Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:286

Zaaknummer

20-842/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Gelet op de insteek van de gevoerde procedure is het begrijpelijk en zeker niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder de namen van zijn cliënten niet met klager wil delen. Integendeel, verweerder is als advocaat immers gebonden aan een verplichting tot geheimhouding en het onthullen van de namen van zijn cliënten zou daarmee in strijd kunnen komen. Voorts geldt dat, los van de vraag of dit zou kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, niet kan worden vastgesteld dat verweerder niet streeft naar een minnelijke oplossing. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 14 december 2020

in de zaak 20-842/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 4 november 2020 met kenmerk 1001283/EJH/SH, door de raad ontvangen op 4 november 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    In 1993 had klager een geschil met mevrouw N. Mevrouw N is lid van de Partij van de Arbeid (hierna: PvdA). Eind 2017 heeft klager zich bij het PvdA partijbureau gemeld. Sindsdien worden mevrouw N en andere leden van PvdA stelselmatig benaderd door klager. Verweerder staat het PvdA partijbureau bij als advocaat.

1.2    In juli 2018 is verweerder namens zijn cliënte een kort geding procedure gestart tegen klager. Klager is niet verschenen. Bij vonnis in kort geding is aan klager een contactverbod in combinatie met dwangsommen opgelegd.

1.3    Op 1 september 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder onthult de namen van zijn cliënten niet en streeft niet naar een minnelijke oplossing;

b)    Verweerder heeft een valse voorstelling van zaken gegeven;

c)    Verweerder heeft in strijd met de waarheid uitlatingen gedaan.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1    Klager verwijt verweerder dat hij de namen van zijn cliënten niet onthult en niet streeft naar een minnelijke oplossing.

4.2    Verweerder voert aan dat klager talloze e-mails stuurt aan leden van de PvdA. De dagvaarding bevat een beperkt aantal namen. Er zijn veel meer mensen die last hebben van de e-mails van klager. Die namen noemt verweerder niet. Van zijn kant heeft verweerder alles op alles gezet om tot een minnelijke oplossing te komen. Verweerder heeft daartoe onder meer aangeboden om naar Rotterdam te komen voor een bespreking. Verweerder staat nog steeds open voor een gesprek.

4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Gelet op de insteek van de gevoerde procedure is het begrijpelijk en zeker niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder de namen van zijn cliënten niet met klager wil delen. Integendeel, verweerder is als advocaat immers gebonden aan een verplichting tot geheimhouding en het onthullen van de namen van zijn cliënten zou daarmee in strijd kunnen komen. Voorts geldt dat, los van de vraag of dit zou kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, niet kan worden vastgesteld dat verweerder niet streeft naar een minnelijke oplossing. Klager heeft dit onderdeel van zijn klacht tegenover het verweer van verweerder onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen b) en c)

4.4    De klachtonderdelen b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager verwijt verweerder dat hij een valse voorstelling van zaken heeft gegeven. Voorts verwijt klager verweerder dat hij in strijd met de waarheid uitlatingen heeft gedaan.

4.5    Verweerder betwist een en ander. Er is geen sprake geweest van misleiding. Er is ook geen informatie verstrekt waarvan verweerder had moeten weten dat die onjuist is. Het is onduidelijk waar klager op doelt, aldus verweerder.

4.6    Tegenover het verweer van verweerder heeft klager deze klachtonderdelen onvoldoende onderbouwd. De klachtonderdelen b) en c) zijn kennelijk ongegrond.

4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 december 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 14 december 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.