Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-10-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:214

Zaaknummer

20-179/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 5 oktober 2020

in de zaak 20-179/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 20 april 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 1 oktober 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 9 maart 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2018-706701 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 20 april 2020 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 20 april 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 20 mei 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden via een videoconferentie op 7 september 2020. Daarbij was klager aanwezig. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlage(n) van klager aan de raad van 25 mei en 24 augustus 2020.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, kort samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    De voorzitter heeft in haar beslissing niet geoordeeld over klachtonderdeel c).

2.3    Anders dan de voorzitter in 4.2 van haar beslissing heeft overwogen, betwist klager niet dat verweerder bij het gesprek op 25 augustus 2014 aanwezig is geweest als de partner van de vrouw.

2.4    De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat de verwijten die klager verweerder maakt zien op privégedragingen van verweerder. Verweerder is wel degelijk opgetreden als advocaat.

2.5    De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat de door klager aan verweerder gemaakte verwijten geen verband houden met de praktijkuitoefening van verweerder. 

2.6    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op, met uitzondering van hetgeen hierna in 4.2 is overwogen.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    Klager heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat, anders dan in 1.5 van de beslissing van de voorzitter staat, de WOB-verzoeken op 2 mei 2016 zijn ingediend en niet in 2018. Deze omissie kan echter niet leiden tot gegrondverklaring van het verzet.

4.3    De raad is van oordeel dat ook de overige door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Overigens geldt dat de voorzitter alle klachtonderdelen, en dus ook klachtonderdeel c), gezamenlijk heeft beoordeeld en tot de conclusie is gekomen dat de daarin genoemde verwijten niet vallen onder het tuchtrecht.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. S. van Andel en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 5 oktober 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.