Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-12-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:295

Zaaknummer

20-858/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van  28 december 2020

in de zaak 20-858/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 12 november 2020 met kenmerk 2020-1192997/EJH/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager aan de raad van 4 december 2020.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager en zijn inmiddels ex-echtgenote (hierna: de vrouw) zijn verwikkeld in een echtscheiding. Verweerster staat de vrouw daarin bij als advocaat. Klager werd bijstaan door mr. P.

1.2    Op 5 februari 2019 heeft verweerster namens de vrouw een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend.

1.3    Bij beschikking van 13 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter onder meer een omgangsregeling vastgesteld. In een kortgedingvonnis van 22 november 2019 zijn onder meer afspraken over de omgangsregeling vastgelegd.

1.4    Ten behoeve van een zittingsdatum voor de bodemprocedure bij de rechtbank, heeft verweerster bij e-mail van 19 februari 2020 haar verhinderdata aan mr. P doorgegeven, met de volgende opmerking:

”Wel merk ik hierbij op dat de zitting beter kan plaatsvinden na de geplande evaluatie van het thans lopende traject bij het Omgangshuis d.d. 10 juni aanstaande. Het lijkt me goed tegen die tijd - na verzoek van de Rechtbank hiertoe – opnieuw verhinderdata door te geven voor een door de Rechtbank alsdan te bepalen periode. Met andere woorden: u kunt met onze instemming aan de Rechtbank verzoeken de zaak tot na de genoemde evaluatiedatum van het Omgangshuis aan te houden.”

1.5    Op 28 mei 2020 heeft de mondelinge behandeling op de rechtbank plaatsgevonden. In het proces-verbaal staat onder meer dat klager en de vrouw ten aanzien van de voormalige echtelijke woning overeengekomen zijn “dat beide partijen bij de taxatie aanwezig zullen zijn; (…)”.

1.6    In het kader van de taxatie van de woning heeft verweerster bij e-mail van 17 juni 2020 aan mr. P het volgende geschreven:

“Op woensdag 24 juni aanstaande om 9.45 uur zal de woning van partijen worden getaxeerd door een NWWI/NVM gecertificeerde makelaar/taxateur. De taxatie zal maximaal een half uur in beslag nemen; na 5 werkdagen volgt het taxatierapport (taxatie t.b.v. overname). De kosten bedragen € 550,00.

Gelet op het drukke werkschema van de makelaar/taxateur heeft cliënte genoemde dag en tijd maar direct gereserveerd.

Cliënte wenst voor het bijwonen van de taxatie de navolgende ‘huisregels’ met uw cliënt af te spreken:

•    De taxateur dient snel en kundig te kunnen taxeren. Hij/zij taxeert voor de overname en is daar ook van op de hoogte. Eigenaren bieden alleen zakelijk info over de mankementen en pluspunten van het huis. Overige zaken, zoals de echtscheiding of wie het huis zal overnemen of verder komen niet aan bod.

•    Behalve door de taxateur worden er geen foto’s gemaakt. Er worden verder, behalve dan door cliënte, geen deuren/laden of kasten opengetrokken.

•    [B] is aanwezig bij de taxatie om de rust te bewaren. Zij is ook op de hoogte van de huisregels en zal daar waar nodig in bijsturen.

•    Om te voldoen aan de 1,5 meter maatregel zal alleen cliënte de taxateur naar boven begeleiden. Dit omdat die ruimte te klein is om daar meer mensen tegelijk te laten verblijven.”

1.7    Op 1 juli 2020 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen klager en de vrouw uitgesproken en verder onder meer bepaald dat de vrouw het recht heeft om in de echtelijke woning te blijven wonen en dat de minderjarige [S] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw. De rechtbank heeft de beslissing over de omgangsregeling/zorgregeling ten aanzien van [S] en [L] tot 2 september 2020 aangehouden. Onder het kopje “Feiten” staat in de beschikking onder meer het volgende:

“Bij beschikking in het kader van voorlopige voorziening van 13 maart 2019 is bepaald dat:

-    “De hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw is;

-    [L] en [S] – in het kader van verdeling van zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling)-  bij de man verblijven iedere zaterdag van 13.00 uur tot 17.00 uur (…)  en de man de kinderen om 17.00 uur bij de vrouw terugbrengt;

-    de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning; (…)

Bij vonnis van kort geding van 22 november 2019 is vastgesteld dat partijen zijn overeengekomen dat zij zich zullen aanmelden bij het Omgangshuis in Zaandam en dat de omgang tussen de man en de kinderen voorlopig zal plaatsvinden onder begeleiding van het Omgangshuis, totdat partijen met behulp van het Omgangshuis een andere regeling zijn overeengekomen of wordt teruggegrepen op de regeling vastgesteld bij beschikking van 13 maart 2019. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat zij direct noch indirect contact met elkaar zullen opnemen. Voorts is bepaald dat de in de beschikking van 13 maart 2019 zorg- en contactregeling tussen de man en de kinderen wordt opgeschort totdat partijen, al dan niet met behulp van het Omgangshuis, tot een nieuwe zorg- en contactregeling zijn gekomen.”

1.8       Bij e-mail van 23 oktober 2020 heeft verweerster het kinderdagverblijf van [S] het volgende geschreven:

“Als advocaat van [de vrouw] schrijf ik u aan naar aanleiding van uw onderstaande e-mail.

Bij rechterlijke beslissing is [S] aan cliënte toevertrouwd. Tegelijkertijd is een zorg- en contactregeling bepaald tussen [S] en haar vader. Bedoelde rechterlijke beslissing ziet op de verhouding tussen partijen als ouders. Indien een van de ouders zich niet kan vinden in - het al dan niet nakomen van - deze rechterlijke beslissing en ouders onderling niet tot een oplossing komen, zal die ouder zich nogmaals tot de rechter moeten wenden. De ene ouder kan dus niet los van de andere ouder met een derde - dus bijvoorbeeld met u als crècheleiding - een alternatieve contactregeling overeenkomen. Ik vertrouw er dan ook op dat u de vader van [S] laat weten dat het niet aan u is een alternatieve contactregeling te treffen. De vader dient een en ander via zijn advocaat voor te leggen aan de rechter.”

1.9    Bij e-mail van 24 oktober 2019 heeft verweerster aan de advocaat van het kinderdagverblijf mr. S het volgende geschreven:

“Het is de taak van uw cliënten een neutrale, rustige crècheplaats te bieden aan [S]. Leidraad hierbij is het gegeven dat [S] door de rechter aan de moeder is toevertrouwd. Eventuele kwesties omtrent de zorg- en contactregeling dienen uitsluitend tussen partijen – met zo nodig de hulp van hun wederzijdse advocaten en procedures – te worden opgelost. Uw cliënten dienen zich hier absoluut niet mee in te laten; zij zijn immers geen partij in deze kwestie. Daarenboven zijn uw cliënten onvoldoende op de hoogte van de relevante feiten en omstandigheden. Inmenging van uw cliënten zet de zaken tussen partijen alleen maar meer op scherp. Het staat uw cliënten dan ook niet vrij op het kinderdagverblijf contact tussen [S] en haar vader te faciliteren.”

2        KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster beantwoordt structureel niet of nauwelijks vragen van klagers advocaat.

b)    Verweerster rekt procedures zo lang mogelijk door uitzinnig veel verhinderdata op

te geven.

c)    Verweerster heeft de kinderopvang verboden dat klager zijn kind zou zien, terwijl hij de beschikking had over een in voorlopige voorziening bepaalde omgangsregeling.

d)    Verweerster heeft valse informatie verschaft aan de rechtbank op basis waarvan

vervolgens beslissingen zijn genomen/worden genomen.

e)    Verweerster is eerder berispt door de rechter in de eerste procedure in maart 2019.

f)    Verweerster komt afspraken gemaakt ter zitting van de rechtbank omtrent communicatie via advocaten niet na.

g)    Verweerster procedeert zo veel mogelijk omdat dit haar meer geld oplevert.

h)    Verweerster houdt moedwillig informatie achter waar klagers advocaat om heeft gevraagd.

i)    Verweerster komt de op 28 mei 2020 gemaakte afspraken over de taxatie van de woning niet na.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. In familierechtelijke kwesties zal een advocaat er bovendien voor moeten waken dat – zeker als er belangen van minderjarige kinderen in het spel zijn – de verhoudingen tussen partijen escaleren.

Klachtonderdelen a) en f)

4.2    Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

4.3    Klager stelt dat verweerster structureel niet of nauwelijks vragen van de advocaat van klager beantwoordt en zich niet houdt aan de afspraak dat via advocaten zou worden gecommuniceerd. Zij heeft geweigerd verzoeningsbrieven van klager door te sturen aan de vrouw.

4.4    Verweerster heeft toegelicht dat zij vanwege de afspraak dat partijen geen contact meer met elkaar zouden opnemen, niet  heeft  voldaan aan het verzoek van klagers advocaat een aantal brieven van klager aan haar cliënte door te sturen, en dat zij alle overige correspondentie wel heeft doorgeleid.

4.5    Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster door het niet doorsturen van brieven van klager aan haar cliënte niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klager en de vrouw waren blijkens het vonnis in kort geding van 22 november 2019 (zie 1.7) immers overeengekomen dat zij direct noch indirect contact met elkaar zouden opnemen. Verweerster heeft dan ook conform deze afspraak gehandeld door de door klager genoemde brieven niet door te sturen naar de vrouw. In het klachtdossier zijn overigens geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat verweerster, zoals klager betoogt, structureel niet heeft gereageerd op correspondentie van klagers advocaat. Klachtonderdelen a) en f) zijn kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.6    Klager heeft toegelicht dat de mondelinge behandeling in de bodemprocedure door toedoen van verweerster pas op 28 mei 2020 heeft plaatsgevonden en dat het duidelijk is dat er geen wil is om er uit te komen.

4.7    Verweerster betwist dat zij de procedure zo lang mogelijk zou hebben gerekt en voert aan dat het gebruikelijk is om verhinderdata op te geven. Zij heeft tegelijk met het opgeven van de verhinderdata kenbaar gemaakt dat het wat haar betreft beter zou zijn als een zitting na 10 juni 2020 zou plaatsvinden, na de evaluatie van het traject bij het Omgangshuis. 

4.8    Tegenover het gemotiveerde verweer van verweerster heeft klager onvoldoende onderbouwd dat verweerster de procedure heeft getraineerd dan wel gefrustreerd. Ook overigens is in het klachtdossier hiervoor geen aanknopingspunt gevonden. Klachtonderdeel b) is daarom ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.9    Klager stelt dat hij het kinderdagverblijf heeft gevraagd zijn kind te mogen zien, omdat de vrouw zich niet aan de afspraken hield. Het kinderdagverblijf was bereid daaraan mee te werken maar werd teruggefloten door verweerster.

4.10    Verweerster voert aan dat zij het kinderdagverblijf slechts heeft geschreven dat het niet aan het kinderdagverblijf is een alternatieve contactregeling te treffen en dat klager het geschil via zijn advocaat aan de rechter kan voorleggen.

4.11    De voorzitter overweegt als volgt. Uit de correspondentie tussen verweerster en (de advocaat van) het kinderdagverblijf (hierboven in 1.8 tot en met 1.10) volgt dat verweerster binnen de grenzen is gebleven van de vrijheid die haar als advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënte toekomt. Zij heeft immers, door in contact te treden met het kinderdagverblijf, het belang van haar cliënte gediend. Niet is gebleken dat verweerster daarbij de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad. Klachtonderdeel c) is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.12    Klager stelt dat verweerster valse informatie heeft verstrekt door op de zitting bij de rechtbank aan te geven dat men binnen veertien dagen bij het Omgangshuis terecht kon, terwijl de omgang voor de eerste keer pas op 28 februari 2020 heeft plaatsgevonden.

 

4.13    Verweerster betwist dat zij valse informatie aan de rechtbank heeft verstrekt. Zij heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat het Omgangshuis had aangegeven dat een rechterlijke beslissing nodig is om ervoor te zorgen dat een aanvraag binnen veertien dagen in behandeling kan worden genomen. Klager gaat ten onrechte ervan uit dat de begeleide omgang ook binnen veertien dagen na aanmelding zou worden gerealiseerd. 

4.14    De raad overweegt dat klager, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster,  zijn klacht onvoldoende heeft onderbouwd. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e)

4.15    Klager stelt dat verweerster tijdens de zitting op 28 maart 2019 door de rechter op de vingers is getikt, toen zij nog een verzoek indiende om te bepalen dat klager zelf door de Raad voor de Kinderbescherming moest worden onderzocht. Zij had het verzoek per post aan klagers advocaat verzonden, terwijl alles via de e-mail verliep. Klagers advocaat had het niet op tijd ontvangen en zich dus niet kunnen voorbereiden. De rechter heeft verweerster hierop aangesproken.

4.16    Verweerster heeft weersproken dat zij door een rechter is berispt.

4.17    Tegenover de betwisting van verweerster heeft klager zijn stelling niet met stukken onderbouwd. De voorzitter kan dan ook niet vaststellen dat verweerster door de rechter is berispt, daargelaten de vraag of dit een tuchtrechtelijk verwijt zou opleveren. Klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond. 

Klachtonderdeel g)

4.18    Klager stelt dat verweerster zoveel mogelijk procedeert, omdat dit haar meer geld oplevert dan een onderlinge regeling. Verweerster heeft toegelicht dat zij gelet op de spanningen tussen klager en de vrouw geen mogelijkheid zag om buiten de zitting tot verdeling van de (in)boedel te komen. Dit is niet kostendekkend voor verweerster en geeft veel spanningen voor beide partijen.

4.19    De voorzitter is van oordeel dat klager, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerster, die in de gegeven situatie geen mogelijkheid zag om in onderling overleg tot verdeling te komen, onvoldoende heeft onderbouwd dat verweerster om financiële redenen zoveel mogelijk heeft geprocedeerd. Klachtonderdeel g) is eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel h)

4.20    Klager stelt dat verweerster (moedwillig) informatie heeft achtergehouden. Zijn advocaat heeft de gegevens pas rond 24 mei 2020, net voor de zitting van 28 mei 2020, ontvangen en de uitsluitingsclausule pas na de zitting.

4.21    Verweerster betwist (moedwillig) informatie achter te hebben gehouden. Als een advocaat aan de andere partij om gegevens verzoekt, is het aan die andere partij om te bepalen of, en zo ja wanneer en op welke wijze hierop wordt gereageerd. Het stuk met de uitsluitingsclausule heeft verweerster ter zitting aan klagers advocaat overhandigd. De inkomensgegevens van haar cliënte heeft zij binnen een door de rechtbank gestelde termijn aan de rechtbank en klagers advocaat verzonden, aldus verweerster.

4.22    Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerster, ook dit klachtonderdeel onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdeel h) is eveneens kennelijk ongegrond. 

Klachtonderdeel i)

4.23    Klager verwijt verweerster dat zij de gemaakte afspraken op 28 mei 2020 over de taxatie van de woning niet is nagekomen, omdat een vriendin van de vrouw daarbij ook aanwezig was. Zij stelt aanvullende eisen, en dat is tegen de regels door de rechter opgelegd, en in strijd met de geldende coronamaatregelen.

4.24    Verweerster betwist dat zij afspraken niet is nagekomen en voert aan dat haar cliënte bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de woning en dat dus ook uitsluitend zij gerechtigd is om huisregels op te stellen. De rechter heeft te kennen gegeven dat beide partijen aanwezig dienen te zijn bij de taxatie en niet ‘uitsluitend’ beide partijen. 

4.25    De voorzitter overweegt het volgende. Klager en de vrouw zijn blijkens het in 1.5 genoemde proces-verbaal overeengekomen dat zij allebei bij de taxatie aanwezig zullen zijn. Anders dan klager stelt, volgt uit deze afspraak niet dat een derde, in dit geval een vriendin van de vrouw, daarbij niet aanwezig mag zijn. Door deze vriendin toe te laten bij de taxatie heeft verweerster dan ook niet in strijd gehandeld met de tussen klager en de vrouw geldende afspraak. Verweerster heeft bij e-mail van 17 juni 2020 aan klagers advocaat de wens uitgesproken om (de hierboven in 1.6 weergegeven) huisregels af te spreken, waarbij uitgangspunt is dat de vrouw op dat moment bij uitsluiting gerechtigd was tot het gebruik van de echtelijke woning. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster aldus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel i) is ook kennelijk ongegrond.

4.26    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. G. Panday als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 december 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 28 december 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.