Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50 aan hem vergoeden.

 

  7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal  de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

           a) € 50 reiskosten van klager,

           b) € 750  kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

           c)  € 500 kosten van de Staat.

 

7.3     Verweerster moet het bedrag van € 50 reiskosten binnen vier weken  nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klager. Klager geeft tijdig een rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

 

  7.4     Verweerster moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

 

7.5     Verweerster moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

- verklaart de klacht gegrond;

 

- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

 

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klager;

 

- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten  van € 50 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

 

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

 

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.5.

 

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, mrs. N.M. Lindhout-Schot en R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2020.

 

 

 

Griffier                                                                                   Voorzitter