Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-12-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:243

Zaaknummer

200166

Inhoudsindicatie

Verzoek tot aanwijzing van een advocaat ex artikel 13 Advocatenwet afgewezen. Beklag ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING

van 11 december 2020             

in de zaak 200166

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

mr. A.B. van Rijn

deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

de deken

 

1        HET BEKLAG

1.1        Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beschikking van 9 juni 2020. Klager heeft tegen deze beschikking een beklag ingediend bij het hof.

 

2        DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1        Het beklag is op 17 juli 2020 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2        Verder bevat het dossier:

-        het verweerschrift met bijlagen van de waarnemend deken van 6 augustus 2020;

-        een e-mail met bijlagen van klager van 12 augustus 2020, inhoudende zijn correspondentie met de Hoge Raad.

2.3        Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

2.4        Per e-mail van 19 november 2020 heeft de griffie van het hof partijen laten weten dat op 11 december 2020 uitspraak zal worden gedaan. 

 

3        FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1        Klager heeft de deken onder meer bij brieven van 9, 13 en 20 mei 2020 gevraagd een advocaat aan te wijzen om hem bij te staan in verband met zijn wens cassatieberoep in te stellen tegen het arrest in kort geding van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 februari 2020. Bij dit verzoek heeft klager een negatief cassatieadvies gevoegd van een eerder door hem benaderde advocaat d.d. 1 april 2020.

3.2        De deken heeft dit verzoek geweigerd in zijn beschikking van 9 juni 2020. Volgens de deken zijn geen gegronde redenen aanwezig voor het aanwijzen van een cassatieadvocaat, nu klager wel degelijk een advocaat heeft kunnen vinden, maar deze advocaat na bestudering van het dossier niet bereid was cassatieberoep in te stellen en dit gemotiveerd heeft toegelicht in zijn advies.

 

4        BEOORDELING

4.1        Het hof overweegt het volgende.

4.2        Klager heeft hij op 15 april 2020 zelf geprobeerd cassatie in te stellen. De Hoge Raad heeft klager medegedeeld dat zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Op het moment dat het beklag bij het hof werd gedaan was de cassatietermijn al ruimschoots verstreken. Dit betekent dat klagers doel, een rechtsmiddel instellen tegen het arrest in kort geding van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 februari 2020, niet meer kan worden bereikt zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden. Op die grond dient het beklag van klager te worden afgewezen. De door klager in zijn beklag genoemde inhoudelijke gronden, die door de deken zijn weersproken, behoeven bij gebrek aan enig belang geen nadere bespreking meer.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 9 juni 2020 ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2020.

griffier                                                        voorzitter   

De beslissing is verzonden op 11 december 2020.