Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:249

Zaaknummer

200183

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. De deken heeft klager meerdere keren gevraagd stukken te verstrekken waaruit blijkt dat er sprake is van een procedure waarvoor vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Dit heeft klager nagelaten. Uit navraag van de deken bij de rechtbank is gebleken dat voor de zitting waar klager bijstand voor heeft gevraagd vertegenwoordiging door een advocaat niet is voorgeschreven. Evenmin kon bijstand uitsluitend door een advocaat geschieden. Het beklag wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

BESLISSING

Van 14 december 2020               

in de zaak 200183

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

de deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Bij e-mailbericht van 27 juli 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 12 augustus 2020. Bij e-mailbericht van 14 augustus 2020 heeft mr. A.H. Bollemeijer, advocaat/stafjurist bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, namens de deken het beklag van klager van 13 augustus 2020 tegen de beslissing van de deken aan de griffie van het hof toegezonden.

 

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het beklag is bij e-mailbericht van 14 augustus 2020 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennis genomen van het e-mailbericht van klager van 17 augustus 2020, het verweer van de deken van 10 september 2020 en de e-mailberichten van klager van 11 september 2020 en 13 oktober 2020.

2.3    Per e-mailbericht van 2 november 2020 is aan de deken en aan klager per brief de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum bericht.

 

3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

3.1    Op 27 juli 2020 heeft klager per e-mailbericht de deken verzocht hem een advocaat aan te wijzen op grond van artikel 13 Advocatenwet voor het voeren van een procedure tegen de gemeente Den Haag vanwege een vordering om smartengeld en verweer tegen een terugvordering van een onverschuldigd betaalde uitkering. Klager schrijft dat hij zeker tien advocaten heeft aangeschreven met het verzoek hem bij te staan, maar dat geen van deze advocaten het verzoek heeft aangenomen. Bij e-mailberichten van 28 juli 2020 heeft klager de door hem ontvangen afwijzingen aan de deken toegezonden.

3.2    Bij e-mailbericht van 30 juli 2020 heeft de deken klager verzocht om duidelijk aan te geven om wat voor procedure het gaat. Klager heeft in zijn reactie van diezelfde datum aangegeven dat hij geen stukken kan toesturen maar dat hij voor een onrechtmatige overheidsdaad een advocaat wenst voor een zitting bij de rechtbank Den Haag in de tweede week van  augustus 2020. Op 31 juli 2020 heeft de deken klager verzocht om een kopie van de oproep van de rechtbank voor de zitting. Bij e-mailbericht van 5 augustus 2020 heeft klager de deken bericht dat de rechtbank uitdrukkelijk heeft vermeld dat hij zich moet laten vertegenwoordigen door een advocaat en hij heeft de deken verzocht aan hem zo spoedig mogelijk een advocaat toe te wijzen. Bij e-mailbericht van 6 augustus 2020 heeft de deken klager nogmaals verzocht een kopie van de oproep van de rechtbank toe te zenden om te kunnen beoordelen of artikel 13 Advocatenwet op zijn verzoek van toepassing is. Klager heeft in zijn e-mailbericht van 7 augustus 2020 aan de deken geschreven dat hij de deken al meerdere keren heeft bericht dat hij geen documenten en brieven kan scannen en ook niet per post kan toesturen om precaire redenen. Klager biedt aan de stukken langs te komen brengen.

3.3    In een e-mailbericht van 7 augustus 2020 van mr. A. Kersseboom, stafjurist bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, aan mr. A.H. Bollemeijer, advocaat/stafjurist bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag heeft mr. Kersseboom geschreven:

“Naar aanleiding van het gesprek dat ik met [klager] had tref je hieronder zijn mail aan. Ik heb naar aanleiding daarvan even met de rechtbank gebeld en het nummer van de zaak doorgegeven en daar kreeg ik het volgende te horen.

Tijdens de zitting die op 18 augustus 2020 gepland staat wordt het verzet van [klager] tegen de niet-ontvankelijk verklaring (volgens mevrouw vanwege het niet tijdig betalen van griffierecht) behandeld. Volgens de rechtbank is daarbij de aanwezigheid van een advocaat niet verplicht. Het zou overigens gaan om een procedure tegen het UWV en niet tegen de gemeente Den Haag.”

3.4    Bij e-mailbericht van 12 augustus 2020 heeft klager de deken nogmaals verzocht om toewijzing van een advocaat voor de zitting van 18 augustus 2020 bij de rechtbank.

 

4    BEOORDELING

De beslissing waartegen beklag

4.1    De deken heeft op 12 augustus 2020 een afwijzende beslissing afgegeven. De deken is van oordeel dat niet is gebleken dat het verzoek tot aanwijzing van een advocaat voor de zitting van 18 augustus 2020 betrekking heeft op een zaak of procedure waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, waardoor de deken niet heeft kunnen vaststellen dat er een wettelijke grondslag aanwezig is voor het aanwijzen van een advocaat.

De gronden van het beklag

4.2    Het beklag van klager houdt kort gezegd in dat de deken ten onrechte zijn verzoek tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen. Klager heeft tien advocaten verzocht hem bij te staan. Van vijf advocaten heeft hij een reactie ontvangen die allemaal het verzoek hebben afgewezen. Klager stelt dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan en het aan de deken is om dan vervolgens aan hem een advocaat toe te wijzen. Klager stelt verder dat het voor hem niet mogelijk is de door de deken opgevraagde stukken aan de deken toe te zenden vanwege de vertrouwelijkheid ervan en het is voor hem niet mogelijk de stukken in te scannen. Hij heeft de deken gevraagd het vestigingsadres aan hem door te geven om de stukken langs te kunnen brengen, maar daar is de deken vaag over gebleven. Tot slot stelt klager dat de deken en zijn bureau slecht bereikbaar zijn en ernstig tekort zijn geschoten in het vervullen van hun taken.

4.3    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

4.4    Uit de stukken leidt het hof het volgende af. De deken heeft klager meerdere keren gevraagd stukken te verstrekken waaruit blijkt dat er sprake is van een procedure waarvoor vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Dit heeft klager nagelaten. Klager had de mogelijkheid om stukken per e-mail aan de deken toe te zenden of per post. De gevolgen van het feit dat klager van deze mogelijkheden geen gebruik wenste te maken, komen voor zijn rekening en risico. De deken is niet verplicht om stukken persoonlijk in ontvangst te nemen. Naar aanleiding van de mededeling van klager dat hij een advocaat nodig had voor een zitting in de tweede week van augustus 2020 bij de rechtbank Den Haag heeft mr. Kersseboom namens de deken navraag gedaan. Het bleek te gaan om een zitting op 18 augustus 2020. Voor die zitting bleek de vertegenwoordiging door een advocaat niet voorgeschreven. Evenmin kon bijstand uitsluitend door een advocaat geschieden (zie r.o. 3.3).

4.5    Het voorgaande brengt mee dat de deken gegronde redenen had om het verzoek tot aanwijzing van een advocaat af te wijzen. Het beklag zal het hof dan ook ongegrond verklaren. 

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 12 augustus 2020 ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2020.

griffier        voorzitter            

De beslissing is verzonden op 14 december 2020.