Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-10-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:230

Zaaknummer

20-524/A/A

Inhoudsindicatie

Gegronde klacht over advocaat wederpartij. Het valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij de gelden die hij op zijn derdengeldenrekening had ontvangen pas na ongeveer zes weken heeft overgemaakt naar de rechthebbende, klager. Waarschuwing en kostenveroordeling.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 19 oktober 2020

in de zaak 20-524/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 31 oktober 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 9 juli 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2018-1029364/EJH/SH van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 21 september 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenote van klager (hierna: de vrouw).

2.3    Bij beschikking van 1 augustus 2018 heeft de rechtbank onder meer bepaald dat klager aan de vrouw een voorlopige bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud dient te voldoen van € 813,- per maand.

2.4    Op 13 juli 2019 heeft verweerder de deurwaarder opdracht gegeven de door klager verschuldigde partneralimentatie over de maand juli 2019 bij klager te incasseren. Op 16 september 2019 heeft verweerder van de deurwaarder een bedrag van € 2.334,28 ontvangen.

2.5    Bij beschikking van 17 september 2019 heeft de rechtbank de door klager te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 augustus 2019 op nihil gesteld.

2.6    Bij e-mail van 23 september 2019 heeft de advocaat van klager verweerder geschreven:

“Ik ga er vanuit dat ook u kennis heeft genomen van de beschikking wijziging voorlopige voorzieningen d.d. 19 september 2019. De partnerbijdrage is per 1 augustus 2019 op nihil gesteld. Cliënt heeft echter de alimentatie reeds betaald voor de maanden augustus 2019 en september 2019, zodat uw cliënte deze bedragen per omgaande doch uiterlijk binnen een week aan cliënt dient terug te betalen.”

2.7    Bij e-mail van 3 oktober 2019 heeft de advocaat van klager verweerder geschreven:

“Uw cliënte heeft de door cliënte twee maanden teveel betaalde partnerbijdrage tot op heden niet terug betaald. Indien zij dit niet uiterlijk vrijdag aanstaande doet zal cliënt een deurwaarder inschakelen om de achterstand te laten innen en de kosten van inning zijn dan voor uw cliënte. Cliënt hoopt dat het zover niet hoeft te komen.”

2.8    De advocaat van klager heeft verweerder bij e-mail van 21 oktober 2019 geschreven:

“Heeft u van uw cliënte al het teveel ontvangen bedrag aan partneralimentatie ontvangen of maakt uw cliënte het bedrag direct over aan cliënt? Cliënt heeft het bedrag dringend nodig en wil het per omgaande ontvangen.”

2.9    Bij e-mail van dezelfde dag heeft verweerder de advocaat van klager onder meer geschreven:

“Het van uw cliënt ontvangen bedrag staat op mijn derdenrekening. Omdat er onduidelijkheid is over het bedrag heb ik om informatie gevraagd bij de deurwaarder om later gedoe te voorkomen. Zodra die informatie beschikbaar is, maak ik het bedrag over.”

2.10    Bij e-mail van 22 oktober 2019 heeft de advocaat van klager verweerder geschreven:

“Het geld is bestemd voor cliënt en moet per direct aan hem worden overgemaakt dan wel naar mijn kantoor. Er mag niet gewacht worden met het overmaken.

Ik ga er dan ook vanuit dat het vandaag in orde gemaakt wordt en ik zie de bevestiging daarvan graag tegemoet.”

2.11    Op 4 november 2019 heeft verweerder het in 2.4 genoemde bedrag aan klager overgemaakt.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een bedrag langer dan noodzakelijk op de derdengeldenrekening van zijn kantoor heeft laten staan in plaats van het bedrag onverwijld over te maken naar de rechthebbende.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt bij de beoordeling voorop dat uitgangspunt is dat de advocaat derdengelden onverwijld overmaakt naar de rechthebbende. Het parkeren van derdengelden op de derdengeldenrekening zonder noodzaak is niet toegestaan. De raad stelt vast dat verweerder op 16 september 2019 een bedrag van € 2.334,28 van de deurwaarder heeft ontvangen. Hij heeft dat bedrag ongeveer zes weken later, op 4 november 2019, aan klager doorbetaald.

5.2    Verweerder heeft toegelicht dat hij het op 16 september 2019 van de deurwaarder ontvangen bedrag niet kon duiden, omdat hij er vanuit ging dat de partneralimentatie zou worden geïncasseerd met ingang van augustus 2019 en niet met ingang van juli 2019. Verweerder had dan ook een hoger bedrag ontvangen dan hij meende dat juist was. Om te voorkomen dat een onjuist bedrag zou worden overgemaakt aan zijn cliënte (of aan klager), was nadere informatie van de deurwaarder nodig. Het verkrijgen van die informatie heeft langer geduurd dan wenselijk was. Verweerder heeft de informatie uiteindelijk eind oktober 2019 gekregen en het bedrag op 4 november 2019 overgemaakt naar klager.

5.3    De raad overweegt als volgt. De raad begrijpt dat verweerder duidelijkheid wenste over het van de deurwaarder ontvangen bedrag dat hij kennelijk niet kon plaatsen. Het had echter op de weg van verweerder gelegen om of bij de deurwaarder aan te dringen op een antwoord op zijn vragen, of, nadat de rechtbank op 17 september 2019 had bepaald dat de door klager te betalen partneralimentatie met ingang van 1 augustus 2019 op nihil werd gesteld, in ieder geval de geïncasseerde partneralimentatie over augustus en september 2019 naar klager over te maken. Dat heeft verweerder niet gedaan. Hij heeft zes weken gewacht op een antwoord van de deurwaarder en pas daarna het bedrag naar klager overgemaakt. Dat valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. De klacht is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Het valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij de gelden die hij op zijn derdengeldenrekening had ontvangen pas na ongeveer zes weken heeft overgemaakt naar de rechthebbende, klager. De raad acht hiervoor een waarschuwing passend en geboden.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. D. Horeman en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 19 oktober 2020

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Verzending

Deze beslissing is in afschrift gelijktijdig verzonden.