Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-11-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2019:245

Zaaknummer

19-390/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerster is door de rechtbank benoemd tot bijzonder curator van de minderjarige dochter van klager en zijn ex-vrouw. Tussen klager en de vrouw speelt onder meer een conflict over de woonplaats van de dochter.  De klacht ziet op de wijze waarop verweerster de belangen van de minderjarige dochter heeft behandeld. De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 13 november 2019 in de zaak 19-390/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 13 juni 2019 met kenmerk R 2019/38 cij/mb, door de raad ontvangen op 14 juni 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. De voorzitter heeft verder kennis genomen van de brief van klager 12 juli 2019 en van de reactie daarop van verweerster van 2 augustus 2019.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is verwikkeld (geweest) in een geschil met zijn ex-echtgenoot (hierna: de vrouw) over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige dochter (geboren in november 2010).

1.2    In juni 2018 heeft de rechtbank beslist dat de hoofdverblijfplaats van de dochter bij klager zou zijn. De vrouw is tegen de beslissing van de rechtbank in hoger beroep gegaan.

1.3    Op verzoek van de vrouw heeft de rechtbank verweerster bij beschikking van 5 september 2018 benoemd tot “bijzonder curator teneinde de minderjarige te vertegenwoordigen”. De rechtbank heeft ter onderbouwing van de beslissing het volgende overwogen:

“Uit de overgelegde stukken blijkt dat er sprake is van conflicterende belangen tussen de ouders en de minderjarige. Gelet op de aard van de belangenstrijd acht de rechtbank het noodzakelijk dat een onafhankelijke persoon haar belangen zowel in als buiten rechte vertegenwoordigt.”

1.4    Verweerster heeft zich als bijzonder curator van de dochter gevoegd in de procedure in hoger beroep tussen klager en de vrouw. Op 19 oktober 2018 heeft verweerster haar advies aan het gerechtshof overgelegd. Verweerster heeft het gerechtshof geadviseerd om te beslissen dat het hoofdverblijf van de dochter bij de vrouw zal zijn. Het advies vormt onderdeel van het klachtdossier.

1.5    In een e-mail van 31 oktober 2018 heeft de directeur van de school van de dochter het volgende geschreven aan klager:

“(…) Hieronder de samenvatting van ons gesprek van 30-10. Het lijkt me goed om gedane uitspraken zo zuiver mogelijk te houden.

Kort samengevat:

Tijdens het gesprek gisteren (…) met de Juf (…) van groep 3, waar [de dochter] vorig jaar inzat en (…), directeur van de school, bleek dat het verhaal van de curator niet volledig was weergegeven.

Met name punt 92 waarin de curator meldt dat [de dochter] er aan onder door is gegaan bleek volgens [juf groep 3] uit zijn verband te zijn getrokken en uit zijn context gehaald.

[Juf groep 3] vertelde dat met name de scheiding hetgeen was waar het kind aan onderdoor is gegaan en zij betreurde dat de curator het op deze manier heeft verwoord omdat hier niet het volledige verhaal is neergezet. Met het begrip "onderdoorgaan" bedoelt de juf dat [de dochter] er veel verdriet van had en in een loyaliteitsconflict terechtkwam.

[Juf groep 3] heeft geen opmerkingen gemaakt over zorgen in het rapport van [de dochter] in 2018.

Ze heeft aangegeven dat het allemaal goed ging en dat [de dochter]  enthousiast meedeed. Tijdens het  gesprek meldde [juf groep 3] dat [de dochter] het goed deed gezien de omstandigheden, maar dat ze in potentie meer in zich heeft. [De dochter] bleef goed haar best doen en goed presteren ondanks dat ze het moeilijk had

Op 29 oktober had vader een gesprek gehad met (…) (de zorg coördinator van de school). Zij is beheerder van het leerling volg systeem. Zij heeft met [de dochter] een zgn. uitpluisgesprek gehouden nadat de curator haar had gebeld. Ook [zorgcoördinator] vond het verhaal van de curator nogal zwaar aangezet.

"het eraan onderdoor gaan" van [de dochter] was haar niet bekend noch gemeld afgelopen jaar.

In punt 88 in het verslag van de curator staat dat zij naar aanleiding van de vele zorgen een uitpluisgesprek gaat voeren.

[Zorgcoördinator] vertelde dat zij niet op de hoogte was van de zgn. vele zorgen die de curator schetst.

[Zorgcoördinator] vertelde ook in het gesprek dat punt 98 van het verslag van de curator niet klopte, "[zorgcoördinator] heeft nooit beweerd dat papa heeft verteld over een tweeling in de buik van mama. Ze betreurde dat dit zo was neergezet en was het mee eens dat er zo een verkeerd beeld geschetst wordt van de vader.

Helaas heb ik niet met haar huidige Juf (…) kunnen spreken, maar mogelijk zitten hier ook bepaalde elementen in die zwaarder worden aangezet.

Het verslag van de curator geeft een ander beeld van de situatie dan school nu in beeld heeft, hebben we gisteren geconcludeerd. (…)”

1.6    Op 8 november 2018 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden. Klager, bijgestaan door zijn advocaat, en verweerster waren daarbij aanwezig.

1.7    Een handgeschreven bericht van 15 november 2018 van verweerster aan de dochter heeft de volgende inhoud:

“Beste [dochter],

Ik was vergeten om jou een brief te schrijven. Ik denk dat het komt omdat ik met vakantie ging. Maar dom is het wel. Sorry daarvoor!

Vorige week was ik bij de rechter. Ik heb verteld dat ik denk dat het goed zou zijn als jij bij je moeder zou wonen. Ook vertelde ik dat jij dat heeel graag wil. Volgens mij hebben de rechters goed geluisterd. Natuurlijk hebben ze ook geluisterd naar wat mama en papa het liefst willen.

Nu gaan ze erover nadenken. Ze vinden het geen makkelijke beslissing. Daarom nemen ze goed de tijd ervoor.

Ik ga voor je duimen!

Vind je het ook zo’n leuke foto? Veel leuker dan saai briefpapier toch?!

Fijn weekend en geniet van je moeder!

        groetjes,

        [verweerster]

        bijzonder curator”

1.8    In december 2018 heeft het gerechtshof (onder meer) geoordeeld dat de hoofdverblijfplaats van de dochter bij klager dient te zijn.

1.9    Bij brief van 6 december 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.10    Op 18 en 19 februari 2019 zijn e-mails gewisseld tussen verweerster en de intern begeleider van de school van de dochter.

1.11    Op 19 april 2019 is in een van de zijde van de vrouw naar de rechtbank gezonden brief gevraagd om een “nadere opdracht aan de bijzonder curator te formuleren”.

1.12    Bij brief van 29 april 2019 heeft verweerster aan klager kenbaar gemaakt dat zij “met het oog op de zitting d.d. 28 mei a.s.” graag nog eens met de dochter wil spreken.

1.13    Op 30 april 2019 heeft klager zijn klacht tegen verweerster uitgebreid.

1.14    Op 3 mei 2019 heeft de rechtbank als volgt gereageerd op de brief van de zijde van de vrouw van 19 april 2019:

“Naar aanleiding van uw brief van 19 april 2019 bericht ik u als volgt.

De rechtbank ziet vooralsnog geen aanleiding om uw verzoeken, zoals omschreven in voormelde brief, in te willigen. De rechtbank zal uw verzoeken ter zitting bespreken.”

1.15    Op 21 mei 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verweerster en klager.

1.16    Op 28 mei 2019 heeft in de echtscheidingsprocedure tussen klager en de vrouw een zitting plaatsgevonden. In de echtscheidingsprocedure heeft de vrouw verzocht om vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de dochter bij de vrouw.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft een “advies verslag” gemaakt, waarin zij heeft geschreven dat het beter zou zijn voor de dochter om haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw te hebben. Volgens klager is het advies verslag gegrond op “verkeerde en uit zijn context gehaalde teksten”.

b)    Verweerster heeft een kaart naar de dochter gestuurd waarin zij haar advies heeft opgeschreven. In de kaart heeft verweerster geschreven dat zij voor de dochter duimt. Verweerster heeft de kaart afgesloten met de mededeling “geniet van je moeder”. Verweerster heeft bij de kaart een chocoladereep gevoegd. Dit alles vond plaats terwijl het gerechtshof nog op de zaak moest beslissen. De kaart heeft voor verkeerde verwachtingen en verwarring gezorgd bij de dochter.

c)    Verweerster is tekortgeschoten omdat zij als bijzonder curator de belangen van een zevenjarig kind diende te vertegenwoordigen. Hierbij heeft zij zich partijdig en negatief tegenover klager opgesteld.

d)    Verweerster heeft de teksten van de geïnterviewden uit hun verband gerukt. Verweerster heeft klager, de vrouw, de dochter, twee leerkrachten van de dochter en de intern zorgbegeleider van de school van de dochter geïnterviewd. Klager is slechts gedeeltelijke geciteerd, “veel cruciale informatie is niet in het verslag vastgelegd”. De interne zorgbegeleider vindt in het advies verslag bepaalde zaken “zwaar aangezet” en kan zich hier niet in vinden. Zij vindt dat [verweerster] dingen insinueert waardoor een verkeerd beeld wordt neergezet. De leerkracht van groep 3 vindt dat haar woorden uit zijn verband zijn gehaald. De dochter is in het verslag geciteerd, maar daarbij zijn woorden gebruikt waarvan de dochter de betekenis niet kent. De interviews zijn telefonisch afgenomen.

e)    Met haar handelen heeft verweerster de dochter “ernstig in de war gebracht”.

f)    Klager ging ervan uit dat de rol van verweerster uitgespeeld was na de uitspraak van het gerechtshof van december 2018. Tot de verbazing van klager heeft verweerster in januari 2019 echter contact opgenomen met de school van de dochter om te informeren naar “de toestand” van de dochter. Verweerster heeft aan de intern begeleider “suggestieve vragen” gesteld. De school heeft te goeder trouw privacygevoelige gegevens verstrekt aan verweerster.

g)    Verweerster heeft na de uitspraak van het gerechtshof van december 2018 geen nazorg verleend aan de dochter.

h)    Verweerster heeft in de periode van februari tot en met mei 2019 niets gedaan in verband met de behartiging van de belangen van de dochter. Dit is volgens klager opmerkelijk, gelet op de - onterechte - stelling van verweerster dat de dochter suïcidaal was.

i)    Verweerster heeft zich onvoldoende laten informeren over de psychische gesteldheid van de dochter. Naar aanleiding van aanwijzingen dat de dochter een doodswens had, heeft psychologisch onderzoek plaatsgevonden. Verweerster heeft nagelaten zich te laten informeren door de psycholoog.

j)    Op 19 april 2019 heeft de vrouw een verzoek tot benoeming van verweerster als bijzonder curator ingediend. Op 3 mei 2019 is dit verzoek afgewezen. Verweerster heeft deze afwijzing van de rechtbank genegeerd en heeft haar werkzaamheden voortgezet. Dit heeft tot gevolg dat het tweede verslag van verweerster “onrechtmatig is en nietig moet worden verklaard”.

k)    Verweerster heeft naar klager een uitnodiging gestuurd voor een gesprek met de dochter op 7 mei 2019. Gelet op de brief van de rechtbank van 3 mei 2019 heeft klager geen gehoor gegeven aan de uitnodiging. Verweerster heeft vervolgens een uitnodiging voor het gesprek met de dochter naar de vrouw gezonden. De vrouw heeft de dochter “eerder van school gehaald om haar te brengen. [De dochter] werd hierdoor verplicht om wederom te praten over de scheiding en andere zaken. Dat gebeurde net op het moment dat het allemaal wat stabieler werd voor [de dochter].” Verweerster heeft klager bij brief van 14 mei 2019 geïnformeerd over het gesprek. Klager heeft die brief op 17 mei 2019, de dag dat het gesprek plaatsvond, ontvangen. Volgens klager heeft het “er alle schijn van dat [hij] bewust zo laat werd geïnformeerd zodat [hij] dit niet kon tegenhouden”.

l)    Verweerster heeft zich niets aangetrokken van het behandelplan van de psycholoog. Verweerster heeft de dochter niet voorbereid op het gesprek; het gesprek vond onverwacht plaats en de dochter is voor het gesprek “zo uit haar klaslokaal van school geplukt”. De weken erna heeft de dochter aan klager ”vele vragen over dit gesprek (…) gesteld en het zorgde voor veel verwarring en onrust bij haar”. Verweerster heeft hiermee de belangen van de dochter niet behartigd.

m)    De wens van klager was om geluidsopnames te maken van het gesprek op 21 mei 2019. Verweerster heeft niet ingestemd met deze wens. Verweerster staat aldus niet voor openheid en transparantie. Verweerster heeft verder geweigerd te spreken over punten uit haar eerste advies. Het heeft er verder alle schijn van dat verweerster “een duidelijke voorkeur heeft” voor het belang van de vrouw.

n)    Verweerster heeft haar verslag op 24 mei 2019 aan de rechtbank gezonden, terwijl de zitting op 28 mei 2019 plaatsvond. Dit is te laat en klager heeft onvoldoende de mogelijkheid gehad om op het verslag te reageren.

2.2    De stellingen die klager voor het overige aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd zullen hierna, voor zover van belang, worden besproken.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat zij heeft gehandeld overeenkomstig de voorschriften uit de Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW. Verweerster heeft allereerst gesproken met de dochter. Daarna heeft zij gesproken met klager en de vrouw. Vervolgens heeft verweerster een tweede maal met de dochter gesproken. Tijdens de gesprekken gaf de dochter duidelijk te kennen graag bij de vrouw te willen wonen. Na het tweede gesprek met de dochter heeft verweerster gesproken met twee leerkrachten en de intern begeleider van de school van de dochter. Van alle gesprekken heeft verweerster een verslag gemaakt.

3.2    Verweerster heeft de verslagen van de interviews kort na het afnemen ervan uitgewerkt aan de hand van uitgebreide aantekeningen van verweerster. Volgens verweerster kan het haar niet worden verweten dat “de bedoeling van een woord achteraf anders blijkt te zijn of dat iemand ergens niet van op de hoogte was”. Volgens verweerster heeft klager de op- en aanmerkingen bij het verslag van verweerster zoals bedoeld in de hiervoor in 1.5 weergegeven e-mail van 31 oktober 2018 tijdens de zitting bij het gerechtshof naar voren gebracht. Verweerster heeft tijdens diezelfde zitting meegedeeld dat haar advies niet veranderde.

3.3    Na de zitting heeft verweerster het briefje zoals weergegeven in 1.7 naar de dochter gestuurd. Verweerster had dit afgesproken met de dochter en het is bovendien conform het werkproces van de bijzondere curator. Verweerster heeft daarbij een Tony Chocolonely Sinterklaaseditie chocoladereep toegestuurd, “net als aan al [haar] cliënten rond die tijd”. Omdat het verweerster bekend was dat de dochter dat weekend bij de vrouw verbleef, heeft zij haar brief naar het adres van de vrouw gestuurd. Verweerster was er ook niet van overtuigd dat klager haar brief aan de dochter zou overhandigen.

3.4    Ten aanzien van het verwijt van klager dat zij is tekortgeschoten als bijzonder curator heeft verweerster aangevoerd dat zij alleen tegenover de dochter een neutrale en onafhankelijke houding heeft. Zij heeft zich tegenover beide ouders zo open mogelijk opgesteld, heeft naar beide ouders goed geluisterd en heeft hen kritische vragen gesteld. In haar advies heeft zij vervolgens gemotiveerd waarom de dochter volgens haar bij de vrouw zou moeten wonen. Verweerster heeft daarbij de standpunten van alle betrokkenen, het ingewonnen advies en de uitdrukkelijke wens van de dochter gewogen. Verweerster meent dat zij in het belang van de dochter heeft gehandeld.

3.5    Volgens verweerster is haar benoeming tot bijzonder curator van de dochter niet aan de procedure in hoger beroep of aan een bepaalde termijn verbonden en is zij benoemd voor de duur dat er sprake is van conflicterende belangen ten aanzien van de woonplaats van de dochter.

3.6    Verweerster heeft zich in de echtscheidingsprocedure gevoegd. Verweerster heeft erop gewezen dat de rechtbank niet opnieuw hoeft te beslissen over haar benoeming tot bijzonder curator. Omdat verweerster opnieuw moet adviseren over de woonplaats van de dochter heeft zij opnieuw met de dochter gesproken en heeft zij actuele informatie ingewonnen op de school van de dochter.

 

4    BEOORDELING

4.1    Verweerster is door de rechtbank benoemd tot bijzonder curator van klagers dochter. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van bijzonder curator, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerster zich bij de vervulling van die functie op de punten die in deze klachtzaak aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

4.2    De voorzitter stelt verder voorop dat een deel van de klachtonderdelen zien op gedragingen van verweerster jegens klager. In deze klachtonderdelen is klager ontvankelijk. Een ander deel ziet op het handelen van verweerster jegens de dochter. De voorzitter is van oordeel dat klager ook in deze delen van de klacht ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij is bekleed met het gezag over de dochter.

Klachtonderdelen a) en d)

4.3    De klachtonderdelen a en d zien op het hiervoor in 1.4 bedoelde document en op de wijze waarop dit tot stand is gekomen. De klachtonderdelen zullen daarom gezamenlijk worden besproken.

4.4    De voorzitter overweegt dat uit het verslag blijkt dat verweerster de dochter twee maal heeft gesproken en dat zij daarnaast klager, de vrouw en drie medewerkers van de school van de dochter heeft geraadpleegd. In zoverre heeft verweerster ervoor gezorgd dat haar advies deugdelijk is onderbouwd.

4.5    Wat betreft het verslag van de gesprekken stelt de voorzitter voorop dat niet van verweerster kan worden verwacht dat zij de gesprekken letterlijk weergeeft. Verweerster heeft aangevoerd dat zij uitgebreide aantekeningen heeft gemaakt van de gesprekken en dat zij deze snel heeft uitgewerkt. Het klachtdossier geeft de voorzitter geen grond om aan te nemen dat verweerster daarbij onzorgvuldig te werk is gegaan. Dat bepaalde delen van de gevoerde gesprekken niet letterlijk zijn overgenomen en door de geïnterviewden mogelijk anders waren bedoeld dan zoals ze in het verslag zijn opgetekend, betekent niet dat verweerster op onbehoorlijke wijze te werk is gegaan en jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond. De voorzitter heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat klager volgens de onweersproken verklaring van verweerster ter zitting bij het gerechtshof zijn bezwaren tegen het verslag en het advies naar voren heeft gebracht.

4.6    Klachtonderdelen a en d zijn kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen b) en e)

4.7    Klachtonderdelen b en e zien op het in 1.7 weergegeven bericht dat verweerster aan de dochter heeft gestuurd.

4.8    Verweerster heeft onbetwist aangevoerd dat zij met de dochter had afgesproken dat zij verslag zou doen van de zitting bij het gerechtshof. Zij heeft dit gedaan door middel van het in 1.7 bedoelde briefje. Ze heeft daarin geprobeerd om een complexe kwestie te vatten in een voor een zevenjarige begrijpelijke boodschap. De boodschap is naar het oordeel van de voorzitter duidelijk en zodanig eenvoudig dat het begrijpelijk zou moeten zijn voor een kind van zeven. Voor zover de boodschap bij de dochter verwarring teweeg heeft gebracht, geldt dat het in de eerste plaats aan de volwassenen - ouders en leerkrachten bijvoorbeeld - in de omgeving van het kind is om een toelichting te geven. Een gerechtelijke procedure waarbij het (onder meer) gaat om de hoofdverblijfplaats van een minderjarig kind is ingrijpend en voor een kind van zeven lastig te bevatten. Een schriftelijke boodschap over die procedure aan een kind van zeven kan, hoe zeer ook is geprobeerd om de boodschap begrijpelijk te houden voor het kind, hulp en toelichting van een volwassene vergen. Het lag in dit geval niet in de eerste plaats op de weg van verweerster om eventuele verwarring over de brief van verweerster weg te nemen, nog daargelaten of verweerster op de hoogte is gesteld van de verwarring die haar brief bij de dochter teweegbracht.

4.9    De brief is gestuurd in de periode tussen de intocht van Sinterklaas en 5 december. De voorzitter begrijpt dat verweerster in die periode en Sinterklaasgeschenkje aan haar cliënten heeft gestuurd. Dat zij dat geschenkje ook naar de dochter heeft gezonden is niet zoals dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.10    De opmerking “geniet van je moeder” is naar het oordeel van de voorzitter niet misplaatst of jegens klager en/of de dochter onbehoorlijk. Verweerster was er op grond van de verklaringen van de dochter van overtuigd dat het de wens van de dochter was om bij de vrouw te verblijven. Verweerster wist bovendien dat de dochter in het weekend dat volgde op de datum van verzending van de kaart bij de vrouw zou zijn. De bestreden opmerking moet worden gelezen in het licht van deze omstandigheden.

4.11    Uit het voorgaande volgt dat klachtonderdelen b en e kennelijk ongegrond zijn.

Klachtonderdeel c)

4.12    De voorzitter stelt vast dat klager aan dit klachtonderdeel ten grondslag heeft gelegd dat verweerster feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die hem onwelgevallig zijn.

4.13    De voorzitter overweegt dat de rol van verweerster van bijzonder curator van de dochter inhoudt dat zij de belangen van de dochter behartigt. De belangen van klager, de vrouw en eventuele derden dienen voor verweerster in haar rol als bijzonder curator ondergeschikt te zijn. Het is de voorzitter bovendien niet gebleken dat verweerster feiten of omstandigheden over klager naar voren heeft gebracht die onjuist zijn en bovendien met als enkele doel om klager te schaden. De voorzitter heeft aldus op grond van het over en weer gestelde geen grond om aan te nemen dat verweerster bij de behartiging van de belangen van de dochter de belangen van klager heeft veronachtzaamd op een wijze die een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt. Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen f) en j)

4.14    De voorzitter stelt voorop dat de stelling van klager dat de benoeming van verweerster als bijzonder curator van de dochter na de uitspraak van het gerechtshof is geëindigd onjuist is.

4.15    Verweerster heeft, na de uitspraak van het gerechtshof, haar taken als bijzonder curator van de dochter voortgezet, omdat de hoofdverblijfplaats van de dochter in de echtscheidingsprocedure nog steeds een onderwerp van debat was. Dat de vrouw de rechtbank heeft verzocht om een nadere opdracht aan verweerster te formuleren en dat de rechtbank dit verzoek (voorshands) heeft afgewezen doet aan de benoeming van verweerster als bijzonder curator niets af; verweerster was benoemd en deze benoeming was nog van kracht. Verweerster heeft voor de deugdelijke vervulling van haar rol van bijzonder curator informatie ingewonnen bij de school van de dochter. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster daarbij jegens klager heeft gehandeld zoals dat een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt. Klager heeft dit klachtonderdeel onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdelen f en j zijn kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel g)

4.16    Verweerster heeft aangevoerd dat zij na de uitspraak van het gerechtshof heeft gesproken met de vrouw over de wijze waarop de dochter de uitspraak had ontvangen. Met de vrouw heeft verweerster overleg gehad en geconcludeerd dat “het beter was om het voorlopig te laten rusten”.

4.17    De beoordeling of nazorg door middel van een gesprek noodzakelijk is, is ter beoordeling aan verweerster. De stelling van klager dat de dochter in januari 2019 “een moeilijke tijd” heeft gehad en dat dit mede is veroorzaakt door het ontbreken van nazorg van de zijde van verweerster heeft klager onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel g is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen h) en i)

4.18    De voorzitter is met verweerster van oordeel dat het opvragen van vertrouwelijke informatie behoort bij de rol van bijzonder curator en aldus geoorloofd is. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond.

4.19    De voorzitter begrijpt de klacht van klager verder aldus dat verweerster volgens hem verkeerd heeft ingeschat dat de dochter een doodswens had. Verweerster heeft aangevoerd dat zij het rapport van de psycholoog heeft opgevraagd en dat de inhoud daarvan haar geen aanleiding gaf om haar advies te veranderen.

4.20    Gelet op het over en weer gestelde en in aanmerking genomen dat het tweede advies van verweerster en de daaraan te grondslag liggende stukken, geen onderdeel vormen van het klachtdossier kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerster een verkeerde inschatting heeft gemaakt van de psychische gesteldheid van de dochter en een ondeugdelijk advies heeft gegeven. Klager heeft de klacht in zoverre onvoldoende feitelijk onderbouwd en de klacht is ook in zoverre kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen k) en l)

4.21    Klager is er, zoals hiervoor al vastgesteld, ten onrechte van uitgegaan dat verweerster niet meer benoemd was als bijzonder curator van de dochter. Het is niet aan verweerster te wijten dat klager uitging van een verkeerde veronderstelling. Het is dan ook niet aan verweerster te wijten dat klager geen gehoor heeft gegeven aan de oproep voor het gesprek. Dat verweerster na de eerste vergeefse poging via klager met de vrouw afspraken heeft gemaakt voor een gesprek met de dochter is niet onbegrijpelijk en evenmin onbehoorlijk jegens klager. De stelling dat het gesprek tot veel verwarring heeft geleid bij de dochter heeft klager onvoldoende feitelijk onderbouwd. Dit geldt ook voor zijn stelling dat verweerster het behandelplan van de psycholoog heeft doorkruist. Klachtonderdelen k en l zijn kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel m)

4.22    Het stond verweerster vrij om niet in te stemmen met de wens van klager om geluidsopnames te maken. Dit is niet zoals het een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt. Klachtonderdeel m is in zoverre kennelijk ongegrond. 

4.23    Verweerster had klager verder uitgenodigd om te spreken over de actuele stand van zaken en over het voor de komende zitting te geven advies. Verweerster had niet de indruk dat zij het met klager “eens zou worden over bepaalde onderwerpen”.

4.24    Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerster ook vrij om niet (nader) te reageren op een reeds gegeven advies dat in een gerechtelijk procedure onderdeel van het debat is geweest. Het is immers de rol van verweerster om advies te geven over het welzijn van de dochter op basis van de actuele stand van zaken. Haar weigering om niet in te gaan op het eerder gegeven advies is aldus niet onbehoorlijk jegens klager. Klachtonderdeel m is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel n)

4.25    Verweerster heeft aangevoerd dat haar advies later dan aanvankelijk gepland gereed is gekomen. Dit had ermee te maken dat geen gehoor is gegeven aan de eerste uitnodiging aan klager voor een gesprek met de dochter (zie hiervoor bij de beoordeling van klachtonderdelen k en l). Vervolgens heeft verweerster ook later dan aanvankelijk gepland gesproken met klager en de vrouw. Dit alles heeft ervoor gezorgd dat verweerster het advies later dan gepland bij de rechtbank heeft ingediend. Verweerster heeft erop gewezen dat de advocaat van klager hiertegen geen bezwaar heeft geuit op de zitting.

4.26    De voorzitter stelt vast dat de omstandigheid dat verweerster het advies kort voor de zitting heeft ingediend (onder meer) te wijten is aan omstandigheden waarvoor verweerster niet verantwoordelijk is. Daar komt bij dat de stelling van klager dat hij onvoldoende heeft kunnen reageren op het advies onvoldoende feitelijk is onderbouwd. Gelet op dat alles verklaart de voorzitter klachtonderdeel n kennelijk ongegrond.

Slotsom

4.27    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 13 november 2019.