Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-12-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:245

Zaaknummer

190206H

Inhoudsindicatie

Kennelijk niet-ontvankelijk herzieningsverzoek. Verzoeker is geen advocaat is ten aanzien van wie een maatregel is opgelegd.

Uitspraak

BESLISSING

van 11 december 2020

in de zaak 190206H

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

verzoeker

 

1        DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT

1.1        Bij beslissing van 24 juni 2019, gewezen onder nummer 19-027/DH/DH, heeft de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) de klacht van verzoeker tegen [verweerder], advocaat te [plaatsnaam] (verder: verweerder) gegrond geoordeeld voor wat betreft klachtonderdeel a), klachtonderdeel b) ongegrond verklaard en geen maatregel opgelegd.

1.2        Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2019:137.

1.3        Verzoeker en deken hebben tegen de beslissing van de raad hoger beroep ingesteld bij het Hof van Discipline (verder: het hof). Dit heeft geleid tot de beslissing van 24 augustus 2020, waarin verzoekers klacht voor wat betreft klachtonderdeel a) alsnog ongegrond is geoordeeld. Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2020:153.

 

2        HET VERZOEK TOT HERZIENING

2.1        Het verzoek, waarbij verzoeker het hof om herziening verzoekt van bovengenoemde beslissing van 24 augustus 2020, is op 26 augustus 2020 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2        Per e-mail van 19 november 2020 heeft de griffie van het hof verzoeker laten weten dat op 11 december 2020 uitspraak zal worden gedaan.

2.3        Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier met inachtneming van artikel 4 van het Herzieningsprotocol.

 

3        BEOORDELING

3.1        Het hof stelt voorop dat tegen een beslissing van het hof in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel is opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter.

3.2        Bij uitzondering kan hierover anders worden geoordeeld, doch uitsluitend indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden (verg. ook HvD 24 augustus 2015, 7417, ECLI:NL:TAHVD:2015:271). Op grond van artikel 1.3 van het Herzieningsprotocol is deze mogelijkheid echter alleen geopend voor advocaten ten aanzien van wie een maatregel is opgelegd.

3.3         Omdat verzoeker geen advocaat is ten aanzien van wie een maatregel is opgelegd, zal hij in zijn herzieningsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.4        Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek aangegeven dat hij het hof zal wraken indien de door hem verzochte herziening wordt afgewezen. Daar gaat het hof niet op in. In dat verband wijst het hof op artikel 2.5 Wrakingsprotocol, waaruit volgt dat een wrakingsverzoek niet meer kan worden gedaan nadat het hof uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak of tijdens het doen van die uitspraak.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn herzieningsverzoek.

 

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2020.

griffier        voorzitter

De beslissing is verzonden op 11 december 2020.