Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:188

Zaaknummer

20-030/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 november 2020 in de zaak 20-030/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 11 maart 2020 op de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 18 april 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 16 januari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K099 2020 ar/ak van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 11 maart 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 11 maart 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 10 april 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 10 april 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 5 oktober 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 21 september 2020. De e-mail met bijlagen van klager van 28 september 2020 is buiten de termijn ingediend en dus niet in de beoordeling betrokken.

1.7    Na de zitting heeft klager nog een email gedateerd op 6 oktober 2020 gestuurd, strekkende ter rectificatie van een fout geslopen in zijn pleitnotities. Deze e-mail, alsmede de reactie van verweerder daarop van 16 oktober 2020, zijn aan de stukken toegevoegd.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zoals de voorzitter terecht heeft overwogen, is de vervaltermijn begonnen op het moment dat klager kennis kon nemen van de volgens hem onjuiste uitlatingen van verweerder en niet op het moment dat verweerder (al dan niet wederom) heeft ontkend dat bedoelde uitlatingen onjuist waren (de e-mail van 19 januari 2017). De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. P.S. Kamminga en A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 november 2020.